Het hoge water en de overstromingen van de afgelopen anderhalve week hebben ons nog eens geconfronteerd met de ambivalentie van water. Wij hebben water nodig, wij bestaan zelf voor ongeveer zestig procent uit water, wij kunnen niet leven zonder water. Maar tegelijk kan water ook een levensbedreigend fenomeen zijn, een vernietigende kracht, je kunt er letterlijk in ten onder gaan.
In de evangelielezing van deze zesde zondag van de zomer of zeventiende zondag door het jaar, althans die volgens het oecumenisch leesrooster (het katholieke leesrooster heeft vandaag een andere evangelielezing), Marcus 6,45-52, ervaren de leerlingen van Jezus de angst voor het water. Zij zitten in een boot op het meer van Galilea, een meer met de grootte van een zee, en nu voor het eerst zonder Jezus, door exegeet Bas van Iersel zo mooi ‘een vreemde varensgezel’ genoemd, en ze ervaren tegenwind. Ze worden door angst bevangen en raken in paniek. ‘Ze waren helemaal van hun stuk gebracht,’ zegt Marcus.
En dan komt Jezus op hen toe, over het water, en zegt: ‘Ik ben het, wees niet bang!’ Het is, ik heb het al vaker gezegd, de kernboodschap van de Hebreeuwse Bijbel en het Nieuwe Testament: wees niet bang, houd moed. Volgens een vrome joodse traditie zou het 365 keer in de Bijbel staan, voor elke dag één keer. Belangrijk is vooral dat je dat niet alleen tegen jezelf moet zeggen, maar dat een ander dat tegen je zegt. In het evangelieverhaal is het Jezus die het tegen de leerlingen zegt. In het dagelijks leven kunnen wij de stem van God zijn als we het tegen elkaar zeggen. Geloven is vertrouwen.
In mijn dierbare vaderland Nederlands-Limburg zijn geen dodelijke slachtoffers gevallen, maar is wel veel materiële schade geleden. In de media-aandacht voor het hoge water in Limburg viel mij op dat niet-Limburgse journalisten en andere talking heads vooral bezig waren met de schuldvraag en de oer-Hollandse vraag ‘wie gaat de schade betalen?’ De Limburgse slachtoffers hoorde ik in de media vooral uitspraken doen als ‘het zijn maar spullen’ en ‘wij hebben elkaar nog.’ In het NOS-journaal zei een mevrouw uit Valkenburg aan de Geul, van wie het hele huis meer dan een meter hoog onder het water had gestaan en die veel spullen was kwijtgeraakt: ‘Veer zègke in Limburg altied, ‘t kump good, en ‘t kumpt ouch good’ (wij zeggen in Limburg altijd, het komt goed, en het komt ook goed). Ik vond het een ontroerend getuigenis van vertrouwen.
[De in Arnhem wonende Engelse kunstenares Chris Los-Baxter maakte een mooie pentekening bij de tekst van de evangelielezing, die zij enkele jaren geleden exposeerde in de remonstrantse kerk in Oosterbeek waar ik toen predikant was. Zij staat nu in onze huiskamer, maar vanmorgen staat zij in de DoRe-kerk in Nijmegen, als ik daar om 10.30 uur mag voorgaan en over deze tekst zal preken.]