vrijdag 25 september 2020

26 september - Sint Augustinus van Hippo en de gedachtenis van de heilige martelaren Cosmas en Damianus


Door de zo roemrijke dagen van de heilige martelaren waardoor de Kerk overal bloeit, overtuigen wij ons met eigen ogen hoe waar het is wat wij hebben gezongen, namelijk dat “” kostbaar in de ogen van God de dood van zijn heiligen is”; wanneer deze al in onze ogen kostbaar is, hoe zeer dan toch zeker in de ogen van Hem, voor wiens Naam deze is ondergaan.

Maar de losprijs van die dood van zijn heiligen is de Dood van Eén. Hoe vele malen kocht één Stervende [Christus] de dood vrij, aangezien als Hij niet zou sterven, de graankorrel niet vermenigvuldigd zou worden? Gij hebt zijn woorden gehoord toen ij zijn Lijden naderde, dat is, toen Hij onze verlossing naderde: “Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen;  maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort”.

Aan het kruis immers realiseerde hij een grootse ruil: daar werd het geldzakje van ons losgeld losgemaakt; toen zijn zijde werd geopend met de lans van degene die Hem doorstak vloeide er de losprijs voor heel de wereld uit. Vrijgekocht zijn de gelovigen en martelaren; maar het geloof van de martelaren is bewezen: het bloed getuigt ervan. Wat voor hen kostbaar is, hebben zij teruggegeven, en zij hebben vervuld wat de heilige Johannes zegt: “Zoals Christus voor ons zijn leven heeft gegeven, zo moeten ook wij ons leven geven voor onze broeders”.

En elders wordt gezegd: “Aan een rijke maaltijd zijt gij uitgenodigd, beschouw aandachtig welke spijzen u worden voorgezet, want zulke spijzen moet ook gij bereiden”. De maaltijd is rijk, waar de spijs van de tafel de Heer zelf is. Niemand voedt zijn tafelgenoten met zichzelf. Dit doet Christus de Heer wel: Hij is de Gastheer, Hij de Spijs, Hij de Drank. De martelaren hebben dus geweten wat zij hebben gegeten en gedronken, opdat zij zodanige spijs zouden teruggeven.

Maar vanwaar zouden zij zulke gaven teruggeven, als Hij, die het eerste aanbood, niet datgene gaf, waarvan zij teruggaven? Wat zal ik de Heer wedergeven voor alles wat Hij mij geschonken heeft? De kelk van het heil zal ik nemen.

Wat is dit voor een kelk? De bittere en heilzame kelk van het lijden; de kelk welke de zieke zou vrezen aan te raken als de geneesheer er niet eerst zelf uit zou drinken. Dát is deze kelk: wij leren deze kelk kennen uit de mond van Christus wanneer Hij zegt: “Vader, als het mogelijk is, laat deze kelk aan Mij voorbijgaan”.

Over deze zelfde kelk hebben de martelaren gezegd: “De kelk van het heil zal ik nemen en de Naam van de Heer aanroepen”.  Gij vreest dus niet dat ge dan tekort schiet? Waarom? Omdat ik de Naam van de Heer zal aanroepen. Hoe zouden de martelaren kunnen hebben overwinnen, als hij niet in de martelaren zou hebben overwonnen, die gezegd heeft: “Hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen”. Hij die regeert in de hemel bestuurde de geest en de tong van zijn martelaren en door middel van hen overwon Híj de duivel op aarde, en in de hemel kroonde Hij de martelaren.

O gelukzaligen, die deze kelk zó hebben gedronken! De pijnen hebben zij tot het einde toe verdragen en de eerbewijzen ontvangen.

Sint Augustinus van Hippo
Preek 329, op de geboortedag van de martelaren (1-2: PL 38, 1454-1455)