vrijdag 14 augustus 2020

Gedicht "De kruidwisch" - op Maria Hemelvaart gezegend en uitgedeeld, ook in de basiliek


Goudgele reinvaar, donderkruid,
gebloemte dat in ’t wilde spruit
en eenzaam bloeit in barre gronden;
wat schuilt in u voor wonderkracht,
dat gij ter wijding wordt gebracht,
boersch tot een bundel saamgebonden?

Verfrisschend door den kerkebeuk
Spreidt gij uw vreemden, sterken reuk.
In kinderhanden opgeheven,
spreekt over u, o nietig kruid,
het priesterwoord den zegen uit,
daar wierookwolken u omzweven.

Als over ’t dorp het onweer woedt,
de hemel ramp en onheil broedt,
grijpt u ’t gezin met vroom vertrouwen.
Keer dan, o kruidwisch, ’t bliksemvuur
Van huis en hof, van stal en schuur,
wen ge; in dat angstwekkend uur,.
Tot zoenvlam oplaait in de schouwen

A. Sauwen


Verschenen in het verenigingsblad van de Geschied- en Heemkunde Kring “Land van Thorn” de “Kroetwès” heet. In dat blad is in Jaargang 11, nr. 2, april, 2003 een gedicht opgenomen van A. Sauwen, geboren te Stokkem, dat treffend de kroedwesj en het geloof in de werking daarvan in vroeger tijden in Limburgse contreien beschrijft. Dat gedicht, verschenen in 1920 in de bundel “Uren van eenzaamheid” is bij dit artikel opgenomen.