Uit de Preken van de heilige Petrus Chrysologus
Over
het sacrament van de Menswording
Christus
draagt de mens, opdat de mens niet meer zou vallen.
Wanneer de Maagd ontvangt,
als Maagd baart, en Maagd blijft, is het niet de gewone gang van zaken, maar
een teken; het is niet krachtens de rede, maar een wonder; het is de Schepper,
niet de natuurlijke aanleg; het is niet algemeen, maar enig; het is goddelijk
en niet menselijk. Dat Christus geboren werd, was geen noodzaak, maar een
mogelijkheid; het was een sacrament van goedheid, het herstel van het menselijk
heil. Hij die niet door geboorte de mens maakte uit onaangeroerde leem, Hij
maakte ook een Mens door geboorte uit een onberoerd lichaam; de handen die
genadig de klei namen om ons te vormen, namen ook genadig voor ons heil het
vlees aan. Dus wat de Schepper in zijn schepsel, wat God verwezenlijkt in het
vlees, strekt het schepsel tot eer, (en) is geen belediging van de Schepper.
Mens, waarom zijt gij zo
armzalig, gij die zo kostbaar zijt voor God? Waarom onteert gij uzelf terwijl
gij door God zo geëerd wordt? Waarom zoekt gij hoe gij geschapen zijt en
onderzoekt gij niet waartoe gij geschapen zijt? Is dat alles, wat gij ziet,
niet als een huis van de wereld voor u geschapen? Voor u verdrijft het
binnendringende licht de duisternis, voor u is de nacht ingericht, voor u de
dag afgebakend; voor u wordt het hemelgewelf bestraald met de uiteenlopende
glans van de zon, de maan en de sterren; voor u is de aarde met bloemen, wouden
en weiden en vruchten geschilderd; voor u is de wonderschone menigte van
levende wezens geschapen, die zich ophoudt in de lucht, op de velden en in het
water.
De Schepper bedacht
evenwel nog iets wat bijdroeg tot uw eer: in u legde Hij zijn beeld, opdat een
zichtbaar beeld de onzichtbare Schepper tegenwoordig zou stellen in de wereld,
en aan u gaf Hij de opdracht in de aardse dingen zijn rol te vervullen, opdat
het wijde bezit van de wereld geen nadeel zou zijn voor de plaatsvervanger des
Heren. Wat God door zijn goddelijke almacht in u bewerkt heeft, heeft Hij goedgunstig
in Zichzelf opgenomen, en in de mens heeft Hij Zich werkelijk zichtbaar
gemaakt, in wie Hij vroeger gezien wilde worden bij wijze van voorafbeelding;
en Hij stond toe dat hij nu het Beeld zelf was, hetwelk Hij vroeger als een
gelijkenis had aanvaard.
Christus wordt dus geboren
om door zijn geboorte de verdorven natuur te vernieuwen; het kind zijn nam Hij
op zich, de eerste opvoeding onderging Hij geduldig, Hij doorliep de
(verschillende) leeftijden, om een volmaakte, blijvende leeftijd, die Hijzelf
had vastgesteld, opnieuw in te stellen. Hij draagt de mens, opdat de mens niet
meer zou vallen; Hij bewerkt dat degene, die Hij aards geschapen had, hemels
werd; bezield met een menselijke geest wekt Hij de geest ten leven tot het
goddelijke: en zo heft Hij hem geheel en al op naar God, opdat niets in hem
achterblijft van wat zonde, dood, vermoeienis, pijn en aards is, door de hulp
van Onze Heer Jezus Christus, die met de Vader leeft en heerst in eenheid met
de heilige Geest als God nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
(Sermo 148: PL 52,596-598)