Lectio altera
Ex Epístola
sancti Cleméntis papæ Primi ad Corínthios
(Nn. 46, 2 — 47, 4; 48, 1-6: Funk 1,
119-123)
Tweede lezing
Uit de ‘Brief aan de
Corinthiërs’, van de heilige paus Clemens I
(Nn. 46, 2 — 47, 4; 48, 1-6: Funk 1,
119-123)
Eenieder zoeke, wat voor állen nuttig is
Er staat geschreven: Verenigt u met de heiligen, want wie met hen
verbonden zijn, zullen geheiligd worden. En weer op een andere plaats: Met een onschuldig man zult ge onschuldig
zijn en met een uitverkorene zult ge uitverkoren zijn, maar met de verkeerde
zult ge verkeerd worden. Laten we daarom ons bij de onschuldigen en
rechtvaardigen aansluiten; want zij zijn die uitverkorenen Gods. Waarom heerst
er onder u twist, toorn, onenigheid, scheuring en strijd? Hebben wij dan niet
allen één Heer en één Christus en één Geest der genade die over ons werd
uitgestort, en één roeping in Christus? Waarom scheuren en rukken wij de
ledematen van Christus uiteen en staan we op tegen ons eigen Lichaam, en zijn
wij tot zo grote waanzin gekomen, dat wij vergeten zijn elkanders ledenmaten te
zijn?
Herinnert u de woorden van
onze Heer Jezus: Wee die mens! Het zou
beter voor hem zijn, als hij niet geboren was, dan dat hij een van mijn
uitverkorenen ergernis gaf; het was beter voor hem met een molensteen om de
hals in de diepte van de zee te worden geworpen dan een van mijn uitverkorenen
te bederven. Uw scheuring heeft al velen bedorven, velen ontmoedigd, velen
aan het wankelen gebracht, ons allen droefheid en smart bezorgd; en nog duurt
uw opstandigheid voort.
Neemt eens de Brief van de
heilige Apostel Paulus ter hand. Wat is het eerste, dat hij schreef bij de
aanvang van zijn Evangelie-prediking. Ongetwijfeld door God geïnspireerd
schreef hij u over zichzelf, over Kephas en Apollo, omdat er toen zelfs al
neigingen bestonden tot partij-vorming. Maar die partijvorming bracht u tot een
geringe zonde want gij wendet u toen tot Apostelen die een schoon getuigenis
verworven hadden en tot een man, die door hen was beproefd.
Laten we dit alles snel uit
de weg ruimen. Laten we ons aan de voeten van de Heer neerwerpen en Hem onder
tranen smeken, dat Hij zich weer genadig met ons moge verzoenen en ons weer
herstellen in onze vroegere eerzame wandel en zuivere broederlijke omgang. Want
dát is de poort der gerechtigheid, geopend naar het leven, zoals er geschreven
staat: Opent voor mij de poorten der
gerechtigheid; ik wil er doorheen om Jahweh te danken; dat is de poort des
Heren, de rechtvaardigen zullen er binnengaan. Hoewel er dus veel poorten
openstaan, die van de gerechtigheid is in Christus. Zalig allen, die déze
binnengaan en hun weg gaan in heiligheid en gerechtigheid, alles onverstoorbaar
volbrengend. Ook als iemand gelovig is, bij machte om zijn kennis mee te delen,
wijs bij het onderscheiden van hetgeen er gezegd is, rein in zijn werken – des
te nederiger moet hij dan zijn naarmate hij groter schijnt te zijn; hij moet
wat voor allen nuttig is, zoeken en niet zijn eigen nut.