T e r i n
l e i d i n g
De vertaling van het Nederlandse Altaarmissaal
van het collectegebed ziet goed dat de mooie oratie berust op 1 Kor 2,9: “(…) geen oog heeft gezien en
geen oor heeft gehoord, wat in geen mensengeest is opgekomen, al wat God heeft
bereid voor Hen die Hem liefhebben”, ofschoon in de oratie alleen wordt
gesproken van “wat geen oog heeft gezien”, van de “onzichtbare goederen”, het
onkenbare heil. De gedachtengang van de oratie is duidelijk: Het hangt van de
liefde af of wij deze “onzichtbare “goederen” verwerven. Maar wie zou zichzelf
deze liefde kunnen geven? Daarom vragen wij God de liefde in onze harten te
storten. Ook daarin ligt een toespeling op een woord van Paulus: “Gods liefde
is in ons hart uitgestort door de heilige Geest die ons werd geschonken” (Rom 5,5,). Het Altaarmissaal laat het
begrip “uitgieten” achterwege en kiest voor “wekken”.
Als het gebed om de liefde
door God wordt ingewilligd, dan doet de belofte van 1 Kor 2,9 zich gevoelen. Ook waar geen mens aan dacht, omdat het
alles overstijgt wat wij verlangen, verkrijgen wij dan wanneer wij God in alles
en boven alles liefhebben.
Missale Romanum – 1970
Deus, qui diligentibus te
bona invisibilia præparasti,
infunde cordibus nostris tui amoris affectum;
ut, te in omnibus et super omnia diligentes,
promissiones tuas, quæ omne desiderium superant, consequamur.
infunde cordibus nostris tui amoris affectum;
ut, te in omnibus et super omnia diligentes,
promissiones tuas, quæ omne desiderium superant, consequamur.
Nederlands
Altaarmissaal – 1979
God, voor hen die U liefhebben hebt Gij het geluk
bereid dat geen oog heeft gezien.
Wek in ons een vurige liefde tot U
om U in allen en boven alles te beminnen
en uw beloften vervuld te zien die al onze verlangens te boven gaan.
Letterlijke
vertaling
God, die voor degenen die U beminnen een onkenbaar
heil hebt bereid,
stort in onze harten het vuur van Uw liefde,
opdat wij, die U in alles en boven alles beminnen,
Uw beloften kunnen bevatten, die elk verlangen te boven gaan.
S t r u c t u u
r
1. Deus, - qui diligentibus - te bona invisibilia præparasti,
2. infunde cordibus nostris
tui amoris affectum;
3. ut, te in omnibus et super
omnia diligentes,
4.
promissiones tuas, quæ omne desiderium superant, consequamur.
Ad 1. De oratie
opent met de vocatief Deus, gevolgd door een relatieve bijzin die
een heilsdaad van God uitdrukt.
De woordgroep diligentibus te geeft in slechts twee woorden weer wat wij in een Nederlandse weergave in een bijzin moeten verwerken. Dit is een mooi voorbeeld van het beknopte karakter van het Latijn. Diligentibus is een ppa (participium praesentis activi) in de dativus pluralis en kan vertaald worden met een relatieve bijzin. Er ontstaat hierdoor in de vertaling een bijzin in een bijzin. Omdat diligentibus zelfstandig is gebruikt, d.w.z. zonder een erbij geplaatst congruerend naamwoord, mag in de vertaling een persoonlijk voornaamwoord aangevuld worden. De gebruikte dativus drukt uit dat er iets ten voordele van ‘hen die U beminnen’ bereid is. ‘Te’ is in deze woordgroep het object bij de personen die beminnen.
De woordgroep diligentibus te geeft in slechts twee woorden weer wat wij in een Nederlandse weergave in een bijzin moeten verwerken. Dit is een mooi voorbeeld van het beknopte karakter van het Latijn. Diligentibus is een ppa (participium praesentis activi) in de dativus pluralis en kan vertaald worden met een relatieve bijzin. Er ontstaat hierdoor in de vertaling een bijzin in een bijzin. Omdat diligentibus zelfstandig is gebruikt, d.w.z. zonder een erbij geplaatst congruerend naamwoord, mag in de vertaling een persoonlijk voornaamwoord aangevuld worden. De gebruikte dativus drukt uit dat er iets ten voordele van ‘hen die U beminnen’ bereid is. ‘Te’ is in deze woordgroep het object bij de personen die beminnen.
Præparasti is een verkorte
vorm van præparavisti, een perfectum in de
tweede persoon singularis. Een dergelijke contractie komt in het Latijn vaker
voor en sluit aan bij de bovengenoemde beknoptheid die het Latijn kenmerkt.
Bona invisibilia is object bij praepara(vi)sti.
Hier is het
meervoud gebruikt van het onzijdige substantivum bonum, hetgeen ‘het goede’ betekent. Het meervoud bona, kan
vertaald worden met ‘goederen’, maar in deze context lijken de mogelijke
betekenissen als heil, welzijn of geluk meer geschikt. ‘Invisibilia’ is als
adiectivum (invisibilis) geplaatst bij het substantivum ‘bona’ en staat
daardoor evenals ‘bona’ in de accusativus pluralis van het neutrum. Invisibilis
duidt op iets dat niet waarneembaar, onzichtbaar is. Men herkent in dit
adiectivum het werkwoord videre (=zien) in –vis- . Het prefix –in geeft het
adiectivum de waarde van de ontkenning, de onmogelijkheid van het zien (cf. het
Credo: …visibilium omnium et invisibilium…).
Het heil dat God ons in zijn Almacht bereid heeft is zo groot dat het voor ons
mensen niet te bevatten, niet waarneembaar en niet te kennen is.
Ad 2. …infunde cordibus nostris tui amoris
affectum;
Infunde is imperativus
en leidt de eigenlijke smeekbede in. (In plaats van een gebiedende wijs zou je
de gebruikte werkwoordsvorm in dit geval beter een verzoekende wijs kunnen
noemen.)
Cordibus nostris staat in de ablativus pluralis (locativus) en wordt hier het beste vertaald met de bijwoordelijke bepaling ‘in onze harten’. Het prefix –in van de imperativus ‘in-funde’ versterkt deze vertaling van de ablativus.
Cordibus nostris staat in de ablativus pluralis (locativus) en wordt hier het beste vertaald met de bijwoordelijke bepaling ‘in onze harten’. Het prefix –in van de imperativus ‘in-funde’ versterkt deze vertaling van de ablativus.
Affectum kan hier
vertaald worden met ‘liefde’. Echter, met de aanvulling van de genitivus
‘amoris tui’ zou men in de vertaling tweemaal het woord ‘liefde’ tegenkomen.
Dit heeft niet de voorkeur. Beter is het dan om als vertaling van affectum te
kiezen voor een meer absolute betekenis
zoals gevoel of vuur.
Ad 3 en
4.Finale bijzin in de coniunctivus met wenskarakter, onderbroken door twee
relatieve bijzinnen:
de eerste in
r.3, beginnend met het persoonlijk voornaamwoord te afhankelijk van het participium presentis activi diligentes
en met Deus als antecedent, en de
tweede relatieve bijzin quæ…superant als toelichting bij de accusativus promissiones tuæ.
1.
ut -te in omnibus et super omnia diligentes- consequamur promissiones tuas
2.
quæ omne desiderium superant.
Wanneer men de finale/of consecutieve bijzin,
ingeleid door ut op bovenstaande manier weergeeft,
wordt de opbouw duidelijk;
1. Het bijwoord ut
draagt altijd een verbum in de modus coniunctivus bij zich. De coniunctivus kan
nu als een indicativus vertaald worden en toevoegingen in de vertaling als
‘zou’ of ‘moge’ zijn niet nodig. Al zou een vertaling als coniunctuvus
potentialis ( met behulp van het werkwoord ‘kunnen’) hier mooi zijn.
De coniunctivus praesens consequamur staat in de passieve vorm (-mur als uitgang) maar wordt vertaald als was het een actieve vorm. Het verbum consequor is namelijk een deponens.
Als aanvulling bij het onderwerp ‘wij’ (-mur in het gezegde) staat ‘diligentes ‘als participium praesentis activi. Dit ppa met ‘in omnibus’ en ‘super omnia’ één woordgroep vormend, mag vertaald worden door middel van een relatieve bijzin.
De coniunctivus praesens consequamur staat in de passieve vorm (-mur als uitgang) maar wordt vertaald als was het een actieve vorm. Het verbum consequor is namelijk een deponens.
Als aanvulling bij het onderwerp ‘wij’ (-mur in het gezegde) staat ‘diligentes ‘als participium praesentis activi. Dit ppa met ‘in omnibus’ en ‘super omnia’ één woordgroep vormend, mag vertaald worden door middel van een relatieve bijzin.
Promissiones tuas is
object bij het gezegde ‘consequamur’. Het verbum consequor
kan de volgende betekenissen hebben; meteen volgen, verkrijgen of
(mentaal)bevatten.
2. de relatieve bijzin ingeleid door quæ verwijst naar de eerder genoemde
‘promissiones tuas’. Quæ heeft in
deze bijzin de functie van onderwerp.
Superant staat als gezegde bij quae.
Het onzijdige omne
desiderium heeft hier de functie van object.
L i t u r g i s c h e
a n t e c e d e n t e n
Het
collectegebed van deze zondag is minstens zo oud als het Sacramentarium Gelasianum (1e helft van de 8e
eeuw) zelf. Het was de collecta van de 5e zondag na Pinksteren en heeft
de postconciliaire revisies overleefd. In het Missale Romanum van de Novus
Ordo is deze oratie in het mis- en
officieformulier van de 20e zondag per annum geplaatst. Deze laatste
versie voegt echter een komma toe achter
het voegwoord ut.
K l e i n
v o c a b u l a r i u m
Affectus, us
m. - de woordenboeken geven gedetailleerde betekenissen: “een toestand van het
lichaam, en meer specifiek van de geest voortkomend uit een of andere invloed,
dispositie van de geest, affect, affectie, gemoedstemming: liefde, verlangen,
genegenheid, sympathie, compassie.
Consequor
is een interessant werkwoord dat onder andere betekent: meteen volgen, achtervolgen, achterna gaan,
aanwezig zijn, begeleiden, vergezellen, volgen” en ook “een voorbeeld volgen,
kopiëeren, gehoorzamen, volgzaam zijn”. Het
drukt “het volgen van een effect uit een voorafgaande oorzaak ui”: “to follow a
preceding cause as an effect, voortvloeien, resulteren in, het gevolg zijn van,
opkomen of voortkomen uit, bereiken, verlangen, verkrijgen, verwerven,
deelachtig worden, treffen, ten deel vallen.
De
oratie van vandaag bevat veel woorden die liefde en verlangen uitdrukken. We
hebben diligo, amor, affectus en
ook begrippen die de genoemde concepten raken, zoals cor,
desiderium en promissio. Diligo is
rijk aan inhoud. Op de eerste plaats betekent het: “waarderen, hoogachten, beminnen”. Het heeft ook de
impact van “omzichtig, oplettend, opmerkzaam, behoedzaam, vlijtig, stipt,
nauwkeurig”, zoals in ons – inmiddels wat ouder - woord “diligent”.
Desiderium is “een hevig, vurig
verlangen of wens, strikt genomen naar iets wat men eens bezat”; en ook “een
grote zorg of bron van leed, verdriet vanwege afwezigheid of verlies van
iets of van een persoon.”
C o m m e n t a a r
Dit
collectegebed wordt voortgedreven door verlangen. Als dit gebed in het Latijn
luidop wordt uitgesproken, vangt het oor ongetwijfeld de connectie op
tussen invisibilia in het
begin en promissiones op het eind van de oratie.
De concepten in het collectegebed voorgesteld, leiden
tot een climax. Er is logischerwijs een noodzakelijk onuitgesproken
startpunt voordat het gebed begint:
dat is de manier waarop we vanuit
onszelf beminnen, voorafgaand aan, of los van het nieuwe karakter van de
gedoopte Christen. Dit is “natuurlijke” liefde.
De eerste woorden van het gebed tillen ons boven de
zuiver menselijke vormen van liefde uit. Deze natuurlijke vormen worden met de
hulp van Gods genade getransformeerd. We vragen God Zijn manier van liefhebben, van liefde in onze harten te storten.
Het is niet dat wij niet kunnen liefhebben op een louter natuurlijke,
menselijke manier. In het gebed wordt het verlangen uitgedrukt dat de manier
waarop we liefhebben getransformeerd mag worden, opgetild. Vanuit onze
katholieke theologische traditie weten we dat, en het is bijna een axioma, “gratia
non destruit, sed supponit et perficit naturam… dat de genade niet vernietigt,
maar integendeel de natuur aanvult en deze volkomen maakt” (St. Thomas van
Aquino, Summa TheologiæTh la. 1.8.). Onze menselijke natuur
was ontstellend gewond bij de val uit Gods genade, maar de wezenlijke goedheid van deze natuur
was niet verloren. We kunnen beminnen
als gevallen mensen, maar onze liefde kan ongeordend zijn. De genade bouwt
voort op onze natuur, zij maakt onze manier van beminnen volkomen in dit leven
door deze te ordenen en te richten op Gods liefde.
Vanuit deze opbouw van onze liefde in deze wereld, streven wij dan in ons
gebed naar de liefde die ons wacht in de hemel, een liefde groter dan alles wat
we ervaren in dit leven. In de hemel zullen
al onze hoop en al onze verlangens vervuld en overtroffen worden. Zo kan men de invisibilia, "onzichtbare dingen" en promissiones, "beloften" aan elkaar koppelen. We weten
dat ze er voor ons in de hemel zijn, maar we kunnen ze nog niet bereiken. We leven in een toestand van "al, maar
nog niet" met betrekking tot ons deel hebben aan de verrijzenis. Wat ons te wachten staat na ons binnentreden
in de gelukzalige aanschouwing, is niet in beelden voor te stellen. We kunnen
er alleen maar naar snakken en hunkeren, lang voor de voltooiing van het door
God beloofde.
Daarom is in deze collecte een opgang in en naar de ware Liefde te zien,
inderdaad naar de gepersonifieerde Liefde.
Maar er is voorzichtigheid geboden: natuurlijke en bovennatuurlijke
liefde mogen niet al te gemakkelijk tegenover elkaar worden gesteld.
Menselijke liefde, ook wel eens eros genoemd, is niet vanzelfsprekend tegengesteld aan
"religieuze liefde". Wij zijn
menselijke wezens, geen engelen.
Enerzijds moeten we het ene uiterste, dat het bovennatuurlijke probeert
te profaneren door het op te sluiten in het begrensde vermijden, en anderzijds
ook het verlangen naar de louter zuivere bovennatuurlijke liefde in dit leven,
dat ons ineffectief en machteloos zou maken. Wij vinden de vervulling van onze
goede, geordende aardse liefdes in de volmaakte liefde alleen in God. De genade bouwt voort op de natuur en
vernietigt deze niet.
Paus Benedictus beschouwt in Deus
caritas est... God is liefde -
zijn eerste encycliek, ondertekend op eerste Kerstdag 2005 - onder andere de antieke,
technische Griekse termen voor de verschillende soorten van liefde: eros en agape. De betekenissen van eros
en agape hebben een verschillende
nuance. Agape is zichzelf gevende
liefde, in termen van “afdalen", zichzelf leegmaken omwille van het geven
aan de andere. Eros (met de afleiding
"erotisch") is een liefde die wil ontvangen, gevuld wil worden door
de ander; in termen van stijgen, willen groeien naar vervulling.
Beide aspecten van liefde, eros en agape, zijn inherent goed. Echter, vanwege onze gevallen natuur, kan eros corrumperen tot ongeordende liefde van louter lust of passie of genot, ook in seksuele zin. In zekere zin zijn eros
en agape twee dimensies van een
volmaakte liefde, die voorziet in zowel het geven als het ontvangen. Eros moet worden aangevuld met agape en verheven worden tot de
geestelijke zin van christelijke liefde, de sensus
catholicus voor caritas. De juiste integratie van de liefde die zichzelf
ontledigt en de liefde die ontvangt , die geeft en die neemt, komt tot stand door
de uitstorting van Gods eigen liefde in genade.
Er is een menselijke dimensie van liefde die absoluut noodzakelijk is,
maar deze kan slechts volkomen zijn met Gods hulp. God bouwt voort op onze liefde en vervolmaakt
ze.
Daarom verlangen wij naar de Liefde, wij reiken ernaar, dorsten naar haar
volheid, haar voltooiing, genezing, transformerende kracht. Zoals Sint
Augustinus (+430) schreef in zijn Belijdenissen,
"ons hart is rusteloos" totdat het zijn rust vindt in God, zijn
vervulling in Gods liefde.
Door ons te
verlossen vernietigt God onze natuur niet. Hij verheft wie en wat we zijn en
maakt ons geheel nieuw. Dit is de
belofte die ons helpt te leven en te hopen in dit dal van tranen. Denk aan de Prefatie van de Mis op Kerstdag,
de dag waarop Paus Benedictus Deus
caritas est ondertekende, de dag waarop de Mensgeworden Liefde wordt
gevierd:
“Door het mysterie van de menswording van het Woord hebt Gij uw
heerlijkheid ontvouwd voor onze ogen, nieuw licht is opgegaan, uw Woord is
vleesgeworden; zichtbaar zijt Gij geworden, onze God in Hem; naar U gaat ons
verlangen, onze liefde, naar U die nog verborgen zijt ….… (in
invisibilem amorem rapiamur).”
Richard van St. Victor (+1173) zei:
"liefde is het oog en liefhebben is zien." Liefde is de sleutel tot het zien van wat, beter
van wie anders onzichtbaar is. De liefde, die zowel verlangt te geven als te
ontvangen en die verheven is tot een nieuwe bovennatuurlijke orde door de
genade, stelt ons ook in staat om te zien wat beminnenswaardig is in onze naaste,
ondanks onze menselijke zwakheid.
(Met
dank ontleend aan father J. Zuhlsdorf WDTPRS)