Martyrologium Romanum
1
augustus
De heilige Alfonsus Maria de’Liguori [1696-1787],
bisschop, kerkleraar en stichter
De gedachtenis van de heilige Alfonsus
Maria de’Liguori, bisschop en kerkleraar, die vermaard was om zijn zielenijver,
geschriften, woord en voorbeeld en zich inzette voor de prediking ter
bevordering van het christelijke leven onder het volk. Hij schreef boeken –
vooral over de moraal, van welke discipline hij als leermeester wordt beschouwd
– en stichtte onder veel tegenwerking de Congregatie van de Allerheiligste
Verlosser om het evangelie te verkondigen onder de plattelandsbevolking. Tot
bisschop van Sant’Agata dei Goti gekozen, legde hij zich op buitengewone wijze
toe op deze taak, die hij echter vanwege ernstige ziekten na vijftien jaar
neerlegde. Te Nocera dei Pagani in Campanië bracht hij de rest van zijn leven
door, waarbij hij zich grote inspanningen getroostte en grote moeilijkheden
ondervond.
Het traktaatje “Modo di conversare
continuamente alla familiare con Dio” verschenen rond 1753 – in het Nederlands
onder de titel “De innige omgang met God”, telde zestig jaar geleden al meer
dan 536 verschillende uitgaven in vele wereldtalen. De titel spreekt voor
zichzelf.
Hier
volgen enkele gedachten:
God is door zijn oneindigheid overal
tegenwoordig, maar op twee bijzondere plaatsen heeft Hij zijn eigen woning: de
ene is de empirische hemel waar Hij verblijft door de glorie die Hij aan de
gelukzaligen meedeelt; de andere is de aarde en de nederige ziel die Hem
liefheeft: “Habitans cum contrito et humili spiritu” (Jes 57,15) – Hij woont in het geslagen en vernederd gemoed. God
woont dus in de hoogte van de hemel, maar Hij vindt het niet beneden zijn
waardigheid zich dag en nacht te onderhouden met zijn trouwe dienaren in hun
eigen cel, dat is hun ziel: en Hij deelt hun daar zijn goddelijke troost mee,
waarvan één druppeltje alle vertroostingen overtreft die de wereld kan geven;
alleen wie die troost nog nooit ondervond verlangt er niet naar: “Proeft en ondervindt
hoe zoet de Heer is… Gustate et videte quoniam suavis est Dominus” (Ps
33,9).
De vrienden van de wereld kennen uren
waarop ze zich met elkaar onderhouden en uren waarop ze van elkaar verwijderd
zijn; maar tussen God en u, als u het wilt, zal er geen stonde van verwijdering
meer bestaan: “U zult rusten; en uw slaap zal zacht zijn; en Hij zal steeds met
u waken: ‘Ik zal samen met Hem rusten en mijn gedachten zullen tot Hem spreken”
(Wijsheid 8,9). Wanneer u rust gaat
Hij niet weg van uw bed en Hij denkt steeds aan u, en zo zal Hij, wanneer u in
de nacht ontwaakt, met zijn ingevingen tot u spreken en van u een teken van
liefde ontvangen, een klein offer en een dankwoord, om zo met u verder in dit
uur zijn liefdevolle en zoete omgang te houden. En soms zelfs in uw slaap zal
Hij tot u spreken, en Hij zal u iets influisteren, opdat u dit bij uw ontwaken
ten uitvoer zult brengen: “Per somnia loquar ad illum” – Gedurende zijn slaap
zal Ik tot hem spreken (Num 12,6).
Ook ’s morgens hoort Hij graag van u een
of ander woord van innigheid of vertrouwen. “Hij wil graag uw eerste gedachte
vernemen en dat u alle werken die gij u voorneemt die dag te verricht om Hem
aangenaam te zijn, aan Hem opdraagt; ook neemt Hij graag al de pijnen aan die u
Hem in vrijwillig lijden voor zijn glorie en liefde aanbiedt. En zoals Hij zelf
niet nalaat zich in dit eerste ogenblik van uw ontwaken bij u aan te melden, zo
zult u van uw kant niet in gebreke blijven en Hem dadelijk een liefdeblik gunnen.
Gij zult u verheugd tonen bij het horen van de blijde tijding die God zelf u
brengt, dat Hij niet ver van u is, niet ver zoals het wel eens gebeurde toen
gij Hem vertoornd had; maar nu weet u dat Hij u liefheeft, en door u bemind wil
worden, want, luister, op datzelfde ogenblik fluistert Hij zijn liefdegebod
toe: “Gij zult God uit heel uw hart beminnen” (Deut 6,5).
Vergeet vervolgens niet meer zijn
aanwezigheid, en doe niet zoals de meeste mensen die Hem vergeten. Spreek tot
Hem zo dikwijls u kunt: Hij zal dit niet misprijzen zoals bij de groten der
wereld wel het geval is; indien u Hem bemint, zult u wel weten wat u Hem wil zeggen.
Zeg Hem wat u te binnen schiet over u zelf en over uw belangen, zoals u dit
alleen zoudt zeggen tegen een vertrouwde vriend. Beschouw Hem niet als een
hooghartige prins die alleen wil omgaan met hoogstaande personen en alleen over
grote zaken. De Heer vindt het aangenaam zich klein te maken om met ons om te
gaan, en Hij schept er genoegen in als wij Hem al onze kleine en onooglijke
belangen meedelen. Hij bemint u zo vurig en bekommert zich zó om u, alsof Hij
werkelijk aan niets anders zou denken dan aan u. Hij is zo begaan met uw belangen alsof Hij
heel zijn Voorzienigheid zou aanwenden om alleen u te helpen, alsof Hij heel
zijn barmhartigheid en zijn goedheid alleen zou gebruiken om u goed te doen en
om door zijn aantrekkingskracht uw vertrouwen en uw liefde tot zich te winnen.
Open dan voor Hem in alle vrijheid heel uw binnenste en bid Hem dat Hij u mag
geleiden om volmaakt zijn heilige wil te volgen; dat al uw verlangens en uw
plannen alleen gericht zijn om aan zijn welbehagen tegemoet te komen en zijn
goddelijk Hart tevreden te stellen: “Revela Domino viam tuam, et pete ab eo ut
vias tuas dirigat, et omnia consilia tua in ipso permaneant” (Tob 4,20) Vraag de Heer dat Hij uw wegen
mag leiden en al uw plannen doet slagen.
Zeg niet: wat baat het dat ik aan God
heel mijn nood zou klagen, omdat Hij beter dan ik zelf dat alles weet en kent?
Inderdaad, Hij kent uw nood, maar God doet alsof Hij de nood niet kent die men
Hem niet toevertrouwt en waarvoor men Hem geen hulp vraagt. Onze Lieve Heer
wist heel goed dat Lazarus gestorven was, en nochtans gaf Hij blijk het niet te
weten tenzij wanneer Martha het Hem zei; Hij heeft haar dan ook getroost door
de verrijzenis van haar broeder.
Daarom, wanneer u bedrukt gaat onder
kwelling, bekoring, vervolging of andere moeilijkheden, ga dadelijk Hem bidden
dat Hij zijn hand naar u uitsteekt en u helpt. Het zal reeds voldoende zijn dat
u de beproevingen die u ondergaat Hem bekend maakt, en Hem zegt: “Zie Heer , de
beproeving is over mij gekomen”;en Hij zal niet nalaten u te troosten of u
althans sterkte te geven om met geduld die moeilijkheid te dragen, wat
mogelijkerwijs nog meer tot uw goed zal strekken dan indien u werkelijk er van
bevrijd zou zijn geworden. Laat Hem al uw gedachten kennen die u plagen,
gedachten van vrees en van droefheid, en zegt Hem: “Mijn God, in U houd ik heel
mijn hoop recht; ik offer U deze beproevingen en onderwerp mij aan uw wil, maar
heb medelijden met mij: ofwel bevrijd mij ervan, of geef mij de kracht om dit
te dragen. En Hij zal u wel de belofte hernieuwen die Hij in het Evangelie aan
alle bedrukten deed, dat Hij hen zou troosten of sterken telkens wanneer zij
hun toevlucht tot Hem zouden nemen: “Komt allen tot Mij, die belast en beladen zijt,
en Ik zal u verkwikken” (Mt 11,18).
Hij zal het u niet kwalijk nemen dat u in
uw leed mistroostig naar uw vrienden gaat om wat verlichting te vinden; maar Hij wil dat u hoofdzakelijk naar Hem
zoudt komen. Tenminste nadat u naar de schepselen zijt gegaan en dat dezen uw
hart niet konden bevredigen, nee dan uw toevlucht tot uw Schepper en zeg Hem:
Heer, de mensen hebben alleen maar woorden “verbosi amici mei”, ze kunnen mij
niet troosten, ook wil ik door hen niet meer getroost worden; Gij zijt heel mijn
hoop en heel mijn liefde; van U alleen wil ik nog troost ontvangen; en laat het
deze troost zijn, namelijk dat ik bij deze gelegenheid doe wat U het meest
behaagt; zie, ik ben bereid deze smart heel mijn leven door te lijden en zelfs
gedurende heel de eeuwigheid, indien het aldus uw wil zou zijn: maar helpt U
mij dan!
(Voor
de aanhalingen uit de H.Schrift is de Vulgaat gebruikt)