zondag 20 september 2020

Collectegebed 25e zondag door het jaar - Geef dat wij uw voorschriften onderhouden en zo het eeuwige leven binnengaan

Collectegebed 25e zondag door het jaar -
Geef dat wij uw voorschriften onderhouden en zo het eeuwige leven binnengaan
Missale Romanum – 1970
Deus, qui  sacræ legis omnia constituta in tua et proximi dilectione posuisti,
da nobis, ut, tua praecepta servantes,
ad vitam mereamur pervenire perpetuam.

Nederlands Altaarmissaal – 1979
God, heel uw wet hebt Gij samengevat in het gebod van de liefde tot U en de naaste.
Geef dat wij uw voorschriften onderhouden en zo het eeuwige leven binnengaan.

Letterlijke vertaling
God, die de bepalingen van uw heilige Wet in de liefde tot U en in die tot de naaste hebt vastgelegd,
geef ons, dat wij, die Uw voorschriften onderhouden,
het eeuwig leven verdienen te verwerven.
L i t u r g i s c h e  e n  b i j b e l s e  a n t e c e d e n t e n
Het Missale Romanum van 1970 heeft de tekst uit het Sacramentarium Leonianum (Verona, 2e helft 6e eeuw) sterk vereenvoudigd; uiteraard zijn daarmee elementen niet behouden.
Brontekst: Sacramentarium Leonianum, 493
Deus, qui sacræ legis omnia constituta in tua et proximi dilectione posuisti:
da nobis horum propitius efficientiam mandatorum:
quia possibile sibi nullus excusat,
quod tanta brevitate concluditur, tanta æquitate percipitur.

Werkvertaling:
God, die alle beschikkingen van de heilige wet hebt vastgelegd in liefde tot U en in de liefde tot de naaste:
geef aan ons, genadig als Gij zijt (propitius) de naleving van deze geboden:
omdat niemand het voor hem mogelijke weigert (te doen), (wanneer) dat in zo een korte formulering wordt samengevat, (en) door zo een grote gelijkheid wordt gekenmerkt.

De laatste regel: tanta…tanta heeft parallelle zinsbouw, repetitio)

S t r u c t u u r
1.      Deus, qui sacræ legis omnia constituta in tua et proximi dilectione posuisti,
2.     da nobis,
3.     ut, tua praecepta servantes,
4.     ad vitam mereamur pervenire perpetuam.

Ad 1.
Deus: aanspreekvorm van Deus in de vocativus, gevolgd door een relatieve bijzin ingeleid door het relativum qui, die een heilsdaad van God memoreert; in deze relatieve bijzin is omnia constituta accusativus bij het verbum posuisti waarbij de genitivi sacræ legis een nadere bepaling zijn bij omnia constituta. Constituta is het zelfstandig gebruikte onzijdige meervoud van het participium perfecti passivi van constitúere, - ui,-utum dat betekent 1. plaatsen, leggen, stellen 2. aanstellen, en in ruimere zin: inrichten, tot stand brengen, vaststellen, bepalen (vgl. de “Nederlandse” afleidingen:  constitutie, constitioneel, constitutief enz.) Constitutum als substantivum (neutrum) bestaat eveneens en betekent beschikking.
Constituta zou dan de accusativus pluralis zijn.

in tua et proximi dilectione: bijwoordelijke bepaling in de ablativus, mooie formulering van de dubbele liefde. In tua dilectione is een voorzetselbepaling. Het possessivum tua en het substantivum dilectione staan in de ablativus singularis door het gebruik van het voorzetsel in. In de woordgroep in proximi dilectione is grammaticaal gezien alleen de ablativus dilectione afhankelijk van in. Proximi is hier een genitivus objectivus.

Ad 2. da nobis – hoofzin met het verbum in de imperativus en nobis als dativus commodi (van voordeel).

Ad 3-4.
Door de volgende herschikking wordt de structuur duidelijker:
ut mereamur pervenire ad vitam perpetuam, tua praecepta servantes.
Finale of consecutieve bijzin, klassiek ingeleid door het voegwoord ut met het verbum mereamur in de coniunctivus – opdat/zodat wij verdienen - gevolgd door de infinitief pervenire (1. heenkomen, geraken, doordringen 2. komen, aankomen 3. bereiken); pervenire ad vitam perpetuam in zijn geheel als object bij mereamur. 

ad vitam mereamur pervenire perpetuam:  een hyperbaton (vitam en perpetuam zijn uit elkaar geplaatst hoewel ze grammaticaal met elkaar verbonden zijn). Waarschijnlijk zo gedaan om de alliteratie pervenire perpetuam te verkrijgen.  Door ad vitam vooraan te plaatsen krijgt het de nadruk, door het erbij behorende perpetuam achteraan te plaatsen krijgt het ook een zekere nadruk. Mereamur pervenire perpetuam; opeenvolging van 3 woorden met elk vier lettergrepen waardoor een zeker ritme in de zin ontstaat.

De finale/consecutieve bijzin: ut…perpetuam wordt onderbroken door de bijzin tua…servantes waarbij voor het participium praesentis activi het subject ontleend wordt aan het gezegde mereamur: opdat/zodat wij, Uw voorschriften bewarend, verdienen…
Servare: 1. Bewaren, onderhouden 2. bewaken; sparen 3. redden; præceptum: 1. voorschrift, verordening, bevel 2. onderricht, leer )
C o m m e n t a a r
“Aan deze twee geboden hangt heel de Wet en de Profeten” (Mt 22,40). Aansluitend bij dit woord van Christus over het voornaamste gebod van de liefde tot God en de naaste verklaart de apostel Paulus: “De liefde vervult de gehele Wet” (Rom 13,10b). Hij spreekt echter zoals ook in Gal 5,14 in eerste instantie alleen over de naastenliefde. Het collectegebed van deze zondag steunt dan ook eerder op Mt 22,40 en verder op de raad van Jezus in Mt 19,17: “Als u het Leven wilt binnengaan, onderhoud dan de geboden”. In de consequente gedachte van de oratie lag het eerder voor de hand een gebed te formuleren, opgewekt door het dubbele gebod van de liefde. In plaats daarvan bidt men in de zin van Mt 19,17 het eeuwige leven te mogen verwerven door het onderhouden van de geboden.   
Dat ligt anders in de brontekst. Deze houdt het dubbele gebod van de liefde in het oog en bidt om de werkelijke naleving van deze liefde, (horum efficientiam mandatorum). Daarbij wordt het geliefde motief naar voren gebracht dat zich niemand voor de liefde kan verontschuldigen zoals de beide geboden deze kort en bondig formuleren.
De collecte van deze zondag lijkt te berusten op het gesprek tussen Jezus en een wetgeleerde:
Nadat de farizeeën hadden vernomen dat Hij de saduceeën tot zwijgen had gebracht, kwamen ze bij elkaar. Om Hem op de proef te stellen vroeg een van hen, een wetgeleerde, ‘Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’  Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat’ (Mt 22,34-40).
Sint Thomas van Aquino (+1274) maakte een kanttekening bij dit vers in zijn Commentaar op Sint Mattheus: Wanneer de mens wordt bemind, wordt God bemind, omdat de mens het beeld van God is.
In 1 Johannes 4,21 staat een goede uitleg van dit dubbele gebod: "Dit gebod hebben wij dan ook van Hem gekregen: wie God liefheeft, moet ook zijn broeder liefhebben." Heel de wet is samengevat in Jezus’ tweevoudige gebod van de liefde tot God en tot de naaste. Het eerste deel van het tweevoudige gebod gaat over de onvoorwaardelijke liefde tot God. Het tweede komt er uit voort als het daaruit voortvloeiende gevolg. We moeten onze verschillende vormen van liefde beleven in de juiste volgorde. God komt altijd eerst. Altijd.
Gehuwde personen moeten God zelfs meer liefhebben dan elkaar. We moeten geen enkel schepsel, ongeacht hoe na het ons aan het hart ligt, plaatsen boven God naar wiens beeld en gelijkenis we zijn gemaakt. Wanneer deze logische voorrang wordt betracht, zullen de liefde tot God en tot de naaste niet in strijd zijn met elkaar of wedijveren. Elke liefde doet de andere branden, wanneer de liefde tot God op de eerste plaats komt.
Het collectegebed bevestigt dat wij een speciale band hebben met iedere levende mens en niet alleen met God alleen. Mensen zijn geschapen naar Gods beeld. Ze zijn onze naasten, hoewel sommigen ons meer nabij zijn dan anderen. Maar er is geen mens op aarde die niet op een of andere wijze onze naaste is.
Deze wederzijdse band doet denken aan een ander handelen van wederkerigheid, dat de Heer ons leert: vergeef of u zal niet vergeven worden.
Toen onze Verlosser ons leerde te bidden met de woorden van het Onze Vader (Mt 6,9-13) legde Hij eerst uit wat vergeving was en benadrukte deze: "Want als jullie de mensen hun overtredingen vergeven, zal je hemelse Vader ook jullie vergeven. Maar als jullie de mensen niet vergeven, zal je Vader jullie overtredingen ook niet vergeven" (Mt 6,14-15).
Het is dikwijls moeilijk om te vergeven.
De tweede sectie van de Katechismus van de Katholieke Kerk behandelt het Onze Vader. Bij de bespreking van de bede “… zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven” lezen we in nr. 2842:
Dit “zoals” komt niet alleen hier voor in het onderricht van Jezus: “Weest dus volmaakt ‘zoals’ uw Vader in de hemel volmaakt is” (Mt 5,48); “Weest barmhartig, ‘zoals’ uw Vader barmhartig is” (Lc 6,36); “Een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben, ‘zoals’ Ik u heb liefgehad” (Jo 13,34). Het is onmogelijk om het gebod van de Heer na te komen, als het hier een uiterlijke nabootsing van het goddelijk voorbeeld betreft. Het gaat om een levendige deelname die komt “uit de grond van het hart”, aan de heiligheid, aan de barmhartigheid en aan de liefde van onze God. Alleen de Geest, “door wie wij leven” (Gal 5,25), kan dezelfde gevoelens die in Christus Jezus waren, tot “onze eigen” gevoelens maken (vgl. Fil 2,1.5). Dan wordt ook de eenheid in de vergeving mogelijk, waarbij “wij elkaar vergeven ‘zoals’ God ons vergeven heeft in Christus” (Ef 4,32).
Zult u zich, als het uw tijd is om naar uw Heer te gaan, verzoend hebben met de naasten die u achterlaat? Onze tijd zal komen. Laten we dagelijks bidden dat we niet zonder de troost en versterking van de Sacramenten én een kans om vrede te sluiten met onze naaste zullen sterven.
De communio-antfoon van het misformulier van deze 25e zondag bevestigt met een gregoriaanse melodie waarin ontzag en smeking doorklinken dat het tweevoudige gebod van de liefde in het hart is opgenomen; het bevat tevens de bede om dit getrouw te volbrengen:
“Tu mandasti mandata tua custodiri nimis;
utinam dirigantur viæ meæ ad custodiendas iustificationes tuas” (Ps 118, 4-5)

Gij hebt ons Uw bevelen gegeven, om ze trouw te volbrengen;
Mogen mijn wegen recht zijn, gericht op wat U beschikt.