Maria is
het licht van de wereld, de oorzaak van alle troost en blijdschap, net zoals
Esther ten opzichte van de Joden, voor wie verscheen “als een nieuwe dageraad,
als het voorwerp van hun vreugd, hun eer, hun gejubel! (Esth 8, 16) Voor de
Joden toch was het een oorzaak van vreugd bij de grootste, machtigste heerser
koningin Esther te hebben, van Joodse oorsprong zoals zij; die haar eigen leven
voor het heil van haar volk veil had; voor wie, bij de oppermachtige vorst,
niets onbereikbaar bleek, omdat hij haar, om haar bevalligheid, om haar haast
goddelijke knapheid, allerinnigst liefhad (Est 2, 17).
Wat een
oorzaak van blijdschap dan voor ons, die
bij de Koning der koningen, bij de allerhoogste God, bij de eeuwige Regeerder
van het heelal,M aria hebben, ten overstaan van de goddelijke Majesteit heel
wat machtiger dan ooit Esther bij Assuerus! Terwijl ook voor haar niets bestaat
wat zij bij God niet vermag, draagt ze ons een genegenheid toe, die niet enkel
voortspruit uit wat ik volksverbondenheid, verwantschap naar vlees en bloed zou
noemen, maar uit echte moederliefde, uit een innige, waarachtige, hartelijke
minzaamheid, als die van ouders voor hun dierbaarste kinderen.
Of liep
ook Maria voor ons geen gevaar, toen ze naast het kruis van Christus stond en
vol, overvol van Abrahams gezindheid, Hem in de geest ter ere van God
slachtofferde. Hem liefderijk voor het heil van de wereld wegschonk? “Zij stond
naast het kruis”, (Jo 19, 25) als leunend op de kracht van de Geest, door de
Geest ondersteund.
O
wonderbare, waarachtig heilige liefde van Maria voor ons! Van haar, inderdaad,
zoals van God zelf, aan wie ze geestelijk allergelijkst was, mogen we in alle
werkelijkheid zeggen: “Zó heeft ze de wereld liefgehad, dat ze haar enige Zoon
gegeven heeft opdat niemand, die in Hem
gelooft, vergaat, maar eeuwig leven krijgt” (Joh 3, 16).
Bijgevolg,
wat een oorzaak van vreugd en blijdschap, bij de almachtige God zo’n verheven
beschermster en voorspreekster te bezitten, voor wie bij God niets onmogelijk
is, en die voor ons, met moederlijke liefde, alle goed verlangt en begeert!
(Uit
Preek 3 over het Weesgegroet)