dinsdag 29 september 2020

St. Jerome - short movie



St. Jerome, who was born Eusebius Hieronymous Sophronius, was the most learned of the Fathers of the Western Church. He was born about the year 342 at Stridonius, a small town at the head of the Adriatic, near the episcopal city of Aquileia. His father, a Christian, took care that his son was well instructed at home, then sent him to Rome, where the young man's teachers were the famous pagan grammarian Donatus and Victorinus, a Christian rhetorician. Jerome's native tongue was the Illyrian dialect, but at Rome he became fluent in Latin and Greek, and read the literatures of those languages with great pleasure. His aptitude for oratory was such that he may have considered law as a career. He acquired many worldly ideas, made little effort to check his pleasure-loving instincts, and lost much of the piety that had been instilled in him at home. Yet in spite of the pagan and hedonistic influences around him, Jerome was baptized by Pope Liberius in 360. He tells us that "it was my custom on Sundays to visit, with friends of my own age and tastes, the tombs of the martyrs and Apostles, going down into those subterranean galleries whose walls on both sides preserve the relics of the dead." Here he enjoyed deciphering the inscriptions.

Saint Jérôme - documentaire (Frans)

Marcella van Rome en Sint Hieronymus - wordt in de refter voorgelezen bij de maaltijden (2029)

Marcella (ca. 335-410) was een Romeinse aristocrate die, jong weduwe geworden, zich geheel wijdde aan studie van de christelijke geschriften, gebed en armenzorg. Hieronymus (ca. 340-420, vertaler van de bijbel in het Latijn, de Vulgaat) bewonderde haar hogelijk om haar intelligentie en geleerdheid, haar inzet voor een juist begrip van de bijbel, haar leidersgaven (ze stichtte en leidde in Rome een studieus convict voor vrouwen) en haar kritische zin (ook hem onthield ze haar kritiek niet). Hun warme intellectuele vriendschap viel niet bij iedereen goed. Zijn verdediging bestaat in de toen ongehoorde visie dat ook de vrouw naar Gods beeld geschapen is en dat ze vaak gelijkwaardig is aan de man. Van zijn twee hier opgenomen brieven aan een leerlinge van Marcella handelt de eerste over de hoge waarde van de vrouw, welke die van de man soms overtreft. De tweede beschrijft het leven van de inmiddels overleden Marcella. De vertaling is toegesneden op lezers van nu: korte zinnen. De oorspronkelijke Latijnse tekst is ook opgenomen.

Gebet zum Erzengel Michael Gezongen in Latijn met dank aan frater Stefan Ansinger!

What is an angel? What is an archangel? And what makes them so special? Short movie with the catholic doctrinal view, very inspiring!



The Catholic Church confirms the existence of angels, and that they are active in our lives. So, what is an angel? What is an archangel? And what makes them so special? 

The Catechism states, “The existence of the spiritual, non-corporeal beings that Sacred Scripture usually calls ‘angels’ is a truth of faith,” (Catechism of the Catholic Church, paragraph 328).

The word, “angel,” comes from the Greek word, “aggelos,” which means, “messenger.”

The Bible recognizes, “nine choirs” of angels. Each choir has a name and a purpose.
The Bible also mentions archangels. Archangels are recognized as leaders, and they are entrusted by God with special duties. The Bible and the Church recognizes seven archangels, although just three are known by name, Michael, Gabriel, and Raphael.

The name Michael means “one who is like God.” His will is focused, immovable, and entirely driven toward accomplishing goodness; he is the protector of souls and wields his powerful sword against the poisonous and indictive aspirations of the devil who Jesus calls a “murderer from the beginning” and the “father of lies” (John 8:44). St. Michael the Archangel visited three children at Fatima, Lucia, Francisco and Jacinta in 1917 to prepare them for the work of the Blessed Virgin. St. Michael the Archangel said to them, “Fear not. I am the Angel of Peace. Pray with me.” Then he prostrated himself and repeated three times: “My God; I believe, I adore, I hope, and I love Thee! I beg Thee forgiveness for those who do not believe, do not adore, do not hope, and do not love Thee!” 

During a visit to the Sanctuary of Saint Michael the Archangel, Pope John Paul II said, “The battle against the devil . . . is the principal task of Saint Michael the archangel.” Scripture narrates the same truth: “Then war broke out in heaven; Michael and his angels battled against the dragon. Although the dragon and his angels fought back, they were overpowered and lost their place in heaven. The huge dragon, the ancient serpent known as the devil or Satan, the seducer of the whole world, was driven out; he was hurled down to earth and his minions with him” (Revelation 12:7-9).

Gabriel means “God is my strength”. He was sent from God to Nazareth, “to a virgin betrothed to a man named Joseph, . . . and the virgin’s name was Mary. And coming to her, he said, ‘Hail, favored one! The Lord is with you’” (Luke 1:27-28). Pope St. Gregory the Great wrote: “He [Gabriel] came to announce the One who appeared as a humble man to quell the cosmic powers. Thus, God’s strength announced the coming of the Lord of the heavenly powers, mighty in battle” (excerpt from Homily 34, 8-9).

Raphael means “God is my health”. He is one of seven angels “who enter and serve before the Glory of the Lord” (Tobit 12:15). The meaning of Raphael’s name reflects the fact that he touched Tobit’s eyes in order to heal them of blindness.

St. Augustine teaches in reference to the angels’ office and nature: “‘Angel’ is the name of their office, not of their nature. If you seek the name of their nature, it is ‘spirit’; if you seek the name of their office, it is ‘angel’: from what they are, ‘spirit,’ from what they do, ‘angel.’” In other words, the office of the angels is one of mission, as messengers of God, while their nature is defined as non-physical, personal spiritual beings created by God. The Catechism teaches in reference to the angels’ office: “With their whole beings the angels are servants and messengers of God. Because they ‘always behold the face of my Father who is in heaven’ they are the ‘mighty ones who do his word, hearkening to the voice of his word’” (Catechism of the Catholic Church 329; Mt 18:10).

The angels are truly beautiful. As we reflect upon them, we are drawn toward a deeper and clearer understanding of God’s love for man; for billions of angels, to be sure, are given the personal charge of looking after God’s children as their guardian angels.

Every moment of each day, day after day, year after year, our faithful guardian angels stand at our side, focused on our well-being with far greater power and intensity than we ourselves can summon, since the strength of their angelic will is far greater than ours. Let us thank God each day for their protection and guidance, giving to us great advantage here below, for they see the reality of our life in clarity, which is something we often fail to do.

God has commended to each of us an angel for our very own. What love has God for his children, for those he has created in the image of his incarnate Son!

maandag 28 september 2020

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Die 29 septembris Het woord ‘engelen’ duidt op hun taak, niet op hun natuur.


   SS. MICHAELIS, GABRIELIS ET RAPHAELIS,
ARCHANGELORUM
Festum


Lectio altera

Ex Homilíis sancti Gregórii Magni papæ in Evangélia
(Hom. 34, 8-9: PL 76, 1250-1251)

Tweede lezing
Uit de Homilieën op der Evangeliën van de H. Gregorius de Grote, paus
(Hom. 34, 8-9: PL 76, 1250-1251)

Het woord ‘engelen’ duidt op hun taak, niet op hun natuur

Men moet weten, dat het woord ‘engelen’ op hun taak duidt, niet op hun natuur. Want die 
heilige geesten in het hemelse vaderland zijn wel altijd geesten, maar kunnen geenzins altijd engelen worden genoemd, want dan alleen zijn zij ‘engelen’ (dit is boden), wanneer er door hen iets geboodschapt wordt. Die het minder belangrijke berichten, worden ‘engelen’ genoemd, maar die het hoogst belangrijke berichten worden ‘aartsengelen’ genoemd.
Vandaar dat niet een gewone engel, maar de aartsengel, Gabriël, naar de Maagd Maria wordt gezonden. Want om deze dienst te volbrengen werd alleen een zeer verheven engel waardig gekeurd, omdat hij ook het allerverhevenste moest boodschappen.
Daarom kregen zij ieder een aparte naam toebedeeld, om door die naam aan te duiden wat soort van werking zij uitoefenden. Maar in die heilige stad, waarin door het aanschouwen van de almachtige God een volledige kennis tot stand komt, worden niet daarom eigen namen gegeven omdat ze zonder die namen niet onderscheiden konden worden, maar daar zij in betrekking stonden tot ons iets komen berichten, ontlenen zij bij ons aan die diensten hun naam. Zo betekent Michaël ‘Wie is als God?’, Gabriël ‘Kracht Gods, en Raphaël ‘Genezing Gods’.
En telkens als er iets geschiedt, wat getuigt van een grote macht, zegt men dat Michaël gezonden wordt, zodat door die daad en die naam te kennen wordt gegeven, dat niemand kan doen, wat alleen God vermag. Zo sprak de oude vijand, die in zijn hoogmoed aan God gelijk wilde zijn: ik klim op naar de hemel, boven de sterren des hemels zal ik mijn troon verheffen, ik zal gelijk zijn aan de Allerhoogste; maar bij het einde van de wereld zal hij in zijn macht verloren gaan om verdelgd te worden met de zwaarste straf, wanneer hij met de aarstengel Michaël zal strijden, zoals Johannes zegt: Toen brak er een strijd uit met de aartsengel Michaël.
Naar Maria wordt Gabriël gezonden, die genoemd wordt ‘Kracht Gods’. Hij kwam namelijk Hem aankondigen, die als de Nederige waardig werd bevonden te verschijnen om de machten in de lucht te bestrijden. Die komen zou als de Heer der Krachten en machtig in de strijd moest dus door de ‘Kracht Gods’ aangekondigd worden.
Raphaël wordt, zoals wij zeiden, vertaald door ‘Genezing Gods’, omdat hij, in zijn taak om te genezen, de ogen van Tobias aanraakte en de duisternissen van zijn blindheid wegwiste. Want wie gezonden wordt om te genezen, verdient terecht ‘Genezing Gods’ genoemd te worden.


Martyrologium Romanum 29 september Het feest van de heilige Michaël, Gabriël en Rafaël, aartsengelen.


 Op de dag van de wijding van de basiliek die onder de titel van de Heilige Michaël in de oudheid werd gebouwd aan de Via Salaria bij de zesde mijlsteen vanaf de stad Rome, worden vandaag tegelijkertijd de drie aartsengelen gevierd, van wie de Heilige Schrift de afzonderlijke zending openbaart:  dag en nacht dienen zij God en terwijl zij zijn gelaat aanschouwen, verheerlijken zij Hem zonder ophouden.

Gebed tot de H. Aartsengel Michaël - wij bidden het driemaal per dag

Heilige Aartsengel Michaël,

Verdedig ons in de strijd. Wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel.

Wij smeken ootmoedig dat God hem Zijn macht doe gevoelen.

En gij, vorst van de hemelse legerscharen, drijf Satan en de andere boze geesten, die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan, door de goddelijke kracht in de hel terug.

Amen.

Octavie Wolters – "Slot" ‘Of je gelooft of niet, weten dat iemand voor je bidt voelt verlichtend.’

Octavie Wolters is een vriend van ons klooster. Daar zijn we blij mee en daar zijn we trots op. Af en toe schrijft ze over ons klooster en ze heeft ook een prachtige lino gemaakt van de Kerkberg, die ze ons heeft geschonken om te verkopen in ons winkeltje. Daar zijn we niet alleen trots op maar ook dankbaar voor. 


On line schreef ze al geruime tijd dat ze leed aan een depressie -en dat is iets meer dan depressief zijn.  Tijdens de coronapandemie schreef ze op hoe het haar verging en welk effect de pandemie op haar gemoedstoestand had.  

In zekere zin was de pandemie en de lockdown waarbij een samenleving wordt lamgelegd, de macro uitwendige expressie van het verborgen, inwendige proces dat zich in iemand voltrekt die lijdt aan een depressie, in stilte lamgelegd zonder dat het kenbaar is. Octavie schreef er een boek over met door haar zelf gemaakte tekeningen -waarvan wij de kracht al zolang kennen. Wij zijn blij uit het boek allereerst te begrijpen dat het beter met Octavie gaat.

Het boek heet "Slot" en is onder meer verkrijgbaar bij bol.com. Het is een steeds groter succes aan het worden, een bestseller in wording, begeleid door een expositie en literaire bijeenkomsten. Het boek is een waardig vervolg op haar debuut Voorwind waarin ook zulke mooie passages over ons klooster staan. 


Thrillerschrijver Jan van Mersbergen schreef een mooie recensie van Slot die wij hier gedeeltelijk over nemen. Mooier kunnen we het niet zeggen.

Corona is bepalend in ons huidige leven, vrijwel dit hele jaar, maar hoe verhoudt zich dat virus en de lockdown tot een depressie? Octavie Wolters schreef er een fijn klein boek over: Slot, een gelimiteerd, gesigneerde kunstuitgave bij Gloude, iedere druk honderd exemplaren.

Wolters zit al die tijd al opgesloten. Ze woont in Limburg, aan de Duitse grens, die opeens weer net zo nors is als in haar jeugd, terwijl het land, de wegen en de mensen in feite aan beide kanten van de grens hetzelfde zijn.

Dat is tekenend voor dit dagboek, waarin steeds netjes genoteerd staat hoeveel besmettingen en doden corona heeft geëist, en wat er op die dagen bij Wolters speelde. Het land en de mensen veranderen niet, maar door corona worden de grenzen opeens zichtbaar, wordt afstand groter, worden levens anders. Door depressie worden grenzen onzichtbaar veranderd, wordt afstand onzichtbaar veranderd, veranderen complete levens zonder dat een ander het ziet. Het is een persoonlijke individuele lockdown.

Wolters schrijft sterk en zonder sentiment. Veel depressie-proza is sentimenteel. Een poging om na lang verstoppertje spelen opeens te roepen: Daar ben ik! Dat doet Wolters niet. Ze heeft haar plaats in haar gezin, volgens mij drijft haar dat voort. Als een van haar kinderen een beer zoekt om voor het raam te zetten, in mijn buurt in Amsterdam staan er nog steeds een paar vergeten beren her en der de straten in te kijken, komt het meisje met een schaap aanzetten dat ze gekunsteld voor het raam hangen. ‘Het leek inderdaad of er zich een schaap voor mijn raam verhangen had.’

Dat is een grappige luchtige toon die vertrouwen geeft, in het proza en in Wolters zelf. Sterk schrijven vanuit een depressie is moeilijk Ook dat is grappig, het geeft een beeld van het gezin, van de schijfster zelf en van de toon van haar proza, dat bovendien bijgestaan wordt door haar tekeningen, die even beeldend zijn, met kriegelig dunne pen, of de stompe afdrukken van stenen die ze in het bos vond, of in de vorm van linosnedes, ‘waar materie wordt weggehaald om de contouren van het beeld bloot te leggen.’

De verhalen zijn herkenbaar, niet voor iemand die geen depressies kent, wel voor iemand die opgroeide in een vergelijkbare plattelandsomgeving, waar een stadsmeisje al indruk kan maken omdat zo’n meisje een andere wereld binnenbrengt.

Geloof speelt ook een rol. Op de katholieke school van haar kinderen bidt de directeur voor de leerlingen. ‘Of je gelooft of niet, weten dat iemand voor je bidt voelt verlichtend.’ 

Dat zinnetje gaat buiten de depressie om, het geeft aan dat in de kleine samenlevingen die er buiten de Randstad bestaan nog waarde gehecht wordt aan wat iemand anders voor je doet, of het nou een gedachte is of een gebed. Corona vraagt om aanpassingsvermogen. Wolters zegt: ‘Toen het aanpassingsvermogen werd uitgedeeld stond ik niet vooraan.’

Lize Spit noemt Slot een helder en ontroerend boek. Ben ik het helemaal mee eens, omdat ik die ontroering voel en omdat ik weet dat wanneer het delen van persoonlijke verhalen ontroering bij me oproept ik toch dichterbij ben gekomen. Dat is wat je wilt als iemand in je omgeving in een depressie zit, dat is tevens hetgeen vrijwel onmogelijk is. Wolters doorbreekt dat.

Aan het einde van Slot kruipt Wolters uit de depressie en blijkt de ene algehele lockdown de andere individuele lockdown te kunnen verlichten. Het boek is dan af. Achteraf daarover schrijven brengt vragen met zich mee die gaan over tijd en afstand, daar gaat schrijven altijd over, en deze dagboekvorm is speciaal en naar binnen gekeerd en lijkt vooral zenden, maar dat is het niet. Wolters deelt veel, en daar zijn lezers voor nodig.

Het boek ontstijgt het dagboek juist omdat het veel beter is dan de meeste dagboeken en omdat er contact gemaakt wordt tussen schrijver en lezer. Dat zijn precies de waarden die bij schrijven belangrijk zijn en die Wolters goed aan kan. Ongeacht in welke depressie ze zit, ze houdt zelf de tel bij, zal de lezer vertrouwen hebben in haar capaciteiten als schrijver. Daarom is dit een goed boek.

Ook wij hebben voor Octavie Wolters en de haren vaak gebeden, zeker toen we hoorden dat ze ziek was - en dat doen we nog steeds. Dierbare Octavie! Hulde en ga vooral zo door, maak het goed en wees gelukkig samen met je dierbaren waartoe wij onszelf ook een beetje menen te mogen rekenen!

Van Kerknet Belgie Minicursus Liturgie 2 Hoe verloopt een eucharistieviering?

Van Kerknet België Minicursus Liturgie 1 Hoe verloopt het liturgisch jaar?

Mijn monument: de Kerkberg in Sint Odiliënberg

Noordzijde complex Kerkberg
Het was nog in het pre-routeplanner tijdperk, toen ik de eerste keer op zoek ging naar de Kerkberg. Dat viel niet mee.  Na een lange rit uit Rotterdam maakt ik de bocht naar het Kerkplein en daar rees de Kerkberg boven zijn omgeving uit, een beeld van on-Nederlandse, overweldigende schoonheid: een collectie monumenten op een berg te midden van het groen.

De aarde heeft zich geplooid tot een natuurlijk verhoging, net als bij de Mont Saint Odile, de Mont Saint Michel, la Butte Montmartre, en de Colline Eternelle in Vézelay. En op al deze heuvels en bergen staan kerken en kloosters. Dat is geen toeval. Psalm 24,3 zegt het zo: Wie mag de berg van Jahweh bestijgen, wie mag zijn heilige stede betreden? “Doe uw schoenen van uw  voeten, want de plaats waarop gij staat is heilige grond” (Exodus 3,5).

vooraanzicht vanaf Kerkplein
De Romeinen wisten dat al en bouwden er een altaar. In de negende eeuw werd de Kerkberg geschonken aan het prille aartsbisdom Utrecht. Daar woonde de heilige geloofsverkondigers in de Gelderse streken, Wiro, Plechelmus en Otgerus. Tijdelijk zetelde de aartsbisschop van Utrecht op de Kerkberg (als uitwijkplaats). Sinds 1434 is Orde van het Heilig Graf op de Kerkberg. Dagelijks vele malen zongen en zingen er de Kanunniken en Kanunnikessen op de Kerk Gods lof (in het Latijn). Er kwamen een kapel, een kerk, een klooster en een school. Al eeuwenlang is de Kerkberg ook een bedevaartsplaats.

Nog steeds komen er dagelijks vele bezoekers naar de Kerkberg, en soms zochten zij die niet eens, maar lopen of fietsen er bijna tegen aan. Ook zij zijn onder de indruk, schieten foto’s en bestijgen de berg. Op de Kerkberg is God dichterbij – voor wie Hem zoekt. “”Zoekt de Heer nu Hij zich vinden laat, roept Hem aan nu hij nabij is” (Jesaja 55,6).
Mariakapel

voorhuis zijde Aan de Berg

kloosterslot

Later, in het routeplanner tijdperk zou het metalen stemgeluid bij aankomst op de Kerkberg  tegen mij zeggen: “U hebt uw bestemming bereikt”, waarop ik als kind van mijn tijd in het geluidledige antwoordde: “Dat maak ik zelf wel uit”. Toch woon ik er nu  zelf …. als kanunnikes van de Orde van het Heilig Graf.
Ook de verhuizer plaatste een foto op facebook!


Good King Wenceslas - ook bekend van The Crown - Christmas at Sandringham

Lectio divina 28 september H. Wenceslaus, martelaar

Wenceslaus werd omstreeks 907 geboren in Bohemen en door zijn grootmoeder in het christelijk geloof opgevoed. Rond 925 nam hij het bestuur van het hertogdom op zich. Bij zijn regering ondervond hij veel moeilijkheden van de kant van zijn onderdanen, die hij tot een christelijke levenswijze wilde bekeren. Op aanstoken van zijn broer Boleslav werd hij in 935 verraderlijk vermoord. Al spoedig werd hij als martelaar vereerd. Hij is de voornaamste patroon van Bohemen.

Uit de eerste Oudslavische legende

De troon van de koning die de armen naar waarheid oordeelt, zal in eeuwigheid standhouden.

Toen Wratislaus, de vader van Wenceslaus, gestorven was, stelden de Bohemers Wenceslaus tot vorst aan. Door de genade van God bezat hij een volmaakt geloof. Hij deed goed voor alle armen, naakten kleedde hij, aan hen die honger hadden gaf hij te eten en voor de vreemdelingen was hij gastvrij. Hij handelde dus naar het woord van het evangelie. Hij duldde niet dat weduwen onrecht werd aangedaan; hij hield van alle mensen, arm zowel als rijk. Hij zorgde voor de dienaren van God en liet veel kerken verfraaien met kunstwerken.
Enkele Boheemse heren echter werden opstandig. Zij overreedden Boleslaus, de jongere broer van Wenceslaus, en zeiden: ‘Uw broer Wenceslaus spant met zijn moeder en zijn mannen samen om u te vermoorden.’
Wenceslaus nu had de gewoonte om alle steden te bezoeken bij gelegenheid van het kerkwijdingsfeest. Zo deed hij op een zondag, de feestdag van Cosmas en Damianus, zijn intrede in de stad van Boleslaus. Na de eucharistieviering wilde hij naar Praag terugkeren. Maar Boleslaus hield hem met kwade bedoelingen tegen en zei: ‘Waarom wil je al vertrekken, broer?’ De volgende dag luidde de klok voor het morgenofficie. Zodra Wenceslaus het klokgelui hoorde, zei hij: ‘Ik loof U, Heer, dat Gij me tot deze morgen liet leven.’ Hij stond op en begaf zich naar het gebed.
Nog bij de deur haalde Boleslaus hem in. Wenceslaus zag hem aan en zei: ‘Broer, gisteren was je een goed dienaar voor ons.’ Maar de duivel spoorde Boleslaus aan tot het kwade en maakte zijn hart slecht. Hij trok zijn zwaard en antwoordde: ‘Nu wil ik je nog beter dienen.’ Hierop sloeg hij hem met zijn zwaard op het hoofd.
Wenceslaus draaide zich naar hem om en zei: ‘Wat gaat er in je om, broer?’ Hij greep Boleslaus vast en wierp hem op de grond. Maar een raadsman van Boleslaus kwam toelopen, sloeg op Wenceslaus in en verwondde zijn hand. Wenceslaus liet zijn broer los en vluchtte naar de kerk. Bij de kerkdeur werd hij echter door twee booswichten neergestoken. Een derde snelde toe en doorboorde zijn zijde met een zwaard. Daarop gaf Wenceslaus onmiddellijk de geest, terwijl hij zei: ‘In uw handen, Heer, beveel ik mijn geest’ (vgl. Lc. 23, 46; Ps. 31 (30), 6).

St. WENCESLAUS



He was the son of Vratislav I, Duke of Bohemia from the Přemyslid dynasty. His father was raised in a Christian milieu through his own father, Borivoj I of Bohemia, who was converted by Saint Cyril and Saint Methodius, the "apostles to the Slavs". His mother Drahomíra was the daughter of a pagan tribal chief of Havolans and was baptised at the time of her marriage. Wenceslaus' murder in September of 935 was the result of a plot involving his younger brother Boleslav I of Bohemia. He is venerated as Saint Wenceslaus and is the main patron saint of the Czech state.

Reportage installatie nieuwe deken van Roermond, Alexander de Graaf Woutering met dank aan onze ambassadeur die bij de plechtigheid aanwezig was

                                         














zondag 27 september 2020

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Hebdomada XXVI per annum feria II Armemur armis iustitiæ. Laten wij ons bekleden met de wapens der gerechtigheid.


 


  Lectio altera

   Ex Epístola sancti Polycárpi epíscopi et mártyris ad Philippénses
(Nn. 3, 1 — 5, 2: Funk 1, 269273)

Tweede lezing
Uit de brief aan de Philippensen, van de H. Polycarpus, bisschop en martelaar
(Nn. 3, 1 — 5, 2: Funk 1, 269273)

Laten wij ons bekleden met de wapens der gerechtigheid

Dit, broeders, schrijf ik u over de gerechtigheid, niet omdat ik mij iets aanmatig, maar omdat gij mij daartoe hebt aangezet. Want noch ik noch een van mijns gelijken kan de wijsheid bereiken van de zalige en glorievolle Paulus, die, toen hij bij u was, voor de mensen van toen op een volmaakte en hechte wijze u het woord der waarheid leerde, en die na zijn vertrek u een brief schreef. Als gij die goed overdenkt, zult gij versterkt worden in het geloof, dat u geschonken is. Dat geloof is de moeder van ons allen, dat gevolgd wordt door de hoop, terwijl de liefde tot God en tot Christus en tot de naaste de voorrang heeft. Want wie hierin leeft, heeft het gebod der gerechtigheid volbracht. Wie immers de liefde bezit, is ver van alle zonde verwijderd.

Het begin nu van alle kwaad is de hebzucht. Wetend dus, dat wij in deze wereld niets hebben meegebracht en er ook niets uit kennen meenemen, laten wij ons dan bekleden met de wapenen van de gerechtigheid en op de eerste plaats onszelf leren in het gebod des Heren te wandelen. Daarna moet gij ook uw vrouwen onderrichten om te wandelen in het geloof, dat haar werd overgeleverd, in liefde en kuisheid, door haar man in alle waarheid lief te hebben en alle mensen gelijkelijk te beminnen in alle eerbaarheid en haar kinderen te onderwijzen in de kennis van de vreze Gods. De weduwen moeten wij leren bezonnen te zijn aangaande het geloof des Heren, zonder ophouden voor allen ten beste te spreken en zich ver te houden van alle laster, kwaadspreken, valse getuigenis, gierigheid en alle kwaad. Dat zij eraan denken, dat zij een altaar zijn voor God en dat Hij alles helder doorschouwt; dat niets Hem verborgen is, noch onze berekeningen noch onze gedachten noch iets van de verborgenheden des harten.

Wetend dus, dat God niet met zich laat spotten, moeten wij op waardige wijze wandelen naar zijn gebod en wil. Zo ook moeten de diakens voor het aanschijn van zijn gerechtigheid onberispelijk zijn als dienaren van God en van Christus, niet van de mensen. Zij mogen dus geen lasteraars zijn, niet dubbelzinnig praten of hebzuchtig zijn, beheerst in alles, barmhartig, vol ijver, wandelend naar de waarheid des Heren, die aller dienaar werd. Als wij Hem in deze wereld behagen, zullen wij ook de toekomstige beërven, zoals Hij ons beloofd heeft, dat Hij ons uit de doden zal opwekken en dat, als wij waardig voor Hem leven, wij ook met Hem zullen heersen, als wij tenminste geloven.


zaterdag 26 september 2020

Lezingen H. Mis 26e zondag door het jaar A De tollenaars en de ontuchtige vrouwen gaan eerder dan gij het Rijk Gods binnen.

Eerste lezing: Ez. 18, 25-28

Dit zegt de Heer:

“Gij beweert: De weg van de Heer is niet recht!

Huis van Israël, luister toch!

Zou het werkelijk míjn weg zijn, die niet recht is?

Zijn niet veeleer uw eigen wegen niet recht?

Als een rechtvaardige zich van zijn rechtvaardigheid afkeert

en kwaad gaat doen,

dan zal hij daaraan sterven,

sterven om het kwaad dat hij gedaan heeft.

En als de boosdoener

zich van zijn boze daden afkeert

en gaat handelen naar rechtschapenheid en deugd,

dan zal hij in leven blijven.

Als hij tot inzicht komt

en zich afkeert van zijn slechte daden,

dan blijft hij zeker leven,

dan zal hij niet sterven.”


Tweede lezing: Fil. 2, 1-11 of 1-5

Broeders en zuster,

als vermaning in Christus en liefdevolle bemoediging

iets vermogen,

als gemeenschap van Geest,

als hartelijkheid en mededogen u iets zeggen,

maakt dan mijn vreugde volkomen

door uw eenheid van denken,

uw eenheid in de liefde,

uw saamhorigheid en eensgezindheid.

Geeft niet toe aan partijzucht en ijdelheid,

maar acht in ootmoed de ander hoger dan uzelf.

Laat niemand alleen zijn eigen belangen behartigen,

maar liever die van zijn naasten.

Die gezindheid moet onder u heersen

welke Christus Jezus bezielde:

Hij die bestond in goddelijke majesteit

heeft zich niet willen vastklampen

aan de gelijkheid met God.

Hij heeft zichzelf ontledigd

en het bestaan van een slaaf op zich genomen.

Hij is aan de mensen gelijk geworden.

En als mens verschenen

heeft Hij zich vernederd

door gehoorzaam te worden tot de dood,

tot de dood aan een kruis.

Daarom heeft God Hem hoog verheven

en Hem de Naam verleend,

die boven alle namen is.

Opdat bij het noemen van zijn Naam

zich iedere knie zou buigen

in de hemel, op aarde en onder de aarde,

en iedere tong zou belijden

tot eer van God, de Vader:

Jezus Christus is de Heer.


Evangelie: Mt. 21, 28-32

In die tijd zei Jezus

tot de hogepriesters en de oudsten van het volk:

“Wat denkt ge van het volgende?

Een man had twee zonen.

Hij ging naar de eerste toe en zei:

Mijn zoon, ga vandaag werken in mijn wijngaard. Goed vader, antwoordde deze, maar hij deed het niet.

Toen ging hij naar de tweede en zei hetzelfde.

Deze antwoordde: Neen, ik wil niet,

maar later kreeg hij spijt en ging toch.

Wie van de twee heeft nu de wil van zijn vader gedaan?”

Zij antwoordden: “De laatste.”

Toen zei Jezus hun:

“Voorwaar, Ik zeg u:

de tollenaars en de ontuchtige vrouwen gaan eerder dan gij het Rijk Gods binnen.

Johannes kwam tot u en beoefende de gerechtigheid;

toch hebt gij hem geen geloof geschonken,

terwijl de tollenaars en de ontuchtige vrouwen

hem wel geloof schonken.

Maar zelfs, nadat ge dit had gezien,

zijt ge toch niet tot inkeer gekomen

en hebt ge hem geen geloof geschonken.”


Reeks “Oratio super munera - Gebed over de gaven” 26e zondag per annum / door het jaar Mogen onze gaven aanvaardbaar zijn en voor ons een bron van zegen worden.

Christus ontvangt brood en wijn voor de H. Eucharistie
Mogen onze gaven aanvaardbaar zijn en voor ons een bron van zegen worden

I n l e i d i n g
Het Gebed over de gaven van deze zondag sluit in de bede tot aanvaarding van de offergaven
die van de Consecratie in. Slechts op deze manier wordt de hoog gestemde bede begrijpelijk, dat in deze offerande voor de biddenden de bron van alle zegen moge worden geopend. Deze bron is immers met zekerheid het Offer van het Lichaam en Bloed van Christus, de actualisering van het Kruisoffer. Dit Offer is de oorzaak van de Verrijzenis en Verheerlijking van Christus en van al hetgeen wat de mensheid in de Verrijzenis van Christus uit de rijkdom van het goddelijk leven ontvangt en mag putten. Immers, “Vere sanctus es, Domine, fons omnis sanctitatis”- Gij zijt waarlijk heilig, Heer. Gij zijt de bron van alle heiligheid (Ordo Missæ, Eucharistisch Gebed II).
Het is goed mogelijk dat bij het samenstellen van deze oratie gedacht is aan de zijdewonde van Christus: “Een van de soldaten opende met een lans zijn zijde” (Jo 19, 34). Het ‘aperuit’ (hij opende) gaf Augustinus aanleiding te verklaren: ‘De evangelist heeft hier een wakker woord gebruikt, door niet te zeggen: hij doorstak of hij verwondde, of zo iets, maar: hij opende. Daar ging als het ware de Levensdeur open, waar de sacramenten van de Kerk uit voortvloeiden, zonder welke men niet ingaat tot het leven, dat het ware leven is’ (Tract. in Ioannem, CXX, 2).

 T e k s t
Missale Romanum – 1970
Concede nobis, misericors Deus,
ut hæc nostra tibi oblatio sit accepta,
et per eam nobis fons omnis benedictionis aperiatur.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie – 1979
Barmhartige God,
mogen onze gaven voor U aanvaardbaar zijn

Werkvertaling
Verleen ons, barmhartige God,
dat dit ons offer U aangenaam mag zijn/dat dit offer van ons door u aanvaard moge zijn
en voor ons door dit offer de bron van alle zegen worde geopend.
L i t u r g i s c h e   a n t e c e d e n t e n
Van deze oratie is geen antecedent te vinden in een van de edities van het Missale Romanum vóór 1970, noch in de bronnencollectie van E. Moeller, J.M. Clément en B. Coppieters  ’t Wallant, Corpus Orationum, I-XIV, Brepols, Turnhout 1992-20o4). Het is dus een nieuwe compositie voor de Novus Ordo.

S t r u c t u u r a n a l y s e  e n  s t i j l f i g u r e n
De centrale voorstelling die het Gebed over de gaven oproept is die van een genadestroom die uit God voort vloeit als vanuit een bron, een fontein, als levend water, dat is water dat stroomt. Let op de concepten in de oratie. God wordt aangesproken in zijn hoedanigheid van  barmhartige Vader die overvloedige genade schenkt. Wij bidden dat hetgeen wij naar het altaar brengen door de kracht van Hem aanvaard zal worden, want Hij is de oorsprong van alle zegeningen. De zegen van God, het delen van iets van Hemzelf met ons, hopen wij te ontvangen door middel van de offergaven. Dit delen en de gave van God is als een bron die zich opent en opborrelt ten leven, immers: ‘Sitienti dabo de fonte aquæ vitæ gratis’ (Apoc 21, 6), hem die dorst heeft zal Ik het uit de bron van levens water om niet schenken, waarmee het psalmwoord wordt bevestigd:  ‘Quoniam apud te est fons vitæ, et in lumine tuo videbimus lumen’ (Ps 35, 10) – Bij U immers is de bron des levens en in uw licht zullen wij het licht zien.
(Het laatste halfvers is het adagium van onze priorij).

1. Concede nobis, misericors Deus,
2a. ut hæc nostra tibi oblatio sit accepta,
2b. et per eam nobis fons omnis benedictionis aperiatur.

De oratio super munera is samengesteld uit één enkele zin, bestaande uit een openingszin (r. 1) waarin God wordt aangesproken met een van Zijn uitgesproken hoedanigheden, met een  imperativusvorm  aan de spits, gevolgd door een dubbele bijzin (r. 2a-2b) met coniunctief karakter, ingeleid door het voegwoord ut en waarin een tweevoudige bede wordt verwoord.
De dubbele bijzin kan gelezen worden als het object van de bede. De prædicaten zijn klassiek geplaatst in deze oratie: ‘concede’ aan de spits van de openingsregel, aan het einde van de twee bijzinnen ‘sit accepta’ en ’aperiatur’.

Ad 1
Concede, verleen, schenk – prædicaat in de imperativusvorm.
Concede  verschijnt als imperativusvorm in vijf orationes super munera en kan vertaald worden in positieve zin met ‘verleen’ of  ’willig in, vergun’ . In negatieve zin betekent concede ‘verbeur, verspeel’  of ‘schikken, regelen’.  In beide betekenissen betekent het een minzaamheid van de kant van God waarbij Hij genadig de uitwerking van de offerande verleent.
Misericors Deus, barmhartige God, - anaklese in de vocativusvorm samengesteld uit een onderling congruerende vocativusvorm Deus  en adiectivum attributivum misericors (bijvoeglijke bepaling).  
Nobis, [aan] ons, - bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm (dativus commodi, van voordeel) van het pronomen personale nos.
Ad 2a-2b
Finale/doelaanwijzende resp. consecutieve/gevolgaanduidende bijzin, bestaande uit twee halfzinnen verbonden door de coniunctie et en ingeleid door het voegwoord ut dat beide halfzinnen tot de coniunctivus bepaalt vanwege het wens- of gebedskarakter.
Ad 2a
Sit accepta, op-, zodat aanvaard is/ aangenaam is, - prædicaat, gevormd door het koppelwerkwoord sit vergezeld van het prædicaatsnomen accepta – participium perfecti passivi in het vrouwelijk enkelvoud van het verbum accipere, accepi, acceptum, 3  - dat congrueert met het subject  hæc nostra [tibi] oblatio, deze onze offergave/dit ons offer. Accepta is hier bijvoeglijk gebruikt en betekent aangenaam, welgevallig.
Het subject bestaat uit drie congruerende nominativusvormen en vormt door de uiteenplaatsing de stijlfiguur hyperbaton.
Tibi, [voor/aan] U, - bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm van het pronomen personale tu: dativus commodi (van voordeel).. Aangezien het praedicaat in een passieve vorm staat kan de dativus tibi gezien worden als een dativus auctoris, de dativus die de handelende persoon aangeeft en vertaald mag worden met behulp van het voorzetsel door. Deze dativus treft men aan bij het hele passivum maar vooral bij het passivum perfecti zoals hier het geval is.
Echter.... gezien de positie van tibi, tussen nostra en oblatio (hyperbaton!) lijkt tibi hier een   woordgroep te vormen met genoemde nomina. In dat geval toch eerder een dativus commodi; voor U.
Ad 2b
Aperiatur, op-, zodat worde geopend, - prædicaat van het verbum aperire, aperui, apertum, 4, openen, in de 3e persoon enkelvoud præsentis passivi coniunctivi.
Fons omnis benedictionis, de (een) bron van alle zegening, - subject bij het prædicaat, samengesteld uit de nominativusvorm fons, - tis, bron m. en de bijvoeglijke bepaling omnis benedictionis die de nominativus fons nader uitlegt of kwalificeert in twee congruerende genitivusvormen (genitivus explicativus of qualitatis).
Grammaticaal gezien kan omnis zowel bij fons als bij benedictionis horen. In de vertaling boven is omnis bij benedictionis geplaatst: in de oratie wordt niet gevraagd dat heel de bron of elke bron van zegening worde geopend, maar slaat de metafoor bron op de levende Christus, die alles kan en wil schenken wat wij voor onze verlossing nodig hebben.
Per eam, door haar, - voorzetselbepaling, samengesteld uit het præpositum per dat de accusativus aan zich bindt.
Eam, accusativusvorm enkelvoud vrouwelijk van het pronomen ea, zij, refereert aan het subject oblatio (r. 2a) als antecedent.
Nobis, [voor] ons, - bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm van het pronomen personale nos: dativus commodi, van voordeel.
Tibi (r. 2a) en nobis (r. 2b) vormen een antithese.
Ook mooi is de trits nobis (r. 1), nostra (r. 2) en nobis (r. 3).

K l e i n  v o c a b u l a r i u m
Fons, fontis m. heeft de betekenis van bron, wel, fontein en met extensie ook: rivierbron, oorsprong, herkomst. In het Nederlands vinden we een connectie met het begrip fontein, waaruit water stroomt. In de kerk vinden we een ‘vont’  in de zin van doopvont, doopbekken. Voorts verwijst de term ‘font’ naar de stijl van de gebruikte letters in een gedrukte tekst, het zgn. ‘lettertype’. Vroeger werden de individuele stukken van een gangbaar lettertype die gebruikt werden bij het drukproces door middel van gesmolten metaal in een gieterij gegoten. Een van de betekenissen van het Latijnse verbum ‘fundo (fudi, fusum)’ gerelateerd aan fons, is gieten, laten vloeien, vloeibaar maken, (doen) smelten, uitstorten.
Acceptus, a, um, een adiectivum bij het verbum ‘accipio’ betekent  welkom, beminnelijk, aangenaam, aanvaardbaar en is synoniem met het Latijnse gratus.  Het begrip ‘acceptus’ staat in relatie met ‘gratus’ als het effect van de oorzaak: hij die ‘gratus’ is, dit is beminnelijk, dankbaar, aangenaam, is om die reden ‘acceptus’, welkom, acceptabel, aanvaardbaar.
Het adiectivum ‘acceptus’ was een heidense cultische term, bijvoorbeeld ‘acceptam dis hostiam’, een voor de goden acceptabel offerdier (Vergilius, Georg. 2, 101). In combinatie met habere was het evengoed een technische legale term, bijvoorbeeld in de openingszin van de Canon Romanus (Prex eucharistica I): ‘Te igitur…supplices rogamus ac petimus uti accepta habeas et benedicas hæc dona, hæc munera, hæc santa sacrificial illibata’- U dan...vragen wij smekend te aanvaarden, te zegenen deze giften, deze gaven, deze heilige vlekkeloze offerande. Anderzijds is ‘acceptus’  een normaal geaccepteerd begrip in de Vetus Latina en de Vulgaat (behorende tot de oudste bijbelvertalingen), en ook bij de Christelijke auteurs:
‘hostiam acceptam, placentem Deo’ (Filipp 4, 8) en ‘cuius sacrificum… tum acceptum Deo fuisse’  (Augustinus, De Civitate Dei 15, 18). Het gebruik van de term bij de Christenen leidde ertoe dat de term ook in de oraties werd gebezigd. Het ‘sacrificieel’ karakter van het woord laat zich evident afleiden uit het gegeven dat het bijna exclusief in de orationes super munera voorkomt en geplaatst wordt bij begrippen als ‘oblatio, munera, sacrificium, devotio, ieiunium’.
Dit adiectivum is een duidelijk voorbeeld van het stereotiepe karakter van de taal van de oraties (Chr. Mohrmann, Études, II, 107). Het komt voor ofwel met esse of met reddere (maken tot, weergeven) (Vgl. Sr. Mary Pierre Ellebracht C.Pp.S., Remarks on the vocabulary of the ancient orations in the Missale Romanum. Reeks Latinitas christianorum primæva. Nijmegen-Utrecht, 1966, p. 87).
G e t u i g e n i s  v a n  d e  V a d e r s
Didache
(een van de oudste kerkelijke geschriften uit de jaren 50-70 met raadgevingen voor het christelijke en kerkelijke leven)

1. Wat nu het Doopsel aangaat: aldus zult ge dopen; nadat ge dit alles tevoren gezegd hebt, “doopt in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest”, in stromend water.
2. Als ge echter geen stromend water [bij de hand] hebt, doopt dan in ander water.
(VII)

Hippolytus
170-235, priester van Rome
“Jezus komt tot Johannes en wordt door hem gedoopt. O, allerbewonderenswaardigst voorval! De oneindige stroom, die de stad Gods verblijdt, wordt met een weinig water gereinigd. De onbegrijpelijke bron, die het leven schenkt aan alle mensen en geen einde kent, wordt hier begoten met een weinig en tijdelijk water. […] Daarom roep ik uit met de stem van de heraut: Komt, alle stammen der volken, naar het middel der onsterfelijkheid, het Doopsel. Dit is het water dat met de Geest verbonden is, waardoor het paradijs wordt bevloeid, de aarde vruchtbaar gemaakt, de planten wasdom krijgen, de dieren zich voortplanten. Kort samengevat: Dit is het water, waardoor de mens herboren wordt en levend gemaakt”.
(Sermo in Sancta Theophania, 2, 6-8.)

Cyrillus van Jeruzalem
313-386 bisschop en kerkvader
“Indien iemand wil weten, waarom juist het water en niet een der andere elementen de genade schenkt, hij neme de goddelijke Schriften ter hand en hij zal daar het antwoord vinden. Het water is inderdaad iets groots en het schoonste van de vier zichtbare elementen der wereld. De hemel is de woonplaats der engelen maar de hemelen zijn uit het water voortgekomen. De aarde is het verblijf der mensen, maar de aarde kwam uit het water en vóór alle wezens, die in de zes scheppingsdagen tot stand kwamen, ‘zweefde de Geest Gods over het water”. Het water is het begin der wereld en het begin der evangeliën in de Jordaan. Israel werd van de Farao bevrijd door de zee en de wereld wordt van de zonden bevrijd door het waterbad in het woord. Overal waar een verbond met iemand wordt gesloten, komt het water er bij te pas”.
(Uit: Catechese III over het Doopsel, nr. 5)

Paulinus van Nola
354-431 kerkvader en dichter
“Christus, die rots […] uit wiens zijde, met een lans doorboord, water en bloed vloeiden, opdat Hij tegelijkertijd voor ons heilbrengende bronnen zou uitgieten: het water der genade en het bloed van het Sacrament [H. Eucharistie], waardoor Hij zowel de bron van ons heil als de kostbare prijs is die Hij ervoor betaalde”.
(Ep. 42, 4 (CSEL 29, 362)

Hilarius van Poitiers
315-366 bisschop, kerkvader en kerkleraar
“Gods vloed heeft altijd water genoeg; Gij hebt hun voedsel bereid, want zo is uw bereiding”. Er is geen enkele reden om aan die vloed te twijfelen. De profeet zegt immers: “Een vloed met zijn stromen brengt de Godsstad in vreugde”. En de Heer zelf zegt in het evangelie: “Wie van het water drinkt, dat Ik hem geven zal, bij hem zullen stromen van levend water uit zijn binnenste vloeien ten eeuwige leven.” En elders: “Wie in Mij gelooft, bij hem zullen stromen van zijn binnenste uitgaan, zoals er geschreven staat. Hiermede doelde Hij op de H. Geest, die zij die in Hem geloven, zullen ontvangen”. Deze vloed dus wordt met Gods water gevuld. Want wij worden overspoeld met de gaven van de Heilige Geest, en uit de levensstroom wordt de vloed, met Gods water gevuld, ons ingestort. Wij hebben echter ook voedsel, dat voor ons bereid is.
En wat is dat voedsel? Datgene namelijk, waardoor wij worden voorbereid op de gemeenschap met God, door de vereniging met zijn heilig Lichaam, die voortaan plaats vindt in de Communie met zijn heilig Lichaam. Dat immers wil deze psalm zeggen: “Gij hebt hun voedsel bereid, want zo is uw bereiding”: omdat wij door die spijs, hoewel wij er voor het tegenwoordige door gered worden, er toch voor de toekomst door worden gereed gemaakt.
Het is toch voor ons, die door het sacrament van het Doopsel herboren zijn, een zeer grote vreugde, nu wij in ons de beginnende werking van de Heilige Geest gevoelen, nu wij daardoor begrip krijgen van de sacramenten, kennis van de profetieën, het woord der wijsheid, een sterke hoop, de charismata van de genezing en de heerschappij over de onderworpen demonen. Dat alles dringt als het ware druppelsgewijze in ons door, wat langzaamaan begonnen veelvoudige vruchten voortbrengt.
(Tract. in psalmos  64, 14-15)

H. Bonaventura
Opdat vervolgens uit de zijde van de op het kruis sluimerende Christus de Kerk zou worden gevormd, en de Schriftuur zou worden vervuld, die zegt: “Ze zullen opzien tot wie ze doorstaken” (Jo 19, 37), is het door Gods beschikking toegestaan, dat een der soldaten met een lans de heilige zijde zou doorboren en openen, want zo zou er bloed en water vloeien, en de prijs voor ons heil ontstromen. Uit de bron, dat is: uit de geheimenis van het hart gestroomd, zou ze kracht geven aan de Sacramenten der Kerk om het leven der genade mee te delen, en om voor hen die in Christus leven een drank te zijn “van de levende bron die opborrelt ten eeuwige leven” (Jo 4, 14). Zie nu dan hoe de lans door de trouweloze Saul, dat is het verworpen joodse volk, “zonder wonden te maken” door Gods barmhartigheid “in de muur geslingerd” (1 Kon 19, 10), “een hol maakte in de rots en een holte in de steunmuur” (Hoogl 2, 14), als een verblijf voor duiven. Rijs dan op mijn ziel, vriendin van Christus, wees als “de duif die haar nest maakt boven aan de ingang van de rotskloof” (Jer 48, 28), hou niet op daar te waken als “de mus die een woning vindt” (Ps 83, 4), verberg daar als een tortel de jongen van kuise liefde, zet uw mond daaraan, “opdat gij water putten mag uit de bronnen van de Zaligmaker” (Jes 12, 3). Hier is “de bron die uitgaat uit het midden van het paradijs”, die, “in vier hoofdstromen verdeeld” (Gen 2, 10) en in vrome harten uitgegoten, heel de aarde besproeit en vruchtbaar maakt.
(Uit De Boom des Levens, Achtste vrucht)
C o m m e n t a a r
Ons gebed roept bij ons verschillende momenten uit de H. Schrift over water en stromend water voor de geest.  Denk bijvoorbeeld aan Jes 12, 3: ‘Haurietis aquas in gaudio de fontibus salutis’ - Gij zult vol vreugde water putten uit de bronnen van het heil.
Denk ook in dit verband aan de manier waarop Mozes water sloeg uit de rots. ‘Mozes nam dus de staf voor het aanschijn van Jahwe weg, zoals Hij hem bevolen had, riep met Aäron de gemeente bijeen voor de rots, en sprak tot haar: luistert rebellen! Kunnen wij wel uit deze rots voor u water doen vloeien? Toen hief Mozes zijn hand op en sloeg tweemaal met zijn staf op de rots; toen vloeide er water in overvloed uit, zodat de gemeenschap met het vee kon drinken’ (Num 20, 9-11).
Dit is een oudtestamentische afbeelding van het sacrament van het Doopsel. Door ons Doopsel werden wij tempel van de H. Geest die soms beschreven wordt in termen van water, zelf als regen of dauw. De volgende beschrijving van de H. Geest vinden wij in nr. 694 van de Catechismus van de Katholieke Kerk:
De symboliek van het water is kenmerkend voor de werking van de Heilige Geest bij het Doopsel. Na het aanroepen van de Heilige Geest wordt het water immers het werkzame teken van de wedergeboorte: evenals ons leven, voor onze geboorte, tijdens de zwangerschap, zich ontwikkelde omgeven door water, zo geeft het water van het Doopsel werkelijke aan dat onze geboorte tot het goddelijk leven ons in de Heilige Geest geschonken wordt. Maar “gedoopt in één Geest” zijn wij ook “gedrenkt met een Geest” (1 Kor 12, 13): de Geest is daarom ook persoonlijk het levende water dat uit de gekruisigde Christus opwelt (Cf Jo 19, 34; 1 Jo 5, 8) als uit zijn bron en dat in ons opwelt tot eeuwig leven’ (Cf Jo 4, 10-14; 7, 38; Ex 17, 1-6; Jes 55, 1; Zach 14, 8; 1 Kor 10, 4; Apok 21, 6; 22, 17).
‘Maar toen zij bij Jezus kwamen dat Hij reeds gestorven was, braken zij Hem de benen niet maar een van de soldaten opende zijn zijde met een lans en onmiddellijk stroomden er bloed en water uit (Jo 19, 33-34).
Het stromend water van de doopvont opent de weg naar de andere Sacramenten met name het ontvangen en de viering van de H. Eucharistie, “bron en hoogtepunt” (fons et culmen) van ons christelijk leven (Lumen Gentium 11; CKK 1324). Door het Doopsel worden wij in staat gesteld deel te nemen aan de H. Mis met ‘volledig, bewust en actief participerend’ (Sacrosanctum Concilium, Constitutie over de H. Liturgie, nr 14). Het woord ‘volledig’ (plena) verwijst naar de integrale manier waarop de gedoopten deelnemen aan de liturgie, dit is: innerlijk en uiterlijk. Het begrip ‘bewust’ (conscia) vereist kennis en inzicht in wat men doet, met uitsluiting van ieder bijgeloof of valse vroomheid. ‘Actief’ (actuosa) betekent primair ontvankelijk, mogelijk gemaakt door het Doopsel als een effect van een wilsact zichzelf te verenigen met de sacrale handeling, verricht in de liturgie door de werkelijke ’Actor’, Jezus Christus, Hogepriester. Deze inwendige participatie (actuosa participatio) vindt eveneens haar uitdrukking in uitwendige, fysieke participatio. Door deze participatie – wanneer wij onze gaven, offers, gebeden en verlangens verenigen met het offer van de priester aan het altaar – stromen overvloedige zegeningen van God uit naar ons op een manier die we wel niet zullen kunnen begrijpen in dit leven hier. Een H. Mis kan stichtend zijn voor een toevallige aanwezige, maar ‘volledige, bewuste en actieve deelname’ heeft zijn moment van volmaaktheid: wanneer de gedoopte christen, ontvankelijk en op een geëigende manier voorbereid, de H. Communie ontvangt (Cf De musica sacra 22, c). Het ontvangen van de H. Communie in staat van genade verenigt op perfecte wijze zowel de innerlijke activiteit van het hart, geest en ziel, met de uitwendige handeling van ‘het te Communie gaan’ en fysiek aannemen van de Eucharistie met een houding en gebaren van eerbied. De H. Communie is volmaakte, actieve participatie waarop men zich inwendig moet voorbereiden.
De oratie van vandaag is gericht op onze deelname aan de H. Mis. Wij vragen dat onze participatie en het ontvangen van de H. Communie zegeningen voor ons opent. Daarom is het goed stevig de woorden van de H. Paulus over ongepaste deelname en armzalig ontvangen in onze geest vast te houden: ‘Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de kelk van de Heer drinkt, bezondigt zich aan het Lichaam en Bloed des Heren. Wij moeten ons zelf onderzoeken, voor we van het brood eten en uit de kelk drinken. Wie eet en drinkt zonder het lichaam te onderkennen, eet en drinkt zijn eigen vonnis. Daarom zijn er onder u zo velen ziek en zwak en zijn er een aantal gestorven’ (1 Kor 11, 27-30).
Sint Paulus legt een verbinding tussen het geestelijke en het fysieke, het inwendige en uitwendige. De effecten van het ontvangen van de H. Eucharistie vertalen zich, volgens Sint Paulus, ook fysiek. Indien de H. Communie dus ook fysiek haar uitwerking heeft, moeten wij dan niet zorgen voor een gepaste fysieke voorbereiding op de H. Communie zoals wij ons inwendig geestelijk voorbereiden? Moeten wij ons niet inspannen de voorschriften van het nuchter zijn te onderhouden en ook lichamelijk onze diepe eerbied te tonen? In feite vraagt de Kerk het eucharistische vasten, tot een uur slechts gereduceerd vóór de H. Communie (niet voor het begin van de H. Mis) en ook schrijft zij een gepaste houding en tekenen van eerbied voor gedurende de H. Mis.

Fysiek (nuchter) en geestelijk (in staat van genade) moeten wij waardig voorbereid Christus tegemoet gaan in de H. Eucharistie. Christus is altijd bereid ons tegemoet te komen. “Verheft Uw hart – Wij zijn met ons hart bij de Heer”.