Lectio altera
Ex Oratiónibus
sancti Athanásii epíscopi
(Oratio de incarnatione Verbi, 10: PG
25, 111-114)
Tweede lezing
Uit
de Preken van de H. Athanasius, bisschop
(Oratio
de incarnatione Verbi, 10: PG 25, 111-114)
Maak onze dagen zoals voorheen
God,
het Woord van de allerhoogste Vader, liet de natuur van de mensen niet in
bederf aan zichzelf over; maar door de offerande van zijn eigen lichaam
vernietigde Hij de dood, die zij belopen hadden. Door zijn leer genas Hij hun
onverschilligheid en alles, wat de mensen verloren hadden, schonk Hij hun terug
door zijn kracht en zijn macht.
Iedere
theoloog, die de geschriften van de leerlingen van de Verlosser heeft gelezen,
kan dit bevestigen op hún gezag, waar zij zeggen: De liefde van Christus laat ons geen rust sinds zij hebben ingezien,
dat Eén is gestorven voor allen, maar dan zijn allen gestorven. Hij is voor
allen gestorven, opdat wij, die leven, niet meer voor onszelf zouden leven,
maar voor Hem, die ter wille van ons gestorven is en uit de doden is opgestaan,
onze Heer Jezus Christus. En elders: Maar
wel zien wij Jezus met glorie en eer gekroond om het verduren van de dood; Hij,
die een korte tijd beneden de engelen was gesteld om door Gods genade en dood
te smaken voor allen. Daarom geeft dezelfde Apostel de reden aan, waarom
niemand anders dan het goddelijk Woord mens moest worden: Want het paste, dat Hij, om wie en door wie alles bestaat, die vele
kinderen tot de heerlijkheid heeft gebracht, ook als hun aanvoerder naar het
heil, door lijden heen, tot de voleinding zou voeren. Met deze woorden
beduidde hij wel, dat het van niemand anders de taak zou zijn om de mensen uit
het ontstane bederf te redden, dan van het goddelijk Woord, door wie zij in het
begin waren geschapen.
Dat
nu hierom het Woord zelf een lichaam aannam, om voor die gelijke lichamen een
slachtoffer te worden, verklaren dezelfde schrijvers ook nog op deze wijze: Omdat nu deze kinderen mensen zijn van vlees
en bloed, heeft ook Hij dit zelfde bestaan willen delen, om door zijn dood de
duivel, die de heerschappij over de dood bezat, te onttronen, en om te
bevrijden die door de vrees voor de dood levenslang tot onvrijheid vervallen
waren. Nu Hij door zijn eigen lichaam op te offeren een einde maakte aan de
wet, die tegen ons gericht was, hernieuwde Hij ook voor ons het beginsel voor
het leven met de hoop op de verrijzenis.
Want
omdat de dood kracht, geput uit de mensen, over de mensen ontving, werd door
het goddelijk Woord, geboren voor de mensen, de dood ontbonden en verscheen de
verrijzenis van het leven, zoals een man, die vol van Christus was, getuigde: Want omdat door één mens de dood is gekomen,
komt door één mens ook de opstanding der doden. Zoals allen sterven in Adam, zo
zullen ook allen in Christus herleven, en zo ook wat daarna volgt. Wij
sterven immers nu niet als verworpenen, maar als mensen, die uit de dood moeten
herrijzen en de algemene opstanding verwachten, die God als bewaker en schenker
ervan ons te zijner tijd zal bereiden.