Lectio altera
Ex antíquo
opúsculo «Doctrína duódecim Apostolórum» nuncupáto
(Nn. 9, 1 — 10, 6; 14, 1-3: Funk 2,
19-22. 26)
Ita grátias ágite:
Primum de cálice: «Grátias ágimus
tibi, Pater noster, pro sancta vite David púeri tui, quam notam fecísti nobis
per Iesum púerum tuum; tibi glória in sæcula».
De fracto vero
pane: «Grátias ágimus
tibi, Pater noster, pro vita et sciéntia, quam notam fecísti nobis per Iesum
púerum tuum; tibi glória in sæcula. Sícuti hic panis dispérsus erat supra
montes et colléctus unus factus est, ita colligátur Ecclésia tua a fínibus
terræ in regnum tuum; quóniam tua est glória et virtus per Iesum Christum in
sæcula».
Satiáti autem ita
grátias ágite: «Grátias ágimus
tibi, Pater sancte, pro sancto nómine tuo, cui sedem constituísti in córdibus
nostris, atque pro sciéntia et fide et immortalitáte, quam manifestásti nobis
per Iesum púerum tuum; tibi glória in sæcula.
Die ígitur
domínica congregáti, frángite panem et grátias ágite, postquam conféssi éritis
peccáta vestra, ut mundum sit sacrifícium vestrum. Omnis vero, qui
habet controvérsiam cum sócio suo, ne convéniat vobíscum, ántequam reconciliáti
erunt, ne profanétur sacrifícium vestrum. Hoc enim dictum est a Dómino: Omni
loco et omni témpore offerátur mihi sacrifícium mundum, quóniam rex magnus sum,
inquit Dóminus, et nomen meum admirábile in géntibus.
Tweede lezing
Uit
‘De Leer van de Twaalf Apostelen’ (De Didaché)
(Nn 9, 1 – 10, 6; 14, 1-3: Funk 2,
19-22. 26)
De Eucharistie
Aldus
moet uw dankzegging luiden: Eerst over de klk: ‘Wij danken U, onze Vader, voor
de heilige Wijnstok van David, uw dienaar, die Gij hebt doen kennen door Jezus,
uw Dienaar; U zij eer tot in eeuwigheid. ’
Bij het
breken van het Brood: ‘Wij danken U, onze Vader, voor het leven en voor de
kennis, die Gij ons geopenbaard hebt door Jezus, uw Dienaar; U zij eer tot in
eeuwigheid. Zoals dit brood (namelijk deze graankorrels) verspreid lag op de
bergen en na verzameld te zijn één (brood) werd, laat zo uw Kerk vanaf de
grenzen der aarde verzameld worden tot uw Rijk; want U is de glorie en de
kracht, door Jezus Christus in eeuwigheid.’
Niemand
ete of drinke dus van uw ‘Dankzegging’ dan alleen zij, die gedoopt zijn in de
Naam des Heren; want hierover zegt de Heer: Wilt
het Heilige niet aan de honden geven.
Na
verzadigd te zijn moet gij aldus danken: ‘Wij danken U, heilige Vader, voor de
heilige Naam, die Gij een plaats hebt gegeven in onze harten, en voor de kennis
en het geloof en de onsterfelijkheid, die Gij ons geopenbaard hebt door Jezus
Christus, uw Dienaar; U zij de glorie in eeuwigheid’.
‘Gij,
almachtige Heer, hebt alles geschapen om uw Naam. Spijs en drank hebt Gij de
mensen tot voedsel gegeven, opdat zij U zouden danken. Ons hebt Gij echter een
geestelijke spijs en drank geschonken en het eeuwig leven door uw Dienaar. Vóór
alles danken wij U, omdat Gij machtig zijt; U zij de glorie in eeuwigheid’.
‘Gedenk,
Heer, uw Kerk, dat Gij haar moogt verdedigen tegen alle kwaad en haar
vervolmaken in uw liefde. Verzamel haar vanuit de vier windstreken, haar de
geheiligde, tot uw Rijk, dat Gij haar bereid hebt; want U is de kracht en de
glorie in eeuwigheid’.
‘Moge uw
genade komen en moge deze wereld vergaan! Hosanna de God van David. Als iemand
heilig is, hij kome nader: zo niet, laat hem boete doen: Maranatha. Amen’.
Op de dag des Heren
bijeengekomen moet gij het Brood breken en dankzeggen, nadat gij uw zonden
beleden hebt, opdat uw Offerande rein zij. Ieder evenwel die een onenigheid
heeft met zijn naaste, kome niet met u samen vóór zij zich verzoend hebben,
opdat uw Offer niet ontwijd worde. Want zo is het gezegd door de Heer: Op elke plaats en op elke tijd moet Mij een
rein Offer worden opgedragen, want Ik ben de grote Koning, zegt de Heer, en
mijn Naam is wonderbaar onder de volken.