CLEMENTIA VAN ABROEK op het spoor
Zuster van Jan van Abroek (ca 1440 - 1510 te Hoogcruts), hervormer van de Heilig-Graforde in Neder-Germanië
en stichter van de vrouwenkloosters van het Heilig-Graf in West-Europa
__________________________________________________________________________________
à Geboren vóór of in de 2de helft XVe eeuw, ws te Beek bij
Bree (B)
Hoe was het leven daar in die tijd? Is haar doop aangetekend in de boeken? Welke priesters bedreven daar in dit tijd de zielzorg? Waar ging zij op school?
à Vóór 1480 ingetreden in klooster broodboomgaard Roermond
Waarom koos zij vanuit Beek juist voor dit klooster? Zijn de archieven van dat klooster bewaard. Hoe was het leven daar?
à 1480 Vorming in Sint-Odiliënberg
à 1480 Kinrooi Waar zijn de archieven van het klooster?
à 1490 Mater (overste) in Gartzen Sint-Antonii (vanaf hier is Clementia van
Abroek niet meer te traceren) Wat gebeurde er met Clementia? Waar zijn de archieven van het klooster?
à 1507 Convent Gartzen naar Henegouw Is Clementia hier geweest? Waar zijn de archieven van het klooster?
à 1507 Convent Gartzen (Henegouw) sluit aan bij Ste Elisabeth des Bons Enfants te Luik Is Clementia hier geweest? Waar zijn de archieven van het klooster?
p. [18] (284)
(…)
Van Abroeks opzet was: ook een vrouwelijke tak van de Orde te vestigen in de
Nederlanden, en hij bestemde de gebouwen te Kinrooi (door Kanunniken van het
Heilig Graf recent verlaten) als klooster voor Kanunnikessen van het Heilig
Graf.
(…)
De eerste kandidate voor zijn onderneming te Kinrooi vond van Abroek in het
Roermonds klooster “Den Bongart” nl. bij de faliezusters – ziekenverpleegsters
van de regel van Sint Augustinus (4).
(4) Klooster Godsboomgaard of Broodboomgaard,
gelegen in de Schoolstraat; ziekenverzorging. Ca. 1425 namen twee meisjes de
regel van Sint Augustinus aan, onder de leiding van de Kruisheren. In 1462 door
de stadsmagistraat erkend, op voorwaarde niet meer dan zeven zusters te
aanvaarden men noemde ze broet-, zwart-, celle-, falie- (=gewijlde) zusters. J.
HABETS, Geschiedenis van het tegenwoordig
Bisdom Roermond en van de bisdommen die het in deze gewesten zijn vooraf gegaan,
3 dln., Roermond 1892, dl. III, 685. –Z.M. HERESWITHA, De Vrouwenklooster,… 25, tekst en vn.2. – In 1605 was er slechts
één zuster nog in leven. J.B. SIVRÉ, Inventaris van het oud archief der gemeente
Roermond in BVGR, (Bijdragen tot het Verslag van de toestand der Gemeente
(Roermond), Roermond.) II 1871-1873, 1605, aug. – sept., 276-279.
Het waren Zuster Clementia van Abroek, zuster van de prior
van Odiliënberg, Zuster Catherina van Bruggen en Zuster Catharina van Wert. Met
toestemming van hun overste trokken deze drie geprofeste faliezusters naar
Odiliënberg, waar ze hoogstwaarschijnlijk hun intrek namen in het gasthuis voor
vrouwen. Het zou hun dienen tot noviciaatshuis (5).
(5)
Over de ligging van dit gasthuis voor vrouwen.
Bij de eerste drie kandidaten voegden zich nog drie andere
postulanten. De zes toekomstige Sepulcrinessen volgenden in het bruikbare
gedeelte van de Sint-Petruskerk, de conventsmis en de uren van het goddelijk officie.
Ze hadden een dagregeling analoog aan die der kanunniken. Op zondag 8 oktober
1480 legden de drie eerstgenoemden hun kloostergeloften af voor prior Jan van
Abroek. Als vertegenwoordiger der Orde, en werden de drie anderen ingekleed (6).
(6)
Zr. M. HERESWITHA, De Vrouwenkloosters…,
23-25.
Op maandag 9 oktober reisde het zestal per huifkar naar Kinrooi, en ging wonen in het voormalige
kanunnikenklooster “O.L. Vrouw van Jeruzalem. Daarmee was de oprichting van het eerste Heilig-Grafs Vrouwenklooster
in de Nederlanden voltrokken (7).
(7) Ibid., 22, 25, 27.
(…)
p. [21] (287)
(…)
Reeds in 1486 trad van Abroek [als provinciaal] op om tegemoet te
komen aan het verlangen der inwoners van Nieuwstad bij Sittard. Hij bereikte
daartoe eerst een akkoord met Jan van Horn, bisschop van Luik (1482-1505), en
met Willem van Vlodrop, erfvoogd van Roermond, begever van het
Sint-Sebastiaansaltaar in de Sint-Jan Baptistkerk te Nieuwstad en weldoener van
de priorij te Odiliënberg. Hij zond vier of vijf zusters uit Kinrooi naar
Nieuwstad (16).
(16) Willem van Vlodrop, Leuth en Dalenbroek,
en zijn echtgenote Alfrida van Herff schenken het klooster Sint-Odiliënberg op
3 okt. 1488, een vierde deel van het hof In Gen Ouwen (leengoed), gelegen in
het Kerspel van Sint-Odiliënberg. Codex
dipl. Berg., in: PSHAL, nr. 75, 205, 207. Willem van Vlodrop erfvoogd van
Roermond en Cecilia van Hamel verkopen dan eveneens een vierde deel van dat hof
in Gen Ouwen aan hetzelfde klooster. Ibid.,
nr. 76, 207-209. – Zr. M. HERESWITHA, De
Vrouwenkloosters…, 37.
onder wie Catharina van Wert als “mater”. Tot geestelijke
vader van het nieuw opgerichte vrouwenklooster benoemde hij een zekere Petrus,
ordekanunnik te Sint-Odiliënberg (17).
(17)
Zr. M. HERESWITHA, De Vrouwenkloosters…,
37-38.
(…)
p. [23] (289)
(…)
Omstreeks dezelfde tijd (1486) ook vroeg Wijnand van Gartzen voor het
zusterklooster gelegen op zijn domein naast de Sint-Antoniuskapel in de
gemeente Entzen (bij Euskirchen, hertogdom Gulik) aan de provinciaal van
Abroek, zusters te zenden en dat klooster tot Heilig-Graf klooster op te
richten. Na lange tijd, pas in 1490 namelijk ging van Abroek op dat verzoek in.
De zusters van het convent te Gartzen
legden dat jaar geloften af als Heilig-Grafkanunnikessen.
Vier of vijf zusters vanuit Kinrooi voegden zich bij hun communiteit als
overste stelde de provinciaal er aan Clementia van Abroek, en als rector Frank
van der Borcht die hij deed overkomen uit Kinrooi (24).
(24) In 1352 was door Emmerich van Gartzen
naast de kapel een kloostertje gesticht voor drie zusters . In 1474 wilde
Hubert van Gartzen dat kloostertje bestemmen voor monniken. Zr. M. HERESWITHA, De Vrouwenkloosters…, 24, 32, 43. –
Chronijk der Landen van Overmaas…, in
PSHAL, VII, 1870, 172-175.
Heilwych van Sotterbeyck werd te Kinrooi als overste aangesteld. En
frater Ludovicus van Bocholt, uit de priorij Odiliënberg als geestelijke vader
(25).
(25)
Ibid., 174. - Zr. M. HERESWITHA, De Vrouwenkloosters…, 32-34.
(…)
De afpersingen der plunderzieke soldaten en de willekeur van roversbenden
maakte het platteland onveilig. Om die reden vestigde zich het convent van
Kinrooi, met toestemming van de provinciaal, van de prinsbisschop en van het
gemeentebestuur te Maaseik in de Pelsersstraat (1496).
p. [24] (290)
Een kwart eeuw later, in 1520 nl., is dat klooster overgegaan naar het kapittel
van Venlo der Congregatie van Windesheim (26).
(26) Ibid., 34, 35. – De aansluiting van het
klooster (O.L. Vrouw van Jerusalem) te Kinrooi – Maaseik, bij het kapittel van
Venlo, werd door Rome erkend in 1522. Dit kapittel van Venlo, opgericht in
1455-1456, behoorde in feite tot de Congregatie van Windesheim. Id., Reguliere Kanunnikessen, in: Catholica, II kol. 1402. Zr. M.
HERESWITHA, De Vrouwenkloosters…,
37-42. – Id., De Franciscanessen (1493) en de Sepulcrinessen (1496) in het klooster des Bons Enfants te Luik, in: Franciscana, XXI, 1966, 39-43. – P.
HARSIN, La principauté de Liège à la fin du règne de Louis de Bourbon et sous
celui de Jean de Hornes, 1477-1505, Luik, 1957, 67-80.
Het klooster van Nieuwstad, leed geweldig onder de open strijd
gevoerd met steun van Frankrijk, door Karel van Egmont tegen de Habsburgers en
hun bondgenoten: Jan II, hertog van Kleef en Willem IV van Gulik. Daarom zocht
de priorin van dat convent, Johanna Schaetz, binnen de stad Luik een veiliger
verblijf; het kocht daar met toestemming van de prinsbisschop en van de
provinciaal, het huis tot 18 december 1496 bewoond door de Cellebroeders. De
Nieuwstadse communiteit betrok het enige dagen nadat de Cellebroeders het
hadden verlaten (27).
(27) Vroeger nog Franciscanes zijnde had
Johanna Schaetz dit huis gekocht (1493) en bewoond, en had het enkele weken
later verkocht aan de Cellebroeders. Op 6 december 1496 stond prinsbisschop Jan
van Horn toe aan Jan van Abroek, provinciaal der Nedergermaanse
Heilig-Grafprovincie, het kanunnikessenklooster “Bethlehem” over te plaatsen
naar het klooster des Bons Enfants te Luik). Het moest een besloten klooster
zijn met maximum 25 zusters. De koop werd gesloten op 18 december 1496. Het
klooster, gelegen op de huidige “Place des Bons Enfants”, werd toegewijd aan
O.L. Vrouw, aan Sint Elisabeth, en allereerst aan het Heilig-Graf van
Jeruzalem. Aanvankelijk telde de Luikse communiteit 14 leden. Maar de 15 leden
van de kloostergemeente van Gartzen- St.-Antonii, die in 1507 voorlopig een
onderkomen hadden gevonden in een leegstaand gedeelte van het
Kanunnikenklooster te Henegouw werd nog datzelfde jaar (1507) opgenomen in
Ste-Elisabeth des Bons Enfants, al werd het vooraf bepaalde getal toen
overschreden.
(Omdat voetnoot 27 ontbrak werd de tekst aangevuld uit Zr. M. HERESWITHA, Inleiding tot de Geschiedenis van het
Kloosterwezen in de Nederlanden. A. Orden ontstaan in de Middeleeuwen. II.
1. f. Orde van het Heilig-Graf.
Brussel 1975 p. 131-132.
Dat klooster te Luik zou de naam dragen van Ste-Elisabeth
des Bons-Enfants.
Te Gartzen werd tengevolge van de eisen van de plaatselijke
heer, het leven voor de zusters als kloosterlingen van de Heilig-Graforde.
Provinciaal van Abroek liet daarom de zusters naar de priorij Henegouw trekken
en er wonen in een leegstaand gedeelte van de gebouwen. De drie of vier
kanunniken die de priorij Henegouw nog telde, bleven het ander gedeelte
betrekken. Doch toen het er ging om het zusterconvent definitief het goed
Henegouw in zijn geheel als verblijf af te staan, rees er een geschil tussen de
kanunniken van Henegouw – in 1505 was Goswyn van Bueren er prior – en het
zusterconvent dat 13 of 14 leden telde (28).
(28) Zr. M. HERESWITHA, De Vrouwenkloosters…, 43-44. – Supra,
288, vn. 22. – De communiteit van Gartzen telde 13 of 14 leden. Of de prior een
van de drie kanunniken was, is onzeker. Op 12 juli 1506, bij de leenverheffing,
word de naam van de prior niet vernoemd, maar wel die van de “mamburnus”:
Hermannus Tybst. RAH, Zaal Curingen, verheffingsregisters, Evrard de la Marck,
1506 – 1509, fol. 60. Waarschijnlijk is dat de priorij Henegouw met haar
onafhankelijke kapellen te Bierbeek en te Oetsloven in 1485/1486 met
Odiliënberg verenigd werd, zoals gebeurde met Sint-Leonhard. Supra, 289, vn. 23. Want het is Jan van
Abroek die het klooster van Gartzen naar Henegouw deed verhuizen. Vóór 1506
zijn er minstens twee priors van Henegouw gekend die door van Abroek werden
erkend. Maar bij de verkiezing van de nieuwe provinciaal-prior, op 28 oktober
1510, komt op de lijst van de kiesgerechtigden geen prior van Henegouw voor. (De Heilig-Graforde in de Nedergerm. prov., in BCRH, 1965,
340-341). In december 1514 was er ook geen prior te Henegouw (RAH, Gichten
Loons Recht, nr. 174, fol. 210v. 15 dec. 1514). Van 1531 tot 1558 heeft Henegouw
een eigen prior. Maar na 1558 is de provinciaal, prior én van Henegouw én van
Odiliënberg. Die toestand blijft behouden tot in 1606, jaartal van het
verdwijnen van het provincialaat. Zie dl. 2, hfst. 1 tekst en vn. 29-38, in:
Vervolg (afl. 3-4). In werkelijkheid was voorzeker door Jan van Abroek in
1506-1507 de priorij Henegouw gegeven aan de zusters van Gartzen. In het
verslag van het provinciaal kapittel (gehouden jaarlijks vanaf 1486 tot 1521 (Supra, 287 tekst en vn. 15)) wordt
vermeld dat er in Henegouw een onvoldoend getal kanunniken was om er het leven
der Orde als zelfstandige priorij te beleven. Er moeten alleszins documenten
bestaan hebben waarop de Sepulcrinessen van Ste Elisabeth des Bons Enfants te
Luik zich beriepen om hun recht te staven op het bezit van Henegouw. In 1594
deed Rome definitief uitspraak ten gunste van de Bonnefanten van Luik.
De kanunniken kochten voor de zustercommuniteit een huis te Hasselt,
maar deze verkoos zich te voegen bij de zusters van Ste Elisabeth des Bons Enfants
te Luik, - die waren toen vijftien in getal. Door de vereniging van de twee
kloostergemeenschappen overschreed het Luikse klooster het getal van 25 leden
dat bij de oprichting als maximum was vastgesteld (29).
(29) Chronijk
der Landen van Overmaas…, in: PSHAL, VII, 1870, 182-183, 191. – Zr. M.
HERESWITHA, De Vrouwenkloosters…,
43-44, 49, 326. – L. VAN ELSRACK, Cort
Verhael van het clooster tot Henegauwe, in: L’ancien Pays de Looz, VI, 1902, nr. 1, 4-9.
Bij de overgang van het klooster Kinrooi-Maaseik tot de Windesheimer
Congregatie in 1520, bleef de priorij Ste Elisabeth des Bons Enfants – vanwaar
de naam Bonnefanten aan de Sepulcrinessen in het Luikse gegeven – dus alleen
over. Het werd het stamklooster van al de Heilig-Grafse vrouwenkloosters die na
die datum werden gesticht. Door het opnemen van de communiteit van Gartzen, die
tijdelijk te Henegouw woonde, bekwam het klooster “Ste Elisabeth des Bons Enfants”
recht op de priorij Henegouw. Het verwierf het domein ervan in 1594 en nam de
gebouwen als verblijf in gebruik na 1606 (30).
(30) Zr. M. HERESWITHA, De Vrouwenkloosters…, 47; Aanhangsel XIII, 421- 422. – De Heilig-Graforde in de Nedergerm. prov., in BCRH, CXXXI,
1965, nr. 32, 356, 360, speciaal 358-359.