zaterdag 15 augustus 2020

Lezingen H. Mis 20e zondag door het jaar A U hebt een groot geloof, Uw verlangen wordt ingewilligd

Eerste lezing
: Jes. 56, 1. 6-7
Zo spreekt God de Heer:
“Onderhoudt het recht en doet wat rechtvaardig is,
want mijn heil is in aantocht,
mijn gerechtigheid zal zich openbaren.
De vreemdelingen, die zich bij de Heer aansluiten
om Hem te dienen,
die zijn Naam met liefde vereren
en zijn dienaren willen zijn,
allen die de sabbat onderhouden en hem niet onteren,
die trouw blijven aan mijn verbond,
hen breng Ik naar mijn heilige berg
en Ik geef hun vreugde in mijn huis van gebed.
Hun brand- en slachtoffers
zullen Mij aangenaam zijn op mijn altaar,
want mijn huis zal worden genoemd:
een huis van gebed voor alle volken.”

Tweede lezing
: Rom. 11, 13-15. 29-32
Broeders en zusters,
ik, Paulus, richt mij nu tot u,
die uit het heidendom gekomen zijt.
Ik ben weliswaar apostel der heidenen,
maar ik schat dit ambt juist hierom zo hoog,
omdat ik hoop
daardoor mijn eigen volk tot naijver te prikkelen
en er althans enigen van te redden.
Want als hun verwerping de wereld verzoening heeft gebracht,
wat kan dan hun aanneming anders betekenen
dan leven uit de doden?
Maar God kent geen berouw over zijn genadegaven
noch over zijn roeping.
Zoals gij eertijds aan God ongehoorzaam zijt geweest,
thans echter, dank zij de ongehoorzaamheid van Israël,
ontferming hebt gevonden,
zo is thans Israël op zijn beurt ongehoorzaam geworden,
opdat het ten gevolge van de u betoonde ontferming,
eveneens erbarming zou vinden.
Zo heeft God allen in ongehoorzaamheid opgesloten
om allen in te sluiten in zijn ontferming.

Evangelie
: Mt. 15,21-28
In die tijd trok Jezus zich terug naar de streek van Tyrus en Sidon.
Op een gegeven ogenblik
trad een Kananeese vrouw uit dat gebied naar voren, luid roepend:
“Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David!
Mijn dochter is van een duivel bezeten
en wordt verschrikkelijk gekweld.”
Maar Jezus gaf haar in het geheel geen antwoord. Toen wendden zijn leerlingen zich tot Hem met het verzoek:
“Stuur die vrouw toch weg,
want ze blijft ons achterna roepen.”
Hij antwoordde:
“Ik ben alleen maar tot de verloren schapen
van het huis van Israël gezonden.”
Maar de vrouw kwam naderbij, wierp zich voor zijn voeten neer en zei:
“Heer, help mij!”
Hij gaf haar ten antwoord:
“Het is niet goed
het brood dat voor de kinderen bestemd is,
aan de honden te geven.”
“Toch wel, Heer, – sprak zij –
want de honden eten immers toch ook de kruimels,
die van de tafel van hun meesters vallen.”
Daarop zei Jezus haar:
“Vrouw, ge hebt een groot geloof!
Uw verlangen wordt ingewilligd.”