maandag 17 augustus 2020

18 augustus H. Helena

Helena moet rond 255 geboren zijn en was afkomstig uit het plaatsje Drepanon in de provincie Bithynië in Klein-Azië. Daar was zij slechts een eenvoudig dienstertje op een boerenhoeve, annex herberg. Zij viel zo op door haar schoonheid dat keizer Constantius Chlorus haar als bijvrouw koos. Bij hem kreeg zij in 274 Constantijn, de latere keizer van het Romeinse Rijk. Na verloop van tijd verstootte Constantius haar weer ten gunste van zijn wettige vrouw. Zij werd pas weer in genade aangenomen, toen haar zoon de troon had bestegen in het jaar 306. Hij gaf haar de eretitel 'Augusta' (= 'Verhevene').

Vanaf dit moment is het bijzonder moeilijk in haar levensberichten legende en werkelijkheid van elkaar te onderscheiden. Constantijn was de gevreesde keizer Diocletianus opgevolgd, berucht vanwege zijn christenvervolgingen op grote schaal. Volgens de legende had Constantijn aanvankelijk die traditie voortgezet. Maar uiteindelijk had hij zich tot het christendom bekeerd en die godsdienst een bevoorrechte status in zijn Rijk gegeven: dat was de inhoud van het beroemde edict van Milaan uit het jaar 313.

Vanaf dat moment hebben de keizer en zijn moeder een immense invloed gehad op de verspreiding van het christelijk geloof. Volgens de legende pelgrimeerde zij nog op gevorderde leeftijd, in 324, naar het Heilig Land om er herinneringen terug te vinden aan de persoon van Jezus. Zij liet zich de plek aanwijzen waar Jezus was geboren en beval dat er een kerk moest worden gebouwd. Zij zou de relieken van de Drie Wijzen hebben teruggevonden. Zij liet een kerk bouwen op de plek waar het huisje van Nazareth had gestaan en één in de Hof van Olijven, op de plek waar Jezus in doodsangst tot de Vader had gebeden, en ook nog één op de plaats waar Hij ten hemel zou zijn opgestegen. Daarenboven stichtte zij een aantal kloosters in het Heilige Land.

Nog altijd volgens de legende werd door haar toedoen Jezus' kruis in Jeruzalem teruggevonden; ook op die plek liet zij een kerk bouwen. Daarbij kwamen ook de spijkers van Jezus' kruisiging weer tevoorschijn, de lans waarmee hij was doorstoken en het opschrift met de letters 'INRI'. Ook Jezus' tunica, waar de soldaten onder het kruis om hadden gedobbeld, omdat ze geweven was uit één stuk kwam tevoorschijn. Die liet zij tezamen met het gebeente van de apostel Matthias overbrengen naar Trier, de toenmalige keizerlijke residentie. Zij gaf er de aanzet tot de bouw van de domkerk; daar werd de heilige tuniek bewaard en voor pelgrims tentoongesteld. Zo ontstond er de devotie tot de Heilige Rok. Ook in deze stad zou zij een klooster gesticht hebben.

Met haar zoon stichtte zij de kerk van het Heilig Kruis in Rome en de apostelkerk in Constantinopel. Volgens de overlevering zou zij ook aan de basis hebben gestaan van de St-Gereonskerk in Keulen, en van de kerken te Xanten en Bonn, allemaal gebouwd ter ere van de Thebaanse Martelaren († 286; feest 22 september).

In 326 verleende Constantijn zijn moeder de titel van 'Keizerin'. Zij zou gestorven zijn rond 330 te Nicomedië, de keizerlijke residentie in het oosten. Waarschijnlijk in het kader van een lijkrede maakte een priester, Eustathius van Antiochië, melding van haar bescheiden afkomst; hij werd uit zijn ambt ontslagen en gedegradeerd.

Vindplaats: heiligennet.