donderdag 1 juli 2021

Voor de historische spoorzoekers onder U - Wat we weten over Clementia van Abroek en enkele vragen over haar waarop we graag het antwoord zouden weten. Veel dank!

 


CLEMENTIA VAN ABROEK op het spoor
Zuster van Jan van Abroek (ca 1440 - 1510 te Hoogcruts), hervormer van de Heilig-Graforde in Neder-Germanië en stichter van de vrouwenkloosters van het Heilig-Graf in West-Europa

__________________________________________________________________________________


à Geboren vóór of in de 2de helft XVe eeuw, ws te Beek bij Bree (B) 

Hoe was het leven daar in die tijd? Is haar doop aangetekend in de boeken? Welke priesters bedreven daar in dit tijd de zielzorg? Waar ging zij op school?

à Vóór 1480 ingetreden in klooster broodboomgaard Roermond

Waarom koos zij vanuit Beek juist voor dit klooster? Zijn de archieven van dat klooster bewaard. Hoe was het leven daar?

à 1480 Vorming in Sint-Odiliënberg

à 1480 Kinrooi Waar zijn de archieven van het klooster?


à 1490 Mater (overste) in Gartzen Sint-Antonii (vanaf hier is Clementia van Abroek niet meer te traceren) Wat gebeurde er met Clementia? Waar zijn de archieven van het klooster?

à 1507 Convent Gartzen naar Henegouw Is Clementia hier geweest? Waar zijn de archieven van het klooster?

à 1507 Convent Gartzen (Henegouw) sluit aan bij Ste Elisabeth des Bons Enfants te Luik  Is Clementia hier geweest? Waar zijn de archieven van het klooster?

 Zr. M. HERESWITHA, De priorij van de Reguliere Kanunniken ven het Heilig Graf te Sint-Odiliënberg (1467-1639), Overdruk uit: Augustiniana, XXI, 1971, blz. 267-320, 725-769. B-3030, Heverlee-Leuven.

p. [18] (284)
(…)
Van Abroeks opzet was: ook een vrouwelijke tak van de Orde te vestigen in de Nederlanden, en hij bestemde de gebouwen te Kinrooi (door Kanunniken van het Heilig Graf recent verlaten) als klooster voor Kanunnikessen van het Heilig Graf.
(…)
De eerste kandidate voor zijn onderneming te Kinrooi vond van Abroek in het Roermonds klooster “Den Bongart” nl. bij de faliezusters – ziekenverpleegsters van de regel van Sint Augustinus (4).

(4) Klooster Godsboomgaard of Broodboomgaard, gelegen in de Schoolstraat; ziekenverzorging. Ca. 1425 namen twee meisjes de regel van Sint Augustinus aan, onder de leiding van de Kruisheren. In 1462 door de stadsmagistraat erkend, op voorwaarde niet meer dan zeven zusters te aanvaarden men noemde ze broet-, zwart-, celle-, falie- (=gewijlde) zusters. J. HABETS, Geschiedenis van het tegenwoordig Bisdom Roermond en van de bisdommen die het in deze gewesten zijn vooraf gegaan, 3 dln., Roermond 1892, dl. III, 685. –Z.M. HERESWITHA, De Vrouwenklooster,… 25, tekst en vn.2. – In 1605 was er slechts één zuster nog in leven. J.B. SIVRÉ, Inventaris van het oud archief der gemeente Roermond in BVGR, (Bijdragen tot het Verslag van de toestand der Gemeente (Roermond), Roermond.) II 1871-1873, 1605, aug. – sept., 276-279.

Het waren Zuster Clementia van Abroek, zuster van de prior van Odiliënberg, Zuster Catherina van Bruggen en Zuster Catharina van Wert. Met toestemming van hun overste trokken deze drie geprofeste faliezusters naar Odiliënberg, waar ze hoogstwaarschijnlijk hun intrek namen in het gasthuis voor vrouwen. Het zou hun dienen tot noviciaatshuis (5).

                (5) Over de ligging van dit gasthuis voor vrouwen.

Bij de eerste drie kandidaten voegden zich nog drie andere postulanten. De zes toekomstige Sepulcrinessen volgenden in het bruikbare gedeelte van de Sint-Petruskerk, de conventsmis en de uren van het goddelijk officie. Ze hadden een dagregeling analoog aan die der kanunniken. Op zondag 8 oktober 1480 legden de drie eerstgenoemden hun kloostergeloften af voor prior Jan van Abroek. Als vertegenwoordiger der Orde, en werden de drie anderen ingekleed (6).

                (6) Zr. M. HERESWITHA, De Vrouwenkloosters…, 23-25.

Op maandag 9 oktober reisde het zestal per huifkar naar Kinrooi, en ging wonen in het voormalige kanunnikenklooster “O.L. Vrouw van Jeruzalem. Daarmee was de oprichting van het eerste Heilig-Grafs Vrouwenklooster in de Nederlanden voltrokken (7).

(7) Ibid., 22, 25, 27.

(…)
p. [21] (287)
(…)

Reeds in 1486 trad van Abroek [als provinciaal] op om tegemoet te komen aan het verlangen der inwoners van Nieuwstad bij Sittard. Hij bereikte daartoe eerst een akkoord met Jan van Horn, bisschop van Luik (1482-1505), en met Willem van Vlodrop, erfvoogd van Roermond, begever van het Sint-Sebastiaansaltaar in de Sint-Jan Baptistkerk te Nieuwstad en weldoener van de priorij te Odiliënberg. Hij zond vier of vijf zusters uit Kinrooi naar Nieuwstad (16).

(16) Willem van Vlodrop, Leuth en Dalenbroek, en zijn echtgenote Alfrida van Herff schenken het klooster Sint-Odiliënberg op 3 okt. 1488, een vierde deel van het hof In Gen Ouwen (leengoed), gelegen in het Kerspel van Sint-Odiliënberg. Codex dipl. Berg., in: PSHAL, nr. 75, 205, 207. Willem van Vlodrop erfvoogd van Roermond en Cecilia van Hamel verkopen dan eveneens een vierde deel van dat hof in Gen Ouwen aan hetzelfde klooster. Ibid., nr. 76, 207-209. – Zr. M. HERESWITHA, De Vrouwenkloosters…, 37.

onder wie Catharina van Wert als “mater”. Tot geestelijke vader van het nieuw opgerichte vrouwenklooster benoemde hij een zekere Petrus, ordekanunnik te Sint-Odiliënberg (17).

                (17) Zr. M. HERESWITHA, De Vrouwenkloosters…, 37-38.

(…)
p. [23] (289)
(…)
Omstreeks dezelfde tijd (1486) ook vroeg Wijnand van Gartzen voor het zusterklooster gelegen op zijn domein naast de Sint-Antoniuskapel in de gemeente Entzen (bij Euskirchen, hertogdom Gulik) aan de provinciaal van Abroek, zusters te zenden en dat klooster tot Heilig-Graf klooster op te richten. Na lange tijd, pas in 1490 namelijk ging van Abroek op dat verzoek in. De zusters van het convent te Gartzen legden dat jaar geloften af als Heilig-Grafkanunnikessen. Vier of vijf zusters vanuit Kinrooi voegden zich bij hun communiteit als overste stelde de provinciaal er aan Clementia van Abroek, en als rector Frank van der Borcht die hij deed overkomen uit Kinrooi (24).

(24) In 1352 was door Emmerich van Gartzen naast de kapel een kloostertje gesticht voor drie zusters . In 1474 wilde Hubert van Gartzen dat kloostertje bestemmen voor monniken. Zr. M. HERESWITHA, De Vrouwenkloosters…, 24, 32, 43. – Chronijk der Landen van Overmaas…, in PSHAL, VII, 1870, 172-175.

Heilwych van Sotterbeyck werd te Kinrooi als overste aangesteld. En frater Ludovicus van Bocholt, uit de priorij Odiliënberg als geestelijke vader (25).

                (25) Ibid., 174. - Zr. M. HERESWITHA, De Vrouwenkloosters…, 32-34.

(…)
De afpersingen der plunderzieke soldaten en de willekeur van roversbenden maakte het platteland onveilig. Om die reden vestigde zich het convent van Kinrooi, met toestemming van de provinciaal, van de prinsbisschop en van het gemeentebestuur te Maaseik in de Pelsersstraat (1496).

p. [24] (290)
Een kwart eeuw later, in 1520 nl., is dat klooster overgegaan naar het kapittel van Venlo der Congregatie van Windesheim (26).

(26) Ibid., 34, 35. – De aansluiting van het klooster (O.L. Vrouw van Jerusalem) te Kinrooi – Maaseik, bij het kapittel van Venlo, werd door Rome erkend in 1522. Dit kapittel van Venlo, opgericht in 1455-1456, behoorde in feite tot de Congregatie van Windesheim. Id., Reguliere Kanunnikessen, in: Catholica, II kol. 1402. Zr. M. HERESWITHA, De Vrouwenkloosters…, 37-42. – Id., De Franciscanessen (1493) en de Sepulcrinessen (1496) in het klooster des Bons Enfants te Luik, in: Franciscana, XXI, 1966, 39-43. – P. HARSIN, La principauté de Liège à la fin du règne de Louis de Bourbon et sous celui de Jean de Hornes, 1477-1505, Luik, 1957, 67-80.

Het klooster van Nieuwstad, leed geweldig onder de open strijd gevoerd met steun van Frankrijk, door Karel van Egmont tegen de Habsburgers en hun bondgenoten: Jan II, hertog van Kleef en Willem IV van Gulik. Daarom zocht de priorin van dat convent, Johanna Schaetz, binnen de stad Luik een veiliger verblijf; het kocht daar met toestemming van de prinsbisschop en van de provinciaal, het huis tot 18 december 1496 bewoond door de Cellebroeders. De Nieuwstadse communiteit betrok het enige dagen nadat de Cellebroeders het hadden verlaten (27).

(27) Vroeger nog Franciscanes zijnde had Johanna Schaetz dit huis gekocht (1493) en bewoond, en had het enkele weken later verkocht aan de Cellebroeders. Op 6 december 1496 stond prinsbisschop Jan van Horn toe aan Jan van Abroek, provinciaal der Nedergermaanse Heilig-Grafprovincie, het kanunnikessenklooster “Bethlehem” over te plaatsen naar het klooster des Bons Enfants te Luik). Het moest een besloten klooster zijn met maximum 25 zusters. De koop werd gesloten op 18 december 1496. Het klooster, gelegen op de huidige “Place des Bons Enfants”, werd toegewijd aan O.L. Vrouw, aan Sint Elisabeth, en allereerst aan het Heilig-Graf van Jeruzalem. Aanvankelijk telde de Luikse communiteit 14 leden. Maar de 15 leden van de kloostergemeente van Gartzen- St.-Antonii, die in 1507 voorlopig een onderkomen hadden gevonden in een leegstaand gedeelte van het Kanunnikenklooster te Henegouw werd nog datzelfde jaar (1507) opgenomen in Ste-Elisabeth des Bons Enfants, al werd het vooraf bepaalde getal toen overschreden.
(Omdat voetnoot 27 ontbrak werd de tekst aangevuld uit Zr. M. HERESWITHA, Inleiding tot de Geschiedenis van het Kloosterwezen in de Nederlanden. A. Orden ontstaan in de Middeleeuwen. II. 1. f. Orde van het Heilig-Graf. Brussel 1975 p. 131-132.

Dat klooster te Luik zou de naam dragen van Ste-Elisabeth des Bons-Enfants.

Te Gartzen werd tengevolge van de eisen van de plaatselijke heer, het leven voor de zusters als kloosterlingen van de Heilig-Graforde. Provinciaal van Abroek liet daarom de zusters naar de priorij Henegouw trekken en er wonen in een leegstaand gedeelte van de gebouwen. De drie of vier kanunniken die de priorij Henegouw nog telde, bleven het ander gedeelte betrekken. Doch toen het er ging om het zusterconvent definitief het goed Henegouw in zijn geheel als verblijf af te staan, rees er een geschil tussen de kanunniken van Henegouw – in 1505 was Goswyn van Bueren er prior – en het zusterconvent dat 13 of 14 leden telde (28).

(28) Zr. M. HERESWITHA, De Vrouwenkloosters…, 43-44. – Supra, 288, vn. 22. – De communiteit van Gartzen telde 13 of 14 leden. Of de prior een van de drie kanunniken was, is onzeker. Op 12 juli 1506, bij de leenverheffing, word de naam van de prior niet vernoemd, maar wel die van de “mamburnus”: Hermannus Tybst. RAH, Zaal Curingen, verheffingsregisters, Evrard de la Marck, 1506 – 1509, fol. 60. Waarschijnlijk is dat de priorij Henegouw met haar onafhankelijke kapellen te Bierbeek en te Oetsloven in 1485/1486 met Odiliënberg verenigd werd, zoals gebeurde met Sint-Leonhard. Supra, 289, vn. 23. Want het is Jan van Abroek die het klooster van Gartzen naar Henegouw deed verhuizen. Vóór 1506 zijn er minstens twee priors van Henegouw gekend die door van Abroek werden erkend. Maar bij de verkiezing van de nieuwe provinciaal-prior, op 28 oktober 1510, komt op de lijst van de kiesgerechtigden geen prior van Henegouw voor. (De Heilig-Graforde  in de Nedergerm. prov., in BCRH, 1965, 340-341). In december 1514 was er ook geen prior te Henegouw (RAH, Gichten Loons Recht, nr. 174, fol. 210v. 15 dec. 1514). Van 1531 tot 1558 heeft Henegouw een eigen prior. Maar na 1558 is de provinciaal, prior én van Henegouw én van Odiliënberg. Die toestand blijft behouden tot in 1606, jaartal van het verdwijnen van het provincialaat. Zie dl. 2, hfst. 1 tekst en vn. 29-38, in: Vervolg (afl. 3-4). In werkelijkheid was voorzeker door Jan van Abroek in 1506-1507 de priorij Henegouw gegeven aan de zusters van Gartzen. In het verslag van het provinciaal kapittel (gehouden jaarlijks vanaf 1486 tot 1521 (Supra, 287 tekst en vn. 15)) wordt vermeld dat er in Henegouw een onvoldoend getal kanunniken was om er het leven der Orde als zelfstandige priorij te beleven. Er moeten alleszins documenten bestaan hebben waarop de Sepulcrinessen van Ste Elisabeth des Bons Enfants te Luik zich beriepen om hun recht te staven op het bezit van Henegouw. In 1594 deed Rome definitief uitspraak ten gunste van de Bonnefanten van Luik.

De kanunniken kochten voor de zustercommuniteit een huis te Hasselt, maar deze verkoos zich te voegen bij de zusters van Ste Elisabeth des Bons Enfants te Luik, - die waren toen vijftien in getal. Door de vereniging van de twee kloostergemeenschappen overschreed het Luikse klooster het getal van 25 leden dat bij de oprichting als maximum was vastgesteld (29).

(29) Chronijk der Landen van Overmaas…, in: PSHAL, VII, 1870, 182-183, 191. – Zr. M. HERESWITHA, De Vrouwenkloosters…, 43-44, 49, 326. – L. VAN ELSRACK, Cort Verhael van het clooster tot Henegauwe, in: L’ancien Pays de Looz, VI, 1902, nr. 1, 4-9.

Bij de overgang van het klooster Kinrooi-Maaseik tot de Windesheimer Congregatie in 1520, bleef de priorij Ste Elisabeth des Bons Enfants – vanwaar de naam Bonnefanten aan de Sepulcrinessen in het Luikse gegeven – dus alleen over. Het werd het stamklooster van al de Heilig-Grafse vrouwenkloosters die na die datum werden gesticht. Door het opnemen van de communiteit van Gartzen, die tijdelijk te Henegouw woonde, bekwam het klooster “Ste Elisabeth des Bons Enfants” recht op de priorij Henegouw. Het verwierf het domein ervan in 1594 en nam de gebouwen als verblijf in gebruik na 1606 (30).

(30) Zr. M. HERESWITHA, De Vrouwenkloosters…, 47; Aanhangsel XIII, 421- 422. – De Heilig-Graforde  in de Nedergerm. prov., in BCRH, CXXXI, 1965, nr. 32, 356, 360, speciaal 358-359.