zaterdag 22 augustus 2020

Lezingenofficie 21e zondag door het jaar 21e zondag door het jaar Liturgia Horarum

Lezingen van het Lezingenofficie


 Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli (1420-1497) 

Eerste lezing

Uit het Boek van de profeet Sefanja 1, 1-7. 14 – 2, 3.

Het oordeel van de Heer

Dit zijn de woorden die de Heer richtte tot Sefanja, de zoon van Kusi, de zoon van Gedalja, de zoon van Amarja, de zoon van Hizkia, toen Josia, de zoon van Amon, in Juda regeerde. Alles zal ik van de aardbodem wegvagen spreekt de Heer. Mens en dier zal ik wegvagen. Ik zal de vogels aan de hemel wegvagen en de vissen in de zee, alles wat de zondaars ten val heeft gebracht. En ik laat de mensen van de aardbodem verdwijnen spreekt de Heer. Ik zal mijn hand naar Juda en de inwoners van Jeruzalem uitstrekken. Daar zal ik de Baäls, de afgodendienaars en de priesters vernietigen. Ik zal wegvagen wie op het dak knielt voor het sterrenleger aan de hemel, wie knielt voor de Heer en trouw aan hem zweert, maar tegelijk ook aan Milkom. Ik zal vernietigen wie de Heer de rug toekeert, hem niet zoekt en hem niet raadpleegt. Wees stil voor God, de Heer, de dag van de Heer is nabij! De Heer zal een offermaaltijd houden en zijn genodigden heiligen. De grote dag van de Heer is nabij, hij is nabij en komt zeer snel. Hoor! De dag van de Heer! Zelfs de dappersten schreeuwen het uit! Die dag zal een dag zijn van razernij, een dag van angst en benauwdheid, een dag van rampspoed en onheil, een dag van duisternis en donkerheid, een dag van dreigende, donkere wolken, een dag van hoorngeschal en krijgsgeschreeuw tegen de vestingsteden en hun hoge torens. Ik zal de mensen angst aanjagen, ze zullen rondlopen als blinden, want ze hebben tegen de Heer gezondigd. Hun bloed wordt vergoten als was het maar stof, hun vlees zal tot straatvuil vergaan. Goud noch zilver kan hen redden als de toorn van de Heer hen treft, als het vuur van zijn woede de aarde verteert en hij al haar bewoners een gruwelijk einde bereidt.

Tweede lezing

Uit de pastorale Constitutie ‘Gaudium het Spes’ van het 2e Vaticaans Concilie.
Over de Kerk in de wereld van deze tijd

Een afschaduwing van de nieuwe wereld

Verborgen voor ons is de tijd van de voleinding van aarde en mensheid, en wij weten niet hoe het heelal zal worden omgevormd. De gestalte van deze wereld, die door de zonde is misvormd, gaat wel voorbij, maar wij weten, dat God ons een nieuwe woning en een nieuwe aarde bereidt, waar gerechtigheid woont, en waar de gelukzaligheid alle verlangens naar vrede, die in het menselijk hart kunnen opkomen, zal vervullen en te boven gaan. Dan zal de dood zijn overwonnen en zullen de kinderen Gods in Christus verrijzen, en wat gezaaid was in zwakheid en verderfelijkheid zal bekleed worden met onbederfelijkheid. Terwijl de liefde met haar werken zal blijven, zal heel die schepping die God om de mens schiep, bevrijd worden van de slavernij der ijdelheid.
Wij worden weliswaar vermaand, dat het de mens niets baat heel de wereld te winnen, als hij zelf verloren gaat. Toch moet onze verwachting aangaande de nieuwe aarde onze zorg om deze aarde te cultiveren niet verzwakken maar juist opwekken, omdat hier dat lichaam van de nieuwe mensenfamilie begint te groeien, dat reeds een zekere afschaduwing kan geven van de nieuwe wereld. Hoewel er dus zorgvuldig een groot onderscheid moet gemaakt worden tussen de aardse vooruitgang en de groei van het rijk van Christus, kan die aardse vooruitgang toch van groot belang zijn voor het rijk Gods, in zoverre hij kan bijdragen tot een betere ordening van de menselijke maatschappij.
Want als wij het goede – dat gelegen is in de menselijke waardigheid, in de broederlijke saamhorigheid en vrijheid, die namelijk alle de goede vruchten zijn van onze natuur en onze inspanning – in de Geest des Heren en volgens zijn gebod op aarde hebben verspreid, zullen wij dat alles daarna terugvinden, maar dan gezuiverd van iedere smet, verlicht en omgevormd, wanneer Christus zijn Vader een eeuwig en universeel rijk zal teruggeven: ‘een rijk van waarheid en leven, een rijk van heiligheid en genade, een rijk van gerechtigheid, liefde en vrede’. Op geheimvolle wijze is dit rijk nu reeds op aarde aanwezig, maar het zal worden voltooid bij de komst van de Heer.

(Nr. 39)