Ik zegen U en zeg U dank, Heer Jezus Christus, opperste van alle koningen der aarde, voor uw roemrijke openbaring aan de drie koningen. Want toen Gij geboren was te Bethlehem in Juda, hebt Gij zonder uitstel uw majesteit geopenbaard aan mannen uit een ver land. Aan hen hebt Gij ook de tekenen van uw heilige armoede getoond door hen onder geleide van een hemels licht te brengen naar uw onaanzienlijke verblijfplaats.
O grote wonderbare God, die zonder hulp op alles orde stelt en grootse dingen verricht aan de hoge hemel. Om een behartigenswaardig voorbeeld van geringheid te geven hebt Gij U niet geschaamd voor zulk een stoet van koningen en edelen te verschijnen als een behoeftig en eenvoudig mensenkind. Want noch uw woonstede noch uw ganse voorkomen, zoals Gij deze omwille van ons had aanvaard, hebt Gij in een van glanzender aanzien veranderd. O nee. Op dezelfde plaats en in dezelfde gedaante hebt Gij U zonder onderscheid getoond aan herders en aan koningen.
Ik loof uw onzegbare goedertierenheid om de eerstelingenoogst uit de heidenen en de roeping der vreemdelingen, die Gij uit de streken van het Oosten door een verborgen ingeving hebt getrokken tot het licht van het geloof. Onder Israël’s vorsten zijn er geen aangetroffen, die met zoveel luister en geloof zich hebben voortgespoed op zoek naar de plaats van uw geboorte, als deze vreemdelingen, wier geloof en devotie het bleken te winnen in klaarheid en vurigheid.
Ik verheerlijk U om de wonderbare verlichting der heidenen. Want in de duistere harten van die mannen uit het Oosten hebt Gij uw licht zó luisterrijk ontstoken, dat zij het teken, hun van de hemel uit getoond, over zo grote afstanden volgden met onwankelbaar geloof.
Ik aanbid U vol eerbied samen met de heilige Wijzen. Ik treed in hun voetstappen en verlang U die drie kostelijke gaven, welke grote geheimen in zich bevatten, met een devoot hart te offeren. Immers zij vielen voor U neer en offerden U goud ten teken van uw Koninklijke waardigheid, wierook als eerbiedige erkenning van uw goddelijke majesteit, maar ook de myrrhe als bewijs van uw aangenomen sterfelijkheid.
Daarom, allerdierbaarste Koning der koningen, Heer, Bestuurder van de eeuwen Jezus Christus, aanvaard uit de hand van uw arme dienstknecht de geheimnisvolle offergave, die ik U heden door de tussenkomst der heilige koningen als smekeling opdraag.
Ik offer U dan allereerst een oprecht geloof, een onwankelbare hoop en een zuivere immer te bewaren liefde. Ik geloof, dat Gij de Koning van hemel en aarde zijt. Ik aanbid U als de ware God, de enige Zoon van de Vader. Ik belijd, dat Gij ter wille van mijn zaligheid een sterfelijk lichaam uit de Maagd Maria aangenomen hebt.
Aanvaard nog drie andere gaven een aangename geur verspreidend. Zie, ik schenk U, wat ik van U ontvangen heb door namelijk omwille van U te verzaken aan alle goederen der wereld. En niets wil ik in dit leven als mijn eigendom bezitten, maar ik wil met gewone voeding en eenvoudige kleding tevreden zijn. En dit is de geestelijke aanbieding van het kostbare goud. Ik voeg daaraan toe de gave van wierook, waarmee het reukwerk van het devote gebed wordt betekend.
Onder snikken en tranen wil ik bidden voor mijn eigen zonden, U innig dank brengen voor uw talrijke weldaden en deernis hebben met allen die in nood verkeren. En dit is het U zo aangename brandoffer van geurige wierook. Ik offer U ook het zinnebeeld van de myrrhe ter herinnering aan uw bitter lijden en ik wil de weg der volmaaktheid bewandelen door streng aan mijzelf af te sterven. Want zo dikwijls ik uit liefde tot U de bitterheid van uw lijden overdenk, offer ik U het zinnebeeld van uitgelezen myrrhe. En wanneer ik mijzelf overwin in de strijd tegen de kwade begeerten en aan mijn eigen wil verzaak, dan stamp ik in de vijzel van mijn hart de sterk geurende myrrhe fijn om U daaruit een waardig brandoffer te bereiden. O hoe gelukkig zou ik zijn, als ik in staat was mijn Jezus een bundel myrrhe aan te bieden door namelijk al uw smart en pijn en ook de bitterheid van heel uw lijden bijeen te garen. Immers door een dergelijk mengsel en door myrrhe en wierook wordt de gelovige ziel gewoonlijk aangezet om zich ijverig te beteren, boetvaardigheid te beoefenen en de driften te beteugelen.
Ik dank U, Jezus Christus, voor de hoge eerbiedwaardigheid van deze dag, die Gij met drie heerlijke wonderen gesierd hebt. Heden toch hebt Gij onder geleide van de ster de drie Koningen naar uw kribbe gevoerd. Heden zijt Gij door Johannes gedoopt in de Jordaan. Heden hebt Gij met het oog op de bruiloft uit water wijn gemaakt. En in dit alles hebt Gij U overduidelijk leren kennen als God en mens. Ik bid U dus, ootmoedige goedertieren Heer, sta niet toe, dat ik mij laat verleiden door de arglistigheden van Herodes, dat wil zeggen: door wereldse eer en de verlokkingen van het vlees. Nee, leid mij door de verdiensten der heilige Koningen en de beden van uw zuivere Moeder onder het veilig geleide van mijn engel samen met de zalige Koningen langs de rechte weg naar de hemelse oorden, waar ik verdienen moge U in eeuwige klaarheid te aanschouwen.
Thomas a Kempis, Orationes et meditationes de Vita Christi; Michael Josephus Pohl. Herder, Freiburg 1902, cap. XI.