zaterdag 26 september 2020

Lezingenofficie 26e zondag door het jaar 26e zondag door het jaar Liturgia Horarum


Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli (1420-1497)

Eerste lezing

Uit de Brief van de heilige apostel Paulus aan de  Filippenzen 1,1-11

Begroeting en dankzegging

Van Paulus en Timoteüs, dienaren van Christus Jezus. Aan alle heiligen in Filippi die één zijn in Christus Jezus, en aan hun opzieners en dienaren. Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.
Ik dank mijn God altijd wanneer ik aan u denk, telkens wanneer ik voor u allen bid. Dat doe ik vol vreugde, omdat u vanaf de eerste dag tot nu toe hebt bijgedragen aan de verspreiding van het evangelie. Ik ben ervan overtuigd dat Hij die dit goede werk bij u begonnen is, het ook zal voltooien op de dag van Christus Jezus.
Het spreekt vanzelf dat ik zo over u denk, want u allen liggen mij na aan het hart. U hebt immers allen deel aan de genade die mij geschonken is, of ik nu gevangenzit of de waarheid van het evangelie verdedig. God kan getuigen dat ik naar u allen verlang met de genegenheid van Christus Jezus. En ik bid dat uw liefde blijft groeien door inzicht en fijnzinnigheid, zodat u kunt onderscheiden waar het op aankomt. Dan zult u op de dag van Christus zuiver en onberispelijk zijn, vol van de vruchten van de gerechtigheid, die u dankt aan Jezus Christus, tot lof en eer van God.

Tweede lezing

Uit de Brief aan de Filippenzen van de H. Polycarpus, bisschop en martelaar

Laten wij ons bekleden met de wapens der gerechtigheid

Polycarpus en met hem de priesters, aan de Kerk van God, die als vreemdelinge leeft in Philippi; barmhartigheid en vrede mogen bij u toenemen door de almachtige God en Jezus Christus, onze Verlosser.
Ik ben ten zeerste verblijd om u, in onze Heer Jezus Christus, omdat gij de toonbeelden van de waarachtige liefde hebt ontvangen en zoals het ook behoort, hen hebt begeleid, die geboeid zijn met de banden, die heiligen betamen en de diademen zijn van degenen, die waarlijk door God en onze Heer zijn uitverkoren. Ik verblijd mij er tevens over, dat de hechte wortel van uw geloof, die vanouds was aangekondigd, tot op heden stand houdt en vrucht voortbrengt in onze Heer Jezus Christus, die het op zich nam voor onze zonden de dood in te gaan, die God ten leven heeft opgewekt na de smartelijke banden van de onderwereld te hebben ontbanden: in Wie gij gelooft, hoewel gij Hem niet aanschouwt en dat met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde, waarin velen verlangen binnen te gaan, wetend, dat Gij door de genade zijt gered, niet door uw werken, maar door de Wil van God door Jezus Christus.
Omgordt daarom uw lendenen, dient God in vreze en in waarheid, verwijdert u van ijdel gepraat en de dwalingen der menigte, in Hem gelovend, die onze Heer Jezus Christus uit de doden heeft opgewekt en Hem de glorie gaf en het zitten aan zijn rechterhand. Aan Wie al het hemelse en aardse is onderworpen, die door alle geesten wordt gediend, die als rechter zal komen over levende en doden, wiens bloed God hen zal opeisen, die niet in Hem geloofden.
Hij toch, die Hem heeft opgewekt uit de doden, zal ook ons opwekken, als wij zijn wil hebben volbracht, naar zijn geboden hebben gewandeld en bemind hebben wat Hij zelf beminde, ons onthoudend van alle ongerechtigheid, van bedrog, gierigheid, kwaadspreken en lastertaal; geen kwaad met kwaad vergeldend, geen schelden beantwoorden met terugschelden, noch strijd met strijd, nog vervloeking met vervloeking; gedachtig hetgeen de Heer ons leerde: Oordeelt niet, om niet geoordeeld te worden; spreek vrij, en gij zult vrijgesproken worden; weest barmhartig en gij zult barmhartigheid verwerven; de maat, die gij gebruikt, zal men ook voor u gebruiken. en Zalig de armen en die vervolging lijden, want hunner behoort het rijk van God.