woensdag 15 juni 2022

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Hebdomada XI per annum feria IV Adveniat regnum tuum. Fiat voluntas tua. Uw Rijk kome, Uw Wil geschiede.




Lectio altera

Ex Tractátu sancti Cypriáni epíscopi et mártyris
De domínica oratióne
(Nn. 13-15: CSEL 3, 275-278)
Tweede lezing

Uit het tractaat over het ‘Onze Vader’ van de H. Cyprianus, bisschop-martelaar
(Nn. 13-15: CSEL 3, 275-278)
Uw Rijk kome, Uw Wil geschiede

Het gebed luidt verder: Uw Rijk kome. Wij vragen hier, dat ook het Rijk Gods in ons worde verwezenlijkt, zoals wij ook vragen, dat zijn Naam in ons worde geheiligd. Want wanneer regeert God niet, of wanneer begint bij Hem, wat er altijd was en niet ophoudt te zijn? Wij vragen, dat ons rijk moge komen, dat ons door God is beloofd en dat wij door Christus’ Bloed en Lijden hebben verkregen, om na in deze wereld zijn dienaars te zijn geweest daarna in het Rijk van Christus te heersen, zoals Hij zelf beloofde toen Hij zei: Komt gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het Rijk dat voor u bereid is vanaf de grondvesting der wereld.

Maar het kan ook zijn, zeer geliefde broeders, dat Christus zelf dat Rijk Gods is, naar Wie wij dagelijks uitzien, en naar Wiens spoedige komst wij verlangen. Want omdat Hij zelf de Verrijzenis is, daar wij in Hem zullen verrijzen, zo kan ook Hij als het Rijk Gods worden opgevat, omdat wij in Hem zullen heersen. Terecht vragen wij om het Rijk Gods, dit is het hemels Rijk, want er bestaat ook een aards rijk. Maar wie reeds aan de wereld heeft verzaakt, is groter dan al haar glorie en haar rijk.

Wij voegen er nog aan toe en zeggen: Uw Wil geschiede op aarde zoals in de hemel. Hiermee wensen wij niet, dat God moge doen wat Hij wil, maar dat wij in staat mogen zijn te doen wat God wil. Want wie kan God weerhouden te doen wat Hij wil? Maar omdat de duivel probeert te beletten, dat in alles onze ziel en onze handelingen aan God gehoorzamen, daarom bidden en smeken wij, dat Gods wil in ons worde volbracht. Opdat dit echter in ons geschiede, hebben wij Gods Wil nodig, dit is zijn kracht en bescherming, omdat niemand door eigen krachten sterk is, maar alleen veilig gaat onder Gods goedheid en barmhartigheid. Zelfs de Heer toonde de menselijke zwakheid, die Hij droeg, toen Hij zei: Vader, indien het mogelijk is, laat dan deze kelk aan Mij voorbijgaan, en om zijn leerlingen een voorbeeld te geven, dat zij niet hun eigen wil, maar die van God zouden doen, voegde Hij er aan toe: Maar niet zoals Ik wil, maar zoals Gij het wilt.

De Wil van God, heeft Christus zowel volbracht als onderwezen. Nederigheid in de omgang, vastheid in het geloof, bescheidenheid in het spreken, gerechtigheid in het handelen, barmhartigheid in onze werken, tucht in onze zeden, geen onrecht kunnen doen en het aangedane onrecht verdragen, de vrede bewaren met de broeders, de Heer uit heel ons hart beminnen, in Hem de Vader beminnen, God eerbiedig vrezen, in het geheel niets boven Christus stellen, want ook Hij heeft niets boven ons gesteld, onafscheidelijk vasthouden aan zijn liefde, sterk en trouw bij zijn kruis staan, wanneer er gestreden moet worden voor zijn Naam of eer, in de ondervraging standvastigheid tonen, waarmee wij Hém belijden, in een gerechtelijk onderzoek (over ons geloof) vertrouwen bij onze verdediging: bij de dood geduld, waardoor wij worden gekroond – dat is mede-erfgenaam van Christus willen zijn, dat is Gods wet vervullen, dat is de wil van de Vader volbrengen.