Rembrandt Harmensz. van Rijn [1606-1669],
De verloren zoon (1668)
|
Missale Romanum 1970
Omnipotens
sempiterne Deus, quem [docente Spiritu Sancto – toevoeging MR2002]
paterno nomine
invocare præsumimus,
perfice in
cordibus nostris spiritum adoptionis filiorum,
ut promissam hereditatem ingredi
mereamur.
Altaarmissaal
1979
Almachtige, eeuwige God, U mogen wij onze
Vader noemen.
Help ons als uw kinderen te leven
om eens het erfdeel te mogen ontvangen
dat gij hebt beloofd.
Letterlijke vertaling
Almachtige eeuwige God,
die wij durven aanroepen met de naam ‘Vader’ [omdat de heilige Geest ons dit leert],
breng in onze harten de gezindheid tot stand die eigen is aan kinderen die aangenomen zijn, opdat wij het verdienen om het beloofde erfdeel te aanvaarden.
die wij durven aanroepen met de naam ‘Vader’ [omdat de heilige Geest ons dit leert],
breng in onze harten de gezindheid tot stand die eigen is aan kinderen die aangenomen zijn, opdat wij het verdienen om het beloofde erfdeel te aanvaarden
L i t
u r g i s c h e a n t e c e d e n t e n
Het collectegebed van de 19e
zondag per annum - door het jaar - of “Openingsgebed”,
kwam niet voor in de edities van het Missale
Romanum vóór de Novus Ordo van
1970. Het heeft zijn wortels in het Sacramentarium
van Bergamo (9e-eeuws manuscript in de Bibliotheek van S. Alessandro in Colonna in Bergamo)
en is dus een oude tekst.
Het collectegebed van het Missale Romanum 2002 bevat een variant in de tekst ten opzichte
van die van het MR 1970.
In het MR 2002 is de ablativus absolutus “docente Spiritu Sancto” in de
relatieve bijzin beginnend met quem
ingelast.
S t r u c t u u r
1. Omnipotens sempiterne Deus,
2. Quem [docente spiritu
sancto] paterno nomine invocare præsumimus,
3. perfice
in cordibus nostris spiritum adoptionis filiorum,
4. ut promissam hereditatem ingredi
mereamur.
1. De oratie opent met een drievoudige
vocativus waarmee God met twee bij uitstek goddelijke hoedanigheden wordt
aangesproken: almachtig en eeuwig.
2. Quem…præsumimus: relatieve bijzin die een toelichting
geeft op het antecedent Deus
De aanvulling van de ablativus absolutus [docente spiritu sancto in de editie 2002 van het Romeins Missaal benadrukt dat wij niets op eigen kracht kunnen. We hebben de onderrichting (docente; participium praesentis activi< docere) van de Heilige Geest nodig. Door gebruik te maken van een tegenwoordig deelwoord wordt benadrukt dat de Heilige Geest nu, op het moment zelf van deze bede actief werkzaam is. Dat is wat de Heilige Geest is: actief present.
De aanvulling van de ablativus absolutus [docente spiritu sancto in de editie 2002 van het Romeins Missaal benadrukt dat wij niets op eigen kracht kunnen. We hebben de onderrichting (docente; participium praesentis activi< docere) van de Heilige Geest nodig. Door gebruik te maken van een tegenwoordig deelwoord wordt benadrukt dat de Heilige Geest nu, op het moment zelf van deze bede actief werkzaam is. Dat is wat de Heilige Geest is: actief present.
Paterno nomine
staat in de ablativus singularis en drukt uit met welke naam de Heer
wordt aangeroepen om te hulp te komen.
3. hoofdzin in de imperatief en eigenlijke
bede:
Perfice …spiritum adoptionis filiorum breng in onze harten de gezindheid tot
stand die eigen is aan kinderen die aangenomen zijn;
Spiritum
is hier als “gezindheid” vertaald (Wek de gezindheid van Jezus Christus in ons hart – Eucharistische Gebed V)): het besef moet nog
groeien om ten volle te kunnen
begrijpen wat het inhoudt opgenomen te zijn als kinderen van de Vader.
Filiorum: hier eerder vertaald als “van
kinderen” dan “van zonen” volgens de letterlijke
betekenis. Afhankelijk van de context kunnen mannelijke meervoudsvormen ook het vrouwelijke aspect bevatten,
ofschoon het substantief hier in
het mannelijk staat.
4. finale of consecutieve bijzin: zodat/opdat
wij het verdienen om het beloofde erfdeel
te aanvaarden/binnen te gaan. Ut kan zowel ‘opdat’ als ‘zodat’
betekenen. Beide varianten zijn mogelijk.
B e k
n o p t v o c a b u l a r i u m
Paternus,
a, um is een adjectief, een bijvoeglijk naamwoord, “vaderlijk”.
Letterlijk vertaald zou paternum
nomen “vaderlijke naam” zijn. Bij
vertalingen van het Latijn naar het Nederlands moeten soms de adjectieven apart
geplaatst worden en anders worden uitgedrukt, zoals we dat bijvoorbeeld moeten
doen met de Latijnse term voor “zondag”: dies dominica of “Heer-lijke
dag” welke term vertaald wordt met “Dag van de Heer”. Een zelfde combinatie
kwamen we tegen in het collectegebed van de 15e zondag door het
jaar: christiana professio dat men
zou kunnen vertalen als “christelijk geloof”, maar in de context toch de
betekenis heeft van “het belijden van Christus”. Eenzelfde probleem is te
vinden in de Latijnse benaming van het Onze Vader: oratio dominica met de
letterlijke betekenis “het Heer-lijke gebed“ maar vertaald wordt met Gebed des
Heren.
In
het Nederlands is dus paternum nomen
“de naam van de Vader”.
Cf. “Moederlijke zorg” of “de zorg van moeder”: beide vertaalmogelijkheden drukken de essentie van de bijvoeglijke bepaling uit en beide zijn juist. Voor welke variant gekozen wordt hangt af van de smaak van de vertaler.
Cf. “Moederlijke zorg” of “de zorg van moeder”: beide vertaalmogelijkheden drukken de essentie van de bijvoeglijke bepaling uit en beide zijn juist. Voor welke variant gekozen wordt hangt af van de smaak van de vertaler.
Adiectiva (bijvoeglijke
naamwoorden) en adverbia (bijwoorden) hebben meerdere vertaalmogelijkheden. Het
enige doel van een adiectivum is om meer informatie te verschaffen bij een
substantivum, het enige doel van een adverbium is om meer informatie te geven
bij een verbum.
Invoco/
invocare – Onze woordenboeken vermelden de betekenissen
“aanroepen, inroepen, smeken”, speciaal als getuigen of als helper. Er zit dus
een element van aandrang, dringende noodzaak en nederigheid in het woord.
Praesumo geeft ons het
de Nederlandse term en concept van “presumptie”. De grondbetekenis is
“vooraf nemen, eerst nemen of van te voren . Het bijwoord en bijvoeglijk
naamwoord prae – het
voorvoegsel van prae-sumo betekent “voor, in aanwezigheid van,
ten overstaan van, vooruit”.
In meer overdrachtelijke zin kan het betekenen
“anticiperen”, in de zin van “zich vooraf een voorstelling maken” of met een
morele nuance “veronderstellen, vooronderstellen, presumeren, houden voor,
beschouwen als, aannemen als”. Er is zelfs een interessante betekenis “zich
voornemen, vermoeden, zich verstouten, wagen, durven”, tegelijk met
“vertrouwen, vertrouwen op, vol vertrouwen zijn, overtuigd zijn”. In de
letterlijke vertaling is gekozen voor de betekenis “durven”: wij durven God als
“Vader” aanroepen, niet omdat we stoutmoedig of hoogmoedig zouden
zijn, maar omdat de Geest ons daartoe aanzet.
C
o m m e n t a a r
Tijdens de Heilige Mis durven wij als Kerk met vertrouwen aannemen dat door de woorden,
de handelingen en de intenties van de gewijde priester het brood en de wijn
worden geconsacreerd en dat deze wezenlijk veranderen in het Lichaam en het
Bloed van de Tweede Persoon van de Drievuldigheid. We doen dit omdat Jezus ons
gebood dit te doen, maar het is evenzeer een aangrijpende en troostende
handeling. De priester legt de handen op echt heilige zaken, de heiligste zaken
die er kunnen zijn: Christus’ Lichaam, Bloed, Ziel en Godheid. Wat kan er huiveringwekkender
zijn?
Twee verzen van de
grote Sacramentssequentie Lauda Sion van Sint Thomas van Aquino
(+1274) herinneren ons aan wat er op het spel staat is wanneer wij tot het
Heilig Sacrament naderen voor de H.Communie:
Sub
diversis speciebus,
Signis
tantum, et non rebus,
Latent
eximiæ.
Caro
cibus, sanguis potus:
Manet tamen Christus totus
Sub utraque specie.
Onder
tweeërlei gedaanten,
die
slechts tekens zijn, geen wezen,
schuilt
verheven werkelijkheid.
Vlees
is spijs en bloed is drank,
maar
onder iedere gedaante
blijft
de Christus ongedeeld.
Sumunt
boni, sumunt mali:
Sorte
tamen inæquali,
Vitæ
vel interitus.
Mors
est malis, vita bonis:
Vide
paris sumptionis
Quam
sit dispar exitus.
Goeden
eten, bozen eten:
maar
hun lot is zeer verschillend:
leven
of verdoemenis.
Dood
en bozen, goeden ‘t leven:
beiden
nuttigen hetzelfde,
maar
bemerkt met welk verschil.
Het laatste
deel herhaalt: “Mors est malis, vita
bonis: / vide paris sumptionis / quam sit dispar exitus.”
Eeuwige dood
voor de bozen als zij de Communie onwaardig ontvangen. Eeuwig leven voor de
goeden als zij de Communie goed ontvangen.
Zie hoe ongelijk de verschillende bevindingen van dezelfde
handeling van de Heilige Communie kan zijn.
Het is goed om bij
de voorbereiding en tijdens de H.Mis te overdenken: ben ik in de juiste
gesteldheid om de belofte van Christus en de Kerk, namelijk zijn werkelijk Lichaam en Bloed te ontvangen?
Durf ik de H. Communie te ontvangen?
Wanneer was mijn laatste goede biecht?
Onmiddellijk na het Eucharistische Gebed maar vóór het onbevreesd ontvangen
van de Heilige Communie durven we (audemus) bidden met de woorden die dezelfde Zoon ons heeft geleerd.
Bij de opwekking tot Gebed des Heren zegt de priester in het Latijn,
"Aangespoord door een gebod van de Heer en door zijn goddelijk woord
onderricht, durven (audemus) wij zeggen, “Pater noster..
onze Vader...”. Audeo is "wagen,
aandurven", en hiermee een synoniem van praesumo. Jezus leerde ons God te zien als Vader op een volkomen
nieuwe manier. Christus bracht een
revolutie teweeg in ons gebed. In onze kleinheid durven wij nu onze ogen op te
heffen en het wagen te spreken tot God op een nieuwe wijze. We komen tot Hem
als kinderen van een nieuw "kindschap".
Bij de bespreking van het collectegebed van de 3e zondag van Pasen kwam het
begrip adoptio aan de orde dat betekent “iemand als zijn kind aannemen”. We
vinden dit concept bij Sint Paulus: adoptionem
filiorum Dei of “aanneming tot kinderen van God” in de Latijnse Vulgaat van
Hieronymus (cf. Rom 8,23; Gal 4,5; Eph
1,5).
We naderen God niet als bange slaven, maar zijn nu in staat de H. Communie
met eerbiedig vertrouwen te ontvangen mits wij goed zijn voorbereid. God heeft
zijn aandeel daarin.
Hij komt tot
ons niet als een verre, onbekende God, maar als een Vader.
Wat God doet
voor ons, is niet koud of onpersoonlijk. Het is een daad van liefde. Zelfs als God
de Zoon ons zijn geboden geeft, beoogt Hij niet ons schrik aan te jagen of ons
te verlammen. Dit was wel het effect bij sommigen die toen zij Christus’
onderricht hoorden over zijn vlees, Hem verlieten omdat hetgeen zij gehoord
hadden te hard was (cf Jo 6). We
hoeven geen angst te hebben, wel ontzag, eerbied en huiver.
Laten
we, aangespoord en geïnstrueerd door God Zelf die ons onderricht met zijn
goddelijke geboden goed voor ogen houden wie onze Vader is en wie wij, op grond
van wie Hij is.
Wij
zijn kinderen van een liefdevolle Vader. Hij staat op de uitkijk om ons vanuit
zijn vaderlijk Hart naar zich toe te trekken.
Paus Johannes-Paulus II schreef bij de voorbereiding van de Kerk op het
Derde Millennium-Jubileum:
"Als God
op zoek gaat naar de mens, geschapen naar zijn eigen beeld en gelijkenis, doet
Hij dit omdat Hij hem eeuwig bemint in het Woord, en wenst hem in Christus te
verheffen tot de waardigheid van een aangenomen zoon" (Tertio millennio adveniente 6).
Als kinderen
door God aangenomen bezitten wij waardigheid.
De aanneming tot kinderen, door de Heilige Geest
bewerkt, is niet een vage, vrijblijvende geste. Het is de vervulling van een
eeuwige liefde en verlangen. Dit is een primaire en fundamentele dimensie van
alles wat we als Katholieke Christenen zijn. Het is misschien wel om deze reden
dat de Catechismus van de Katholieke Kerk
op dit punt zo duidelijk spreekt over dit punt in de eerste alinea.
We weten echter
door goddelijke Openbaring en het voortdurende onderricht van de Katholieke
Kerk dat we bij het Doopsel méér zijn dan gerechtvaardigd: we zijn geheiligd. Gods
genade is ons gegeven, ingestort in ons wezen zodat we echt zonen en dochters
van de almachtige God worden, radicaal innerlijk veranderd, als ledematen van
Christus’ eigen Mystieke Lichaam. Dus, wij delen ook in Christus’
kindschap/zoonschap. Het is bijna alsof God zijn eigen DNA van heiligheid in
ons heeft uitgestort om ons tot de zijnen te maken op een wijze die veel verder
gaat dan bij een wettelijke adoptie zou kunnen worden verwezenlijkt. Deze transformatie verandert wie we zijn onder onze individualiteit of waardigheid als
persoon weg te nemen. We zijn de zijnen en allen één in Christus, en toch
blijven wij onszelf. We zijn één geworden
in een nieuwe structuur van communio, inderdaad een nieuwe familie.
Door onze
acties die in strijd zijn met deze waardigheid kunnen we deze aardse dimensie
van onze bovennatuurlijke familie, onze Kerk, verstoren.
Wat is het een
mysterie dat God, die over ons de machtige transformerende genaden, die we
allemaal kennen en zeggen lief te hebben,
uitstort, de vrijheid in onze
handen laat om Hem af te wijzen en Zijn gaven te bagatelliseren of om Hem in
alle vrijheid met hart en ziel lief te hebben en zijn H.Wil te volgen. Deze
vrijheid, op zichzelf een gave, kan alleen maar
een geschenk zijn van de Vader aan de geliefde kinderen.