Eerste lezing (2 Kon. 4, 42-44)
Uit het tweede boek der Koningen.
In die dagen kwam er iemand uit Baäl-Salisa.
In zijn tas bracht hij voor de man Gods als eerstelingen
twintig gerstebroden en wat vers koren mee.
Elisa zei:
“Geef dit te eten aan de mannen.”
Zijn dienaar antwoordde:
“Hoe kan ik dat nu voorzetten aan honderd man?”
Maar hij herhaalde:
Geef het de mannen te eten. Want zo spreekt de Heer:
Zij zullen eten en overhouden.”
Nu zette hij het de mannen voor.
Zij aten en hielden nog over
zoals de Heer gezegd had.
Tweede lezing (Ef. 4, 1-6)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Efeze.
Broeders en zusters,
Ik, de gevangene in de Heer, vraag u met aandrang:
leidt een leven dat beantwoordt
aan de roeping die gij van God ontvangen hebt,
in alle deemoed en zachtheid, in lankmoedigheid,
liefdevol elkaar verdragend.
Beijvert u
de eenheid des Geestes te behouden door de band van de vrede;
één lichaam en één Geest,
zoals gij ook geroepen zijt tot een en dezelfde hoop,
waarvoor Gods roeping borg staat.
Eén Heer, één geloof, één doop.
Één God en Vader van allen,
die is boven allen, en met allen, en in allen.
Evangelie (Joh. 6, 1-15)
In die tijd begaf Jezus zich
naar de overkant van het meer van Galilea, bij Tiberias.
Een grote menigte volgde Hem,
omdat zij tekenen zagen, die Hij aan de zieken deed. Jezus ging de berg op
en zette zich daar met zijn leerlingen neer.
Het was kort voor Pasen, het feest van de Joden. Toen Jezus zijn ogen opsloeg
en zag dat er een grote menigte naar Hem toekwam vroeg Hij aan Filippus:
“Hoe moeten wij brood kopen om deze mensen te laten eten?”
Dit zeide Hij om hen op de proef te stellen,
want zelf wist Hij wel wat Hij ging doen.
Filippus antwoordde Hem:
“Wil ieder ook maar een klein stukje krijgen,
dan is voor tweehonderd denariën brood nog te weinig.”
Een van de leerlingen,
Andreas, de broer van Simon Petrus,
merkte op:
“Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen,
maar wat betekent dat voor zo’n aantal?”
Jezus echter zei:
“Laat de mensen gaan zitten".
Er was daar namelijk veel gras.
Zij gingen dan zitten;
het aantal mannen bedroeg ongeveer vijfduizend.
Toen nam Jezus de broden
en na het dankgebed gesproken te hebben,
liet Hij ze uitdelen onder de mensen die daar zaten,
alsmede de vissen, zoveel men maar wilde.
Toen ze verzadigd waren, zei Hij tot zijn leerlingen:
“Haalt nu de overgebleven brokken op
om niets verloren te laten gaan.”
Zij haalden ze op
en vulden van de vijf gerstebroden twaalf manden met brokken,
welke door de mensen na het eten overgelaten waren.
Toen de mensen het teken zagen, dat Hij had gedaan zeiden ze:
“Dit is stellig de profeet, die in de wereld moet komen.”
Daar Jezus begreep, dat zij zich van Hem meester wilden maken
om Hem mee te voeren en tot koning uit te roepen,
trok Hij zich weer in het gebergte terug,
geheel alleen.