6 augustus
2017: Feest van Gedaanteverandering van de Heer en 18e zondag
per annum / door het jaar
Christus
ontvangt brood en wijn voor de H. Eucharistie
Door de glorievolle Gedaanteverandering van uw
Eniggeboren Zoon
I n l e i d i n g
Nu dit jaar het feest
van de Gedaanteverandering van de Heer (In Transfiguratione Domini) samenvalt
met de 18e zondag per annum / door het jaar, heeft het eerstgenoemde feest
voorrang op de zondag, omdat de Tijd door het Jaar geen “sterke” liturgische
tijd is zoals bijvoorbeeld de Advent, Kersttijd, Vasten en Paastijd dat wel
zijn. De tijdeigen liturgie van deze ‘sterke’ tijden wijkt alleen voor enkele
hoogfeesten.
Op de 2e zondag
van de Veertigdagentijd bracht de Kerk ons reeds het mysterie van de heerlijke
Gedaanteverandering van Jezus onder ogen: wat betekent dat anders dan het
versterken van het geloof van de apostelen met het oog op het komende lijden
van Jezus?
Het bestijgen
van de “hoge berg” bereidt het opgaan van de Messias naar de Calvarieberg voor.
Christus, Hoofd van de Kerk, openbaart in de sacramenten, met name in dat van
de H. Eucharistie, wat de schittering van zijn gelaat, stralend als de zon in
goddelijke luister en zijn kleren wit als sneeuw betekenen: het gezuiverd zijn
van alle zondesmetten en “de hoop op een eeuwige heerlijkheid” (Kol 1,27).
De
Gedaanteverandering geeft ons een voorproef van de komst in heerlijkheid van
Christus “die ons armzalig lichaam zal herscheppen en het gelijkvormig zal
maken aan zijn verheerlijkt lichaam” (Fil 3, 21). Echter niet zonder inspanning
van onze kant: in de verheerlijkte Christus wordt duidelijk wat geloven
betekent: een metamorfose die heel ons
leven duurt en die niet eindigt met de biologische dood. De geschiedenis van de
Gedaanteverandering van de Heer voegt iets nieuw toe aan ons leven: sterven is
verrijzen. Geloof is metamorfose, waarin de mens groeit en rijpt naar de mannenmaat
van Christus. Dat is verzaken aan de oude mens. Dat betekent dagelijks sterven
aan zichzelf en dagelijks met Christus verrijzen. Daarom noemt de Evangelist
Johannes het kruis verheerlijking, laat hij verheerlijking en kruis
samensmelten: in het laatste vrij worden van zich zelf bereikt de metamorfose
haar doel. En zo doet de Verheerlijking van Christus ons tegelijkertijd
beseffen dat “wij door vele kwellingen het Rijk Gods moeten binnengaan” (Hand
14, 22). Dat is niet gemakkelijk, het is een smalle weg, maar wij zijn niet
alleen.
De Pastoor van Ars, de H. Jean Marie Vianney
[1786-1859] formuleerde als volgt: “Hoe meer men U kent, des te meer bemint men
U. Want deze kennis ontsteekt in de ziel zulk een grote liefde, dat zij niets anders kan beminnen of verlangen dan U.
Hoe heerlijk is het U te beminnen, mijn Jezus. Gelijk de leerlingen op de
Thabor niets zagen dan U alleen, laat zo ook mijn ziel op de Thabor van mijn
hart niets zien dan U, mijn Zaligmaker. Laat ons zijn als twee vrienden, die
elkaar nooit teveel zijn”.
T e k s t
Missale Romanum – 1970
Oblata munera, quaesumus, Domine,
gloriosa Unigeniti tui Transfiguratione sanctifica,
nosque a peccatorum maculis,
splendoribus ipsius illustrationis, emunda.
Oblata munera, quaesumus, Domine,
gloriosa Unigeniti tui Transfiguratione sanctifica,
nosque a peccatorum maculis,
splendoribus ipsius illustrationis, emunda.
Altaarmissaal Nederlandse
Kerkprovincie – 1979
Heer, heilig deze offergaven
en reinig ons van zondesmetten
door de glans van zijn
licht.
Werkvertaling
Heilig de aangeboden offergaven, vragen wij [U], Heer,
door de glorievolle Gedaanteverandering van uw Eniggeboren Zoon,
en zuiver ons van de smetten der zonden,
door de schitteringen van zijn glans.
L i t u r g i s c h e a n t e c e d e n t e n
De versie van dit Gebed over de gaven wordt aangetroffen in het
Missale Romanum [MR] 1962, met slechts een miniem verschil in de woordschikking
ten opzichte van de versie van MR 1970. MR 1970 heeft als openingszin “Oblata munera,
quaesumus, Domine” en MR 1962 “Oblata,
quaesumus, Domine, munera”. Laatstgenoemde versie bevat
de stijlfiguur hyperbaton, de uiteenplaatsing van oblata en munera, die MR 1970
heeft laten vallen.
De grondstructuur van deze oratie gaat terug op de tekst “Oblata,
Domine, munera sanctifica,
nosque a peccatorum nostrorum maculis emunda”, opgenomen in talrijke codices vanaf de VIIIe eeuw en verspreid over het vasteland van Europa en het Britse schiereiland (Vgl. E. Moeller, J.M. Clément en B. Coppieters ’t Wallant, Corpus Orationum, V, I-O, Brepols, Turnhout 1993, nr. 3576, p. 262-263).
nosque a peccatorum nostrorum maculis emunda”, opgenomen in talrijke codices vanaf de VIIIe eeuw en verspreid over het vasteland van Europa en het Britse schiereiland (Vgl. E. Moeller, J.M. Clément en B. Coppieters ’t Wallant, Corpus Orationum, V, I-O, Brepols, Turnhout 1993, nr. 3576, p. 262-263).
De typische terminologie
eigen aan de liturgie van het Transfiguratiefeest is met de basistekst
vervlochten.
S t r u c t u u r a n a l y
s e e n
s t i j l f i g u r e n
1. Oblata munera, quaesumus, Domine,
gloriosa Unigeniti tui Transfiguratione sanctifica,
2. nosque a peccatorum maculis,
splendoribus ipsius illustrationis, emunda.
gloriosa Unigeniti tui Transfiguratione sanctifica,
2. nosque a peccatorum maculis,
splendoribus ipsius illustrationis, emunda.
Het Gebed over de gaven bestaat uit één enkele zin, uiteenvallend in
twee halfzinnen (r. 1 en r. 2) verbonden door de coniunctie –que achter nos in r. 2. Beide halfzinnen
bevatten een verschillende bede. De
eerste halfzin formuleert een bede om de offermaterie te heiligen, terwijl de
tweede bede vraagt, ons, degenen die de offergaven aanbieden, te zuiveren. Beide
beden verwachten aanvaard te worden in het licht van het mysterie van de
Gedaanteverandering van Christus.
De
structuur van de oratie is eenvoudig, er
zijn geen bijzinnen, uitgezonderd de afzwakkende tussenzin quaesumus in r. 1,
bijna eigen aan oraties die imperativusvormen bevatten. De deel-, halfzinnen
vertonen een parallelle opbouw: beginnend met een accusativusvorm (oblata
munera en nos) waardoor de aandacht juist hiernaar uitgaat,
met tussenplaatsing van een of meer ablativi en eindigend met een krachtige imperativusvorm. In de
oratie komt de a-klank sterk naar voren, de 0- en u-klanken vallen eveneens op.
Enkele malen is er sprake van klank- en eindrijm.
Ad 1
Domine, [o], Heer, = anaklese in
de vocativusvorm waarmee God de Vader, wordt aangesproken zoals in de meeste
oraties het geval is en zoals hier blijkt uit het zinsdeel ‘door de glorierijke
Gedaanteverandering van uw Eniggeboren Zoon’.
Sanctifica, heilig/maak heilig, - prædicaat
in de imperativus indicativi van het verbum sanctificare. (Voor een uitvoerige
bespreking van dit werkwoord zie de 17e zondag, Gebed over de gaven)
Het prædicaat sanctifica heeft als object de congruerende
accusativusvormen oblata munera, meervoud van het neutrum, de geofferde
gaven; zie voor enige uitleg van munera eveneens de 17e zondag. Oblata – het
meervoud neutrum (hier in de accusativus) van het participium perfecti passivi
van het verbum offerre, obtuli, oblatum, offeren, aanbieden - is hier gebruikt
als een adiectivum bij munera, de geofferde gaven, de aangeboden offergaven.
‘Oblata’ is een favoriete term in de orationes
super munera. Van de 25 keren dat de term voorkomt, wordt
deze 21 keer in combinatie met het substantivum munus gebruikt. Vaste formules
spelen hier een belangrijke rol zoals ‘ut huius sacrificii munus oblatum’
(dond. 5e week van de Vasten), ‘Suscipe.. munus oblatum’ (wo. in de Goede Week,
aan te vullen met andere voorbeelden..
Ongetwijfeld onderging onder invloed van de frequentie van het begrip
‘munera oblata’ het voltooid deelwoord ‘oblata’ een semantische ontwikkeling
waarbij het begrip tenslotte een technische term werd voor de ‘gaven van de
gelovigen’.
In het Sacramentarium Gregorianum is de Secreta voorzien van
de titel oratio super oblata. Ofschoon deze technische term oblata
werd gebruikt ten tijde van de samenstelling van deze oraties, bleef de
werkwoordsvorm zelf binnen de gebeden in zwang. (Vgl. Sr. Mary Pierre Ellebracht C.Pp.S.,
Remarks on the vocabulary of the ancient orations in the Missale Romanum. Reeks Latinitas christianorum primæva. Nijmegen-Utrecht, 1966, p.
82)).
Quæsumus, tussenzin met slechts de
op zichzelf staande werkwoordvorm quæsumus (Vgl. opmerking bij de 17e zondag).
Gloriosa
Unigeniti tui Transfiguratione, door de glorierijke Gedaanteverandering
van uw Eniggeboren Zoon, - bijwoordelijke bepaling met twee congruerende
ablativusvormen gloriosa en Transfiguratione - uiteen geplaatst en dus een
hyperbaton vormend – ablativus causæ (van oorzaak), resp. instrumentalis (van
middel), die de twee congruerende genitivusvormen Unigeniti tui omklemmen, een genitivus
possessivus.
Ad 2
Emunda, reinig, zuiver, - prædicaat
in de imperativus indicativi van het verbum emundare, geheel zuiveren,
reinigen, synoniem van mundare maar met een versterkende betekenis, uitgedrukt
door het præfix e- of ex-. Vergelijk pugnare, vechten, strijden en expugnare,
innemen, veroveren, dwz tot het einde toe strijden.
Nos, ons, - object bij het prædicaat
emunda in de accusativusvorm van het pronomen personale nos, wij.
A peccatorum maculis, van de smetten der
zonden, - bijwoordelijke bepaling, samengesteld uit de ablativusvorm maculis,
bepaald door het præpositum a dat de ablativus regeert, en nader gepreciseerd
door de bijvoeglijke bepaling peccatorum.
Splendoribus
ipsius illustrationis, door/met de schittering
van zijn glans, - bijwoordelijke bepaling opgebouwd door de ablativusvorm meervoud
splendoribus van splendor, - oris, nader toegelicht door de bijvoeglijke bepalingen
ipsius en illustrationis. Ipsius, 2e pers. enkelvoud van het pronomen
demonstrativum ipse, ipsa, ipsum: dezelfde, hetzelfde, hier verwijzend naar
Christus, in genitivusvorm Unigeniti tui van r. 1 voornoemd, uw Eniggeboren
Zoon. Illustrationis, genitivusvorm enkelvoud van illustratio, vr.. Zie verder
het Vocabularium.
V o c a b u l a r i u m
Macula, æ vr., 1. vlek 2. smet 5.
schandvlek 4. zonde 5. maas(net). Vgl. het Duitse ‘Makel’.
In het Boek Exodus vinden we de bepalingen van Jahweh omtrent het Paaslam:
“Erit agnus ..absque macula.. anniculus”, het moet een eenjarig lam zijn,
zonder gebrek (Ex 12, 5). Op de vraag
van de psalmist wie mag wonen in de heilige tent van Jahweh en mag rusten op
zijn heilige berg, volgt het antwoord: “Qui ingrediatur sine macula et operatur
iustitiam”- die rein is en “rechtvaardig (Ps 14, 2). Voor de troon van de Allerhoogste zullen staan “qui sunt sine
macula”- zij die zonder smet zijn (Apoc 14, 5).
In het bekende liturgische gezang ‘Attende, Domine’ uit de
Veertigdagentijd klinkt het in het 2e couplet: “Ablue nostri maculas delicti”-
Reinig [ons] van onze zonde.
De Alleluiazang van het misformulier van het feest van vandaag
bezingt met verwijzing naar het Boek Wijsheid de luistetrijke
Gedaanteverandering van Christus: “Candor est lucis æternæ, speculum sine
macula, et imago bonitatis illius”- Hij is de afglans van het eeuwig licht, de
spiegel zonder smet en het beeld van zijn goedheid.
De kerkvaders eren de Moeder Gods graag met de titel “Virgo
immaculata”, Onbevlekte Maagd, waarvan in de iconografie vele voorstellingen
aan te wijzen zijn. Een enkel voorbeeld. Op de H. Bernardus van Clairvaux gaat
het canticum terug: “Sancta et immaculata Virginitas! Quibus te laudibus efferam nescio, quia quem
coeli capere non poterant tuo gremio contulisti. Genuisti,
qui te fecit, et in aeternum permanes Virgo”- Heilige en onbevlekte Maagd! Met
welke lofprijzingen ik U zal uitzeggen weet ik niet, omdat gij Hem die de hemelen
niet konden bevatten in uw schoot hebt meegedragen. Gij hebt gebaard, Die U
heeft geschapen, en voor altijd blijft Gij Maagd.
Met de kwalificatie “immaculata” maakte de Moeder Gods zich ook in
1856 te Lourdes bekend aan de H. Bernadette Soubirous: “… Dixit mihi se esse
Immaculatam Conceptionem” – Zij zei me dat zij de Onbevlekte Ontvangenis was –
(A. Ravier, Les écrits de sainte Bernadette, Parijs 1961, 59).
De plaats van Maria, maagd
en Moeder van de Kerk, komt in de dogmatische constitutie van het IIe
Vaticaanse Concilie Lumen Gentium aan de orde in hoofdstuk 8. In nr. 65
van deze constitutie wordt gesproken over de Kerk en de navolging van de
deugden van Maria. De openingszin luidt: “Terwijl de Kerk in de zalige Maagd de
volmaaktheid reeds bereikt heeft, waardoor ze vlek noch rimpel vertoont, “non
habentem maculam, aut rugam”(Ef 5, 27), moeten de gelovigen zich nog steeds
inspannen om door de overwinning op de zonde in heiligheid te groeien: daarom
verheffen zij hun blikken naar Maria die door heel de gemeenschap van de
uitverkorenen als een toonbeeld van deugden uitmunt”.
Splendor, oris m., met betekenissen
1. glans 2. pracht, heerlijkheid 3. luister, voortreffelijkheid 4. genade,
barmhartigheid hebben we al meerdere keren ontmoet zoals in de 4e van de
O-antifonen (21 december) waar het begrip splendor, zoals candor bij de eerder
genoemde Alleluiazang, gekoppeld wordt aan het ‘eeuwige licht’: O Oriens,
splendor lucis aeternae…’Afstraling van het eeuwig Licht’, deze titel wordt in
de brief aan de Hebreeën (1, 3) aan de tweede goddelijke Persoon gegeven,
(oorspronkelijk, Wijsheid (7, 6). “Eeuwig Licht” is hier aanduiding van God,
voor de eerste goddelijke Persoon in het bijzonder. Afstraling van het eeuwig
Licht wijst op de eeuwige en waarachtige voortkomst van de Zoon Gods van de
Vader. In het Credo belijden wij: Lumen de lumine – Licht uit Licht, aanduiding
voor de innerlijke goddelijke verhouding van de Zoon tot de Vader. Hierbij
sluit aan de Communiotekst van de nachtmis van Kerstmis: “In splendore
sanctorum ex utero ante luciferum genui te” (Ps 109, 3) – In de luister van het
heilige heb Ik U vóór de morgenster uit mijn schoot doen voortkomen.
In de hymne van de Completen (Weeek II & IV) wordt Christus in de
openingszin aangesproken met Christe… splendor et dies, -
Christus, schitterend Licht en dag.
Een andere verbinding van splendor wordt gevonden in de titel van de op 6 augustus 1993 gepromulgeerde encycliek “Veritatis splendor”, de schittering van de Waarheid, van paus Johannes-Paulus II + .
Een andere verbinding van splendor wordt gevonden in de titel van de op 6 augustus 1993 gepromulgeerde encycliek “Veritatis splendor”, de schittering van de Waarheid, van paus Johannes-Paulus II + .
Logisch dat het
begrip splendor ook verwijst naar ‘uitmuntendheid”. We kunnen splendor in
verband brengen met gloria, die goddelijke karakteristiek. Splendor staat waarschijnlijk hier omdat gloria
al eerder in de oratie is gebruikt. Woorden als gloria, splendor en claritas (in de oratie post
Communionem), zijn bijna onderling verwisselbaar. Het gebruik van een grote
verscheidenheid aan woorden is een sine
qua non voor een goede spreker.
Illustratio, onis, vr, -
verlichting, glans, levendige schildering. Het is een technische term uit de
rhetorica, een “levendige representatie of voorstelling”, bedoeld om een
concept in de geest van de luisteraar te completeren. Een illustratie is een
ondersteunende afbeelding bij een tekst, uitleg of bewering. De ‘Katholieke
Illustratie’ was decennialang bij de katholieken een begrip. De artistieke
versiering van bladzijden wordt ook illustratie genoemd of ‘verluchting’.
C o m m e n t a a r
1. Zowel in het collectegebed, het Gebed over de gaven alsook in Gebed
na de Communie van het misformulier van deze dag wordt de term Transfiguratio
gloriosa genoemd.
Het begrip transfiguratio is op zichzelf
interessant. In het klassiek Latijn (vóór-augustijns) gebruikt Plinius dit voor
“een verandering van vorm”. Dit is echter niet wat gebeurde met Christus op de
berg, waarschijnlijk de Berg Thabor, in Galilea, niet ver van Nazareth
verwijderd. Wat gebeurde er?
Wanneer we het
Doopsel van Christus in de Jordaan beschouwen als het begin van zijn openbare
leven en zijn Hemelvaart als afsluiting, dan staat de Transfiguratie in het
zenit.
De verslagen van
de Transfiguratie vinden we bij de synoptici: Matteüs 17, 1-6, Markus 9, 1-8 en
Lucas 9, 28-36. Ook de 2e Petrusbrief 1, 16-18 en Joh 1, 14 verwijzen naar deze
gebeurtenis. Wat gebeurde er? De H. Schrift deelt ons mee dat ongeveer een week
nadat Jezus zich met zijn Apostelen had opgehouden in Cæsarea Philippi (waar
Christus Petrus de “sleutels” gaf), Hij Petrus, Johannes en Jacobus met zich
meenam naar een hoge berg. Daar werden zij overschaduwd door een lichtende
wolk, van waaruit ook Jahweh tot Mozes sprak. Christus schitterde geheel
omstraald door licht, zó verblindend dat het voor het menselijk oog moeilijk te
verdragen was. Aan de ene zijde van Christus bevond zich Mozes, de Wetgever,
aan de andere Elia de Profeet. Een stem werd gehoord, zoals ten tijde van
Jezus’ Doopsel: “Dit is Mijn veelgeliefde Zoon, luistert naar Hem”. De
Evangelies van Matteüs en Marcus gebruiken het Griekse woord metemorphothe
voor hetgeen daar plaatsvond. De H. Hiëronymus koos in zijn Vulgaat voor de
uitdrukking transfiguratus est.
De synoptische
Evangelies (Matteüs, Marcus en Lucas) geven een bredere beschrijving: “Zijn
gelaat schitterde als de zon; en zijn kleren werden wit als sneeuw”, of “zoals
het licht”, volgens de Griekse tekst. Deze schittering werd beschouwd als een
glimp van de stralende Godheid van Christus die Zijn lichaam doorstraalde.
Christus liet de drie belangrijkste Apostelen dit visioen zien om hen te
sterken met het oog op Zijn lijden dat spoedig zou volgen.
Terug naar het
begrip transfiguratio: het is een
duidelijke uitdrukking voor een dramatische verandering, ofschoon in het geval
van Christus niet een die naar vorm of gestalte verwijst. Het woord is
samengesteld uit de prepositie trans
en figura. Figura is een
“vorm, gedaante, verschijning”, maar betekent ook, filosofisch benaderd, een
“kwaliteit, gedaante, natuur, wijze, manier, wezen”.
“Wanneer Mozes op de Sinaï spreekt met God, straalt
Gods licht op hem af en krijgt hij zelf stralende glans. Maar het is als het
ware een lichtstraal die hem van buitenaf verlicht. Jezus echter straalt van
binnenuit. Hij ontvangt niet alleen licht, Hij is zelf licht van licht” (J. Ratzinger.
Benedictus XVI, Jezus Van Nazareth. Dl 1, 285).
2. Beschouw in
deze context de illustratio als een
lichtende flits van wat Christus werkelijk is, zowel God als Mens . En de splendor
van de Heer wiens gestalte
voor de ogen van de Apostelen schitterende van een bovennatuurlijk licht en
omstraald werd door glans en luister. Zijn mensheid was voor een moment
overgoten met de schittering van Zijn goddelijke natuur. God wenst Zijn eigen gloria met ons te delen, Zijn claritas, Zijn splendor.
Jezus openbaart een glimp van hoe Hij zal zijn na Zijn Lijden, maar ook wat wij
zullen zijn. God maakt de aanwezige Apostelen duidelijk dat de vernedering van
Zijn Zoon die aanstaande was de verheffing en de verheerlijking niet zou
verhinderen. Integendeel, Zijn vernedering voerde naar Zijn verheerlijking
(Fil 2, 5 e.v.). Omdat deze belofte van God in
vervulling is gegaan, kunnen wij – ook met het oog op eigen nood, benauwenissen
en de steeds moeilijker wordende situatie in de wereld, getroost de vervulling
van alle beloften van God – zoals de Wederkomst van Christus en de vestiging
van Zijn Rijk - verwachten. Dat is de conclusie die de Apostel Petrus trekt uit
zijn belevenis van de Transfiguratie van Christus en waarmee hij in zijn Tweede
Brief de gelovigen opmontert (2 Pe 1, 16-18).
3. Laat ons de
woorden niet vergeten van het Tweede Vaticaanse Concilie van een sleutelpassage
ten diepste beïnvloed door de latere paus Johannes-Paulus II toen hij als jonge
bisschop de tekst van Gaudium et Spes
nr. 22 mede voorbereidde.
“In werkelijkheid licht het mysterie van de mens
alleen op in het mysterie van het mens geworden Woord, Adam, de eerste mens,
was immers de voorafbeelding van de toekomstige mens, namelijk Christus de
Heer. Christus, de laatste Adam, maakt juist door de openbaring van het
mysterie van de Vader en diens liefde de mens voor zichzelf duidelijk en geeft
hem inzicht in zijn hoge roeping..Hij,
die ‘het Beeld’ van de onzichtbare God is (Col 1, 15), is de volmaakte mens,
die de Godsgelijkheid van de kinderen van Adam, die door de eerste zonde was
misvormd, heeft hersteld. Daar de menselijke natuur in Hem onverkort is
opgenomen, is juist daardoor deze natuur ook in ons tot hoge waardigheid
verheven. Hij heeft zich immers, als Zoon van God, door zijn menswording in
zekere zin met iedere mens verenigd…Zo groot is het mysterie van de mens dat
door de christelijke openbaring de gelovigen voor ogen staat. Door Christus en
in Christus wordt aldus het raadsel van pijn en dood in het licht gesteld, dat
buiten zijn evangelie ons geheel ontwricht. Christus is verrezen, heeft de dood
door zijn eigen dood vernietigd en ons het leven gegeven, zodat wij, zonen uit
kracht van de Zoon, in de Geest kunnen roepen: Abba, Vader!”
4. De grote Sint Augustinus spreekt Petrus in
een preek over de Transfiguratie (sermo 78, 6) toe en door Petrus, richt hij
zich daadwerkelijk tot ons: “Daal af van de berg, Petrus. Je verkoos te rusten
op deze berg. Kom naar beneden”. We hebben in dit leven nog het een en ander te
doen voordat we kunnen rusten. Dezelfde passage citerend van Augustinus neemt
de KKK in nr. 556 hetzelfde thema op: Dat
had Petrus nog niet begrepen, toen hij met Christus wilde leven op de berg (Lc
24, 27). Hij bewaarde dat, Petrus, voor u tot na de dood. Maar nu zegt Hij
zelf: daal af om op aarde te zwoegen, om op aarde veracht, gekruisigd te
worden. Het Leven daalt af om zich te laten doden; het Brood daalt af om honger
te hebben; de Weg daalde neer om onderweg vermoeid te raken; de Bron daalt af
om dorst te hebben; en gij weigert te zwoegen? (Aug., Sermo 78, 6).
“De
Gedaanteverandering kondigt aan dat de Messiaanse tijd is aangebroken. Bij het
afdalen van de berg moet Petrus echter nog leren dat de Messiaanse tijd
allereerst de tijd van het kruis is, en dat de Gedaanteverandering – zelf licht
worden door toedoen van de Heer en samen met Hem – inhoudt dat wij
getransformeerd worden door het vurige licht van het lijden” (Ibid. 289).
De
Transfiguratie onderricht ook ons dieper over onszelf en over onze roeping. Dit
ligt in één lijn met de H. Eucharistie, die, als wij die op de juiste wijze
ontvangen voor ons ook een gedaanteverwisseling is. Anders dan bij het gewone
brood veranderen wij in degenen die wij zijn door het nuttigen van het
geestelijk voedsel van de H. Eucharistie en zó veranderen wij meer en meer in
Christus.