zaterdag 24 juli 2021

Oratio post Communionem – Gebed na de Communie (Postcommunio) Dominica decima septima per annum Zeventiende zondag door het jaar Laat ons in deze liefdegave uw verlossende kracht ervaren.

  Het Laatste Avondmaal.
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)

Laat ons in deze liefdegave uw verlossende kracht ervaren

I n l e i d i n g
Door de opdracht van Christus aan zijn Apostelen bij het Laatste Avondmaal “Doet dit om Mij te gedenken” (Lk 22, 19) stelde Hij de H. Eucharistie in als een gedachtenisviering. De Postcommunio van deze zondag beschouwt de gaven van het Lichaam en Bloed van de Heer als een gedachtenisteken (“memoriale”) van het Lijden van Christus, zoals dit sinds de prediking van de H. Paulus (1 Kor 11,26) de gemeenschappelijke overtuiging van alle gelovigen is. Het Lichaam en Bloed van Christus in de gedaanten van brood en wijn verkondigen de Dood van de Heer  “totdat Hij komt”.  Zo zijn zij het “blijvende gedachtenisteken” (“memoriale perpetuum”).  De H. Thomas van Aquino verwoordt dezelfde visie in strofe vijf van de eucharistische aanbiddingshymne  Adoro Te (die wij tijdens het Lof laatstleden Odiliazondag hebben gezongen) waar hij zegt:
“O memoriale mortis Domini
Panis vivus vitam præstans homini,
Præsta meæ menti de te vivere.
Et te illi semper dulce sapere”.
O gedachtenisteken van de dood des Heren,
Levend Brood dat aan de mens het leven geeft,
Geef mij dat mijn geest in U zijn leven vindt,
Geef hem als zijn zoetheid U te smaken.
Dit gedachtenisteken van het Lijden van Christus – MR 1962 had “gedachtenisteken van uw oneindige liefde” – is vol levende kracht en genade zoals Sint Thomas zegt. Het bevat immers het eeuwige leven, deelt het ons mee en drukt het verlangen uit dit levende Brood altijd te mogen smaken, niet krachtens onze verdienste maar voortvloeiend uit de oneindige liefde van onze Heer Jezus Christus. Tot deze liefde richt zich de Postcommunio.

T e k s t
Missale Romanum [MR] 1970
Sumpsimus, Domine, divinum sacramentum, passionis Filii tui memoriale perpetuum; tribue, quaesumus,
ut ad nostram salutem hoc munus proficiat,
quod ineffabili nobis caritate ipse donavit.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
Heer, wij hebben dit heilig sacrament ontvangen, de blijvende gedachtenis aan het lijden en sterven van uw Zoon.
Wij bidden U:
laat ons uw verlossende kracht ondervinden in deze gaven
die Hij ons in zijn grote liefde geschonken heeft.

Werkvertaling
Wij hebben, Heer, dit goddelijk sacrament, het blijvende gedachtenisteken van het lijden van uw Zoon ontvangen;
Geef, vragen wij U,
dat deze gave, die Hij zelf ons in zijn onuitsprekelijke liefde heeft gegeven,
 ons tot heil strekt.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
De openingszin van de Postcommunio van vandaag vinden we in MR 1962 , 1081 als Postcommunio op het feest van de H. Paulus van het Kruis, 28 april, als volgt geformuleerd: Sumpsimus, Domine, divinum sacramentum immensæ caritatis tuæ memoriale perpetuum, wij hebben, Heer, het goddelijk Sacrament, de immerdurende gedachtenis  van uw onmetelijke liefde ontvangen.
In MR 1962 is dit de enige postcommunio waarin het begrip ‘memoriale’ voorkomt.
In MR 1970 vinden we het begrip ‘memoriale’ slechts in de prefatie van het Misformulier bij een Kerkwijding, met name bij de wijding van het altaar: “ (…) Qui verus Sacerdos veraque effectus hostia, sacrificii, quod ipse in ara crucis tibi obtulit, memoriale nobis præcepit in perpetuum celebrare” (Die tot waarachtig Priester en waarachtige offergave gemaakt, ons heeft bevolen de gedachtenis van het Offer, dat Hijzelf op het altaar van het Kruis aan U heeft opgedragen, voor altijd te vieren).
T e x t u e l e  a n a l y s e 
1. Sumpsimus, Domine, divinum sacramentum, passionis Filii tui memoriale perpetuum; 2.tribue, quaesumus,
3. ut ad nostram salutem hoc munus proficiat,
4.quod ineffabili nobis caritate ipse donavit.

De oratie richt zich tot de Vader nadat priester en gelovigen het H. Sacrament, het blijvend gedachtenisteken van het lijden, sterven en verrijzen van zijn Zoon hebben ontvangen en genuttigd, en vraagt dat deze gave, die de Zoon van God Zelf ons in zijn onmetelijke liefde heeft gegeven, ons tot verlossing mag strekken.
Ad 1
Openingszin met prædicaat sumpsimus, wij hebben ontvangen, in de indicativus,1e pers. meerv. van het perfectum van sumere, sumpsi, sumptum, 3, waarmee het feitelijke moment tijdens de Eucharistieviering en de status van de bidders worden weergegeven.
Domine, Heer  - aanspreektitel van God in de vocativusvorm van Dominus.
Divinum sacramentum, passionis Filii tui memoriale perpetuum: object van sumpsimus, samengesteld uit de congruerende accusativusvormen divinum sacramentum, gevolgd door de bijstelling passionis … perpetuum, die het object divinum sacramentum nader illustreert. De bijstelling is opgebouwd uit de congruerende accusativusvormen memoriale perpetuum  vergezeld van de bijvoeglijke bepaling passionis Filii tui, drie genitivusvormen die nadere uitleg geven aan genoemde accusativusvormen (genitivus explicativus).
Ad 2
Tribue, quæsumus, geef, vragen wij [U], directe bede tot God met prædicaat tribue (van tribuere, tribui, tributum, 3) in de in de imperativusvorm, gemilderd door de losse verbale vorm quæsumus, 1e pers. meerv. van het verbum defectivum (onvolledige werkwoord ) quærere, quæsivi, quæsitum, 3. We hebben al dikwijls gezien dat de inlas quæsumus ook een ritmische functie kan hebben.
Ad 3
Ut ad nostram salutem hoc munus proficiat, op-/zodat deze gave tot ons heil moge strekken: finale/doelaanwijzende respectievelijk consecutieve/ gevolgaanduidende bijzin met het prædicaat proficiat in de 3e pers. enkelvoud præsentis coniunctivi van het verbum proficere vanwege het wens-, gebedskarakter. Proficiat van proficere, profeci, profectum 3, vooruitkomen, vorderen, voordelig-, nuttig zijn, helpen.
Hoc munus, -eris, onz., deze (offer)gave, - subject bij het prædicaat proficiat in congruerende nominativusvormen.
Ad nostram salutem, tot ons heil/tot onze verlossing: voorzetselbepaling van twee congruerende accusativusvormen, geregeerd door de præpositie ad.
Ad 4
Quod ineffabili nobis caritate ipse donavit, die Hij zelf ons in zijn onuitsprekelijke liefde heeft geschonken.
Relatieve bijzin in de indicativusvorm vanwege de voor de gelovigen feitelijkheid. Het pronomen relativum quod met hoc munus in regel 3 als antecedent is het object van het prædicaat donavit, 3e pers. enkelvoud perfecti indicativi van donare, donavi, donatum.
Het subject van donavit wordt extra onderlijnd door ipse, dat verwijst naar Christus Zelf.
Nobis, (aan) ons, - bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm van het pronomen personale nos, dativus commodi/van voordeel.
Ineffabili caritate, bijwoordelijke bepaling in congruerende ablativusvormen, ablativus instrumentalis of qualitatis.

S t i j l f i g u r e n
In r. 1 eind-/klankrijm vanwege de gewone congruentieregel bij divinum sacramentum en perpetuum, alsmede in r. 1 en 2 dominant gebruik van de u-klank
In r. 3 ineffabili [nobis] caritate: hyperbaton vanwege uiteenplaatsing van de bij elkaar behorende begrippen (ablativusvormen)  ineffabili en caritate.
In r. 4 valt de i-klank op..

K l e i n  v o c a b u l a r i  u m
Memoriale, is, onz. 
1.herinnering, gedachtenis 2. aandenken, teken van de verlossing 3. gedenkteken, merkwaardigheid 4. naam
Proficio, - feci, - fectum, 3
is een oude vriend en een verbum met veelzijdige betekenis dat dikwijls voorkomt in de oraties, en gewoonlijk betekent “nuttig zijn, baten, helpen, dienstig -, bruikbaar  -, voordelig zijn” enz. en vandaar ook “effect hebben, voltooien, bijdragen tot, leiden tot, tenderen naar”.  (In het Nederlands is “proficiat” een uitdrukking waarmee men iemand geluk wenst, naast de term  “gefeliciteerd” dat ook een Latijnse wortel heeft waarbij de aangesprokene geluk wordt toegewenst (felicitas = geluk)).
Ineffabilis, - e, adiectivum, met de betekenis van onuitsprekelijk. Effabilis betekent uitsprekelijk en vinden we in het oud-Latijn van de Numidische schrijver, filosoof en redenaar L. Apuleius Madaurensis ca. 123/125-ca. 170/180) (noordwestelijk van Algerije), die we hebben ontmoet bij de bespreking van het begrip ‘frequentatio’ van de Postcommunio van de 15e zondag door het jaar.

T o e l i c h t i n g
Het essentiële gedeelte van de H. Mis, de Consecratie, herinnert ons aan het evangelieverhaal over de instelling van de H. Eucharistie en herhaalt de woorden van de Heer zelf: qui pridie pateretur, accepit panem in sanctas ac venerabiles manus suas… benedixit, fregit deditque discipulis suis: “Accipite et manducate (comedite, Math.) ex hoc omnes: hoc est enim corpus meum” (Canon Romanus; cf. Mt 26,26; Mc 14, 22; Lc 22,19; 1 Kor 11, 24), die op de dag vóór zijn lijden het brood heeft genomen in zijn heilige en eerbiedwaardige handen…het zegende, het brak en aan zijn leerlingen gaf, zeggende: “Neemt en eet allen hiervan: want dit is mijn Lichaam”. Ditzelfde voor de consecratie van de wijn: “Hic est enim sanguis meus novi testamenti, qui pro vobis multis effundetur in remissionem peccatorum” (Mt 26,28), want dit is mijn Bloed van het nieuwe Verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.  Hij had eraan toegvoegd: “hoc facite in meam commemorationem(Lc 22, 19), doet dit om Mij te gedenken; hæc quotiescumque feceritis, in mei memoriam facietis (Canon, Sacament. Gelasianum III, 17), telkens als gij dit zult doen, zult ge het doen ter gedachtenis aan Mij.

In de 4e catechese van de reeks “De sacramentis” die bisschop Ambrosius van Milaan na 380 in de Paasweek voor de neofieten (pasgedoopten) hield, spreekt hij over het eucharistisch  hooggebed en citeert hij fragmenten uit een versie, die ouder is dan de tegenwoordige tekst van de canon. Wij weten – en hebben daartoe het voorbeeld van de catechesen van bisschop Cyrillus van Jeruzalem - dat de uitleg van de betekenis van de initiatiesacramenten pas volgde nà de initiatie zelf. Eerst als de catechumenen volledig ‘gelovigen’ waren geworden, verbrak Ambrosius het zegel (disciplina arcani) en onthulde hij hen de volle zin van de inwijdingsritus, waardoor zij in de kerkgemeenschap werden opgenomen. Zijn taal getuigt van een levendig contact met zijn gehoor en wijst op een vrije improvisatie met los geconstrueerde zinnen, steeds terugkerende korte vragen en uiterst korte verhaaltrant:
Consecratio igitur quibus verbis et cuius sermonibus? Domini Iesu… ubi venitur ut conficiatur venerabile sacramentum, iam non suis sermonibus utitur sacerdos, sed utitur sermonibus Christi (De Sacramentis 4,4,14). Door welke woorden vindt de Consecratie plaats en van Wie zijn die woorden? Van de Heer Jezus…zodra het ogenblik gekomen is waarop het eerbiedwaardig Sacrament tot stand gebracht moet worden, bedient de priester zich niet langer van zijn eigen woorden, maar bedient hij zich van de woorden van Christus. (Dus Christus’ woord brengt dit Sacrament tot stand)”.
Als wij Ambrosius horen, begrijpen we de bekering van de H. Augustinus beter. Augustinus, de bekende redenaar herkende en erkende een evenknie.
En in het volgende hoofdstuk (van De Sacramentis) toont dezelfde auteur aan dat de formuleringen van de Sacramentaria voor wat de Canon betreft, reeds bestonden vóór zijn tijd: “Vis scire quia verbis cælestibus consecratur? Accipe quæ sunt verba.  Dicit sacerdos: fac nobis, inquit, hanc oblationem scriptam (adscriptam, ratam, rationabilem, Gelasianum III, 17), rationabilem, acceptabilem, quod est figura corporis et sanguinis Domini nostri Iesu Christi. Qui pridie quam pateretur …(ibid. 4, 5, 21). Wilt ge zeker zijn dat men door hemelse woorden consacreert? Luister, welke die woorden zijn. De priester zegt: “maak ons deze offerande rechtskrachtig, geestelijk, welgevallig, omdat zij het beeld is van het Lichaam en Bloed van onze Heer Jezus Christus. Die daags voor Hij ging lijden…”, enz. , zie boven.

Het Heilig Misoffer stelt dus opnieuw het mysterie van het Laatste Avondmaal present (door Tertullianus geformuleerd Panem quo ipsum corpus suum repræsentat, het brood waardoor Hij zijn eigen Lichaam tegenwoordig stelt [Adversus Marcianum 1, 14]), maar ook het mysterie van het Lijden van de Heer:
quotiescumque enim manducabitis panem hunc et calicem bibetis, mortem Domini annuntiabitis (1 Kor 11, 26), telkens als gij dit Brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de Dood des Heren;
quæ in tui commemorationem nos facere præcipisti (Postcomm. 22e zondag na Pinksteren, MR 1962 en Leonianum 596), wat Gij ons hebt bevolen te doen om U te gedenken;
qui discipulis suis in sui commemorationem hoc fieri hodierna traditione monstravit (Secreta feria V In Cena Dni in MR 1962 en Gregorianum 77,2), die, door het voorbeeld dat Hij heeft gegeven op die dag, zijn leerlingen toonde wat zij moesten doen om Hem te gedenken;
Deus, qui nobis sub sacramento mirabili passionis tuæ memoriam reliquisti (Collecta in solemn. SS. Corporis et Sanguinis Christi (MR 1970) en Missa votiva de S. Sacramento (MR 1962), God, die ons in dit wonderbaar Sacrament de gedachtenis hebt nagelaten van uw Lijden;
En Thomas van Aquino in zijn Opusculum 57, in festo Corporis Christi, lect. 4:
Unde, ut árctius huius caritátis imménsitas fidélium córdibus infigerétur, in última cena, quando, Pascha cum discípulis celebráto, transitúrus erat de hoc mundo ad Patrem, hoc sacraméntum instítuit, tamquam passionis suæ memoriale perenne, figurárum véterum impletívum, miraculórum ab ipso factórum máximum, et de sua contristátis abséntia solácium singuláre relíquit”. Om dan ook de onmetelijkheid van die liefde inniger in de harten van de gelovigen te prenten, heeft Hij bij het Laatste Avondmaal, toen Hij na de viering van het Paasmaal vanuit deze wereld naar de Vader zou gaan, dit Sacrament ingesteld als een blijvende gedachtenis aan zijn Lijden, als de vervulling van de oude voorafbeeldingen, als het grootste van de wonderen, door Hem verricht, en liet Hij deze na als een uitzonderlijke troost voor hen, die bedroefd over zijn afwezigheid achterbleven.
Het werk van het heil, door God voorbereid, wordt dus door Christus en zijn daden voltrokken, in de Kerk in stand gehouden en in haar liturgie verwezenlijkt. Dit gebeurt met name wanneer de Kerk met de gelovigen de Eucharistie viert, waarin ‘de overwinning en triomf van de dood van de Heer tegenwoordig worden gesteld’.
De H. Eucharistie is het ‘Sacramentum caritatis’ (Titel Postsynodale Apostolische Exhortatie van paus Benedictus XVI, 22.2.2007), “het Sacrament van de liefde (vgl. Thomas van Aquino, Summa Theologiæ III, q. 73, n. 3): het geschenk van de zelfgave van Jezus Christus, waardoor Hij ons Gods oneindige liefde voor iedere mens openbaart” (Beginwoorden Exhortatie).
De H. Eucharistie is ook het ‘Redemptionis Sacramentum’ (Titel Instructie van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Regeling van de Sacramenten, 25.3.2004), “het Sacrament van de verlossing” (Vgl. Missale Romanum, ed. typ. tertia, 2000, Missa votiva de Dei misericordia, orartio super oblata, p. 1159), door onze Moeder de Kerk met onwrikbaar geloof erkend in de allerheiligste Eucharistie, met vreugde ontvangen, gevierd en vereerd in aanbidding, terwijl zij de Dood van Christus Jezus verkondigt en zijn Verrijzenis belijdt totdat Hij komt in heerlijkheid” (verg. begin Voorwoord Instructie).
Laten wij ons bij elke H. Communie, de zelfgave van Christus bewust zijn, ons in het leven van elke dag conformeren aan zijn liefde tot het uiterste toe, de H. Eucharistie als werkzaam teken van de oneindige schoonheid van het heilig mysterie van God aanbidden en tegelijk actief eraan deelnemen.
Onze dagelijkse ervaring leert ons dat onze zonden diep in onze menselijke natuur zijn geworteld. De frequente deelname aan de H. Eucharistie en het ontvangen van het Lichaam des Heren, maken het mogelijk dat onze menselijke broosheid de werking van het Allerheiligste Sacrament minder in de weg staat en de heilzame aanwezigheid van Christus in dit Sacrament van zijn Lichaam en Bloed voor alle mensen straalt, mits wij onze waardig hebben voorbereid (vgl. Slotwoord ‘Redemptionis Sacramentum’).  Dit wensen wij u toe!
______________________________________
Disciplina arcani
Alle mysteriegodsdiensten (dus ook de niet-christelijke), kenden een “leer van heilige geloofsgeheimen” voor niet-ingewijden: disciplina arcani. Als beweegreden voor de heidense disciplina arcani gold de vrees voor het bekend worden aan buitenstaanders van de cultus der stamgoden waardoor men hun bescherming kon verliezen. Later, bij uitbreiding van de mysteriegodsdiensten buiten het stamverband werd het motief van de disciplina arcani meer algemeen: de huiver voor het goddelijke die tot zwijgen noopt. Ook met de pedagogische overweging dat hetgeen verborgen wordt gehouden des te gretiger en beter wordt opgenomen. Men wilde het mysterie niet prijsgeven aan de nieuwsgierigheid van niet-ingewijden.
Bij de Joden verwees eveneens het begrip arcanum naar een sacrale cultus of gereserveerde sacrale plaats. In de Vulgaat geeft bijvoorbeeld Exodus 7, 11 een beschrijving van het speciale heiligdom van God en van zijn als een schat bewaarde en gekoesterde plaats Jeruzalem (Ez 7, 22).
Binnen de christelijke traditie omvat de disciplina arcani het wezenlijke van de inwijdingsrituelen: H. Doopsel, H. Vormsel en H. Eucharistie. Het verzwijgen van het Symbolum  en het Pater noster was een eerste arcanum uit de liturgische traditie. Het Symbolum omdat het de samenvatting van de geloofsleer was en het Pater noster het gebed van de gelovigen bij uitstek.
De inwijding in de disciplina arcani geschiedde in de laatste periode van het catechumenaat (vorming van de geloofsleerlingen). In de week na hun opname in de Kerk handelde de inleiding in de disciplina arcani speciaal over de H. Eucharistie.