Lectio altera
Ex Sermónibus
beáti Isaac abbátis monastérii a Stella
(Sermo 11: PL 194,
1728-1729)
Tweede lezing
Uit de Preken van de zalige Isaäc, abt van
het klooster ‘Stella’
(Sermo 11: PL 194,
1728-1729)
Christus
wil niets zonder de Kerk vergeven
Twee dingen zijn er, die alleen God toekomen: de eer
van onze belijdenis en zijn macht ons te vergeven. Wij moeten die belijdenis
voor Hem afleggen; van zijn kant mogen wij dan de vergeving verwachten. Want
het komt God alleen toe zonden te vergeven, daarom moeten wij die ook voor Hem
belijden. Maar toen de Almachtige zich met zijn zwakke dienares (die Kerk) had
verloofd, de Verhevene met de geringe, maakte Hij haar toe koningin; die
voorheen onder de voet gelopen was, hief Hij op naar zijn zijde. Want het was
van zijn zijde, vanwaar Hij zich met haar verloofde, dat zij uitging. En zoals
alles van de Vader ook van de Zoon is en wat van de Zoon is ook van de Vader
is, omdat Zij één zijn van natuur, zo ook schonk de bruidegom al het zijne aan
zijn bruid en alles van de bruid werd door de bruidegom tot gemeenschappelijk
bezit gemaakt, omdat Hij haar met zichzelf e de Vader eveneens tot een eenheid
gemaakt. Opkomend voor zijn bruid spreekt de Zoon tot zijn Vader: Ik wil, dat, zoals Ik en Gij één zijn, ook
zij één zij met Ons.
De Bruidegom is derhalve een eenheid met de Vader en
een met de Bruid. Wat Hij in de bruid als een vreemd bestanddeel vond, nam Hij
weg en sloeg het aan het kruis, waar Hij op het hout haar zonden op zich nam en
door het hout wegnam. Wat de bruid van nature bezat en eigen was, nam Hij aan
en bekleedde zich ermee. Wat Hemzelf eigen was en goddelijk, deelde Hij haar
mee. Want het duivelse nam Hij weg; het menselijke nam Hij aan en schonk het
goddelijke, opdat alles, wat van de bruid was, ook van de bruidegom zou zijn.
Daarom zou Hij, die geen zonde bedreef en in wiens mond geen bedrog gevonden
werd, zeggen: Wees mij genadig, Heer,
want ik ben zwak, opdat Hij, die haar zwakheid heeft aangenomen, ook de
jammerklacht zou aanvaarden en alles van de bruidegom ook van de bruid zou
zijn. Vandaar ontvangt zij ook de eer van de belijdenis en de macht tot
vergeving. Daarom kon er gezegd worden: Ga
en vertoon u aan de priester.
Zonder Christus kan de Kerk dus niets vergeven; maar
Christus wil ook niets vergeven zonder de Kerk. De Kerk kan niets doen dan de
boetvaardige, die al door Christus is aangeraakt, vergeven; maar nooit wil
Christus iemand als ontslagene beschouwen, die zijn Kerk veracht. Wat God verbonden heeft, dat scheide geen
mens. Ik zeg u: Dit geheim heeft een diepe zin, het heeft betrekking op
Christus en de Kerk.
Wil dus nooit het hoofd scheiden van het lichaam,
zodat dan nergens de gehele Christus zou zijn. Want nergens is de gehele
Christus zonder de Kerk, zoals nergens de gehele Kerk is zonder Christus. De
gehele en volledige Christus toch is hoofd én lichaam, daarom is er gezegd: Nooit is er iemand naar de hemel
opgeklommen, tenzij de Zoon der mensen, die in de hemel is. Hij is de enige
mens die zonden vergeeft.