memoria
Lectio altera
Ex Actis a Ludovíco Consálvo ex ore sancti Ignátii
excéptis
(Cap. 1, 5-9: Acta Sanctorum Iulii, 7
[1868], 647)
Sed in his
cogitatiónibus hoc discrímen erat, quod, cum sæculáribus inténderet, magna
voluptáte capiebátur; at ubi fessus destitísset, mæstum se atque áridum
sentiébat; cum vero de rigóribus sectándis, quibus usos viros sanctos
animadvertébat, cogitáret, non tunc solum cum ea ánimo versábat, voluptátem
ánimo capiébat, sed ubi deposuísset, lætum se inveniébat. Ipse tamen
discrímen hoc nec animadvertébat, nec æstimábat, donec apértis quodam die mentis
eius óculis, mirári cœpit discrímen hoc, ipsa rei experiéntia intéllegens, ex
uno cogitatiónum génere sibi mæstítiam, ex áltero lætítiam relínqui. Atque hæc
prima fuit ratiocinátio, quam de rebus divínis colligábat. Post autem, cum in
spiritália exercítia fuísset ingréssus, hinc primum illustrári cœpit ad
intellegéndum quod de spirítuum diversitáte suos dócuit.
Tweede lezing
Uit mondelinge
mededelingen van Ignatius († 1556), opgeschreven door Luis Gonsalvez (16e eeuw)
Beproeft de geesten of zij
uit God zijn.
Ignatius was
verslaafd geraakt aan het lezen van wereldse en onwaarachtige boeken die men
ridderromans pleegt te noemen. Toen hij zich na zijn verwonding weer gezond
voelde, vroeg hij naar enkele van zulke boeken om de tijd door te komen. Maar
in het hele huis waren dergelijke boeken niet te vinden. Daarom bracht men hem
een boek met de titel: ‘Het leven van Christus’, en een ander boek: ‘Bloem van
de heiligen’, beide in zijn moedertaal geschreven.
Doordat hij er
veel in las, kreeg hij een zekere smaak voor wat erin verhaald werd. Soms, als
hij de lezing ervan onderbrak, dacht hij na, nu eens over wat hij zojuist
gelezen had, dan weer over de dingen van de wereld die tot nu toe zijn
gedachten hadden bepaald.
Maar onze Heer
kwam hem te hulp en liet op deze laatste gedachten weer andere volgen die
ontsproten aan wat hij gelezen had. Want als hij het leven van onze Heer
Christus las en van de heiligen, begon hij na te denken en redeneerde hij bij
zichzelf: als ik nu eens deed wat de heilige Franciscus deed en wat de heilige
Dominicus deed? Deze gedachten hielden hem vrij lang bezig, maar werden dan
weer onderbroken door andere bezigheden en dan kwamen die wereldse gedachten
hem weer voor de geest; ook hier stond hij lange tijd bij stil. Veel van dit
soort gedachten volgden elkaar voortdurend op in zijn geest.
Toch was er dit
verschil: als hij aan de dingen van de wereld dacht, vond hij daar veel behagen
in, maar als hij, door vermoeidheid overvallen, deze gedachten losliet, voelde
hij zich treurig en dor. Als hij daarentegen over de harde levenswijze nadacht
die hij bij de heiligen had ontdekt, ondervond hij niet alleen een vertroosting
op dit ogenblik zelf, maar hij bleef tevreden en opgewekt, ook als hij deze
gedachten reeds had losgelaten. Ignatius hechtte hier voorlopig niet veel
belang aan en merkte dit verschil niet eens op, tot op een dag de ogen van zijn
hart opengingen en hij zich over dit onderscheid begon te verwonderen en erover
nadacht. Zijn ondervinding bracht hem dit inzicht bij: sommige gedachten lieten
hem droevig, andere daarentegen opgewekt achter. Dit nu was de eerste van de
onderscheidingen die hij omtrent het geestelijk leven vaststelde. Later, toen
hij de Geestelijke Oefeningen begonnen was, was dit het eerste wat hij zijn
leerlingen begon te leren over de onderscheiding der geesten.