zaterdag 26 september 2020

Lezingen H. Mis 26e zondag door het jaar A De tollenaars en de ontuchtige vrouwen gaan eerder dan gij het Rijk Gods binnen.

Eerste lezing: Ez. 18, 25-28

Dit zegt de Heer:

“Gij beweert: De weg van de Heer is niet recht!

Huis van Israël, luister toch!

Zou het werkelijk míjn weg zijn, die niet recht is?

Zijn niet veeleer uw eigen wegen niet recht?

Als een rechtvaardige zich van zijn rechtvaardigheid afkeert

en kwaad gaat doen,

dan zal hij daaraan sterven,

sterven om het kwaad dat hij gedaan heeft.

En als de boosdoener

zich van zijn boze daden afkeert

en gaat handelen naar rechtschapenheid en deugd,

dan zal hij in leven blijven.

Als hij tot inzicht komt

en zich afkeert van zijn slechte daden,

dan blijft hij zeker leven,

dan zal hij niet sterven.”


Tweede lezing: Fil. 2, 1-11 of 1-5

Broeders en zuster,

als vermaning in Christus en liefdevolle bemoediging

iets vermogen,

als gemeenschap van Geest,

als hartelijkheid en mededogen u iets zeggen,

maakt dan mijn vreugde volkomen

door uw eenheid van denken,

uw eenheid in de liefde,

uw saamhorigheid en eensgezindheid.

Geeft niet toe aan partijzucht en ijdelheid,

maar acht in ootmoed de ander hoger dan uzelf.

Laat niemand alleen zijn eigen belangen behartigen,

maar liever die van zijn naasten.

Die gezindheid moet onder u heersen

welke Christus Jezus bezielde:

Hij die bestond in goddelijke majesteit

heeft zich niet willen vastklampen

aan de gelijkheid met God.

Hij heeft zichzelf ontledigd

en het bestaan van een slaaf op zich genomen.

Hij is aan de mensen gelijk geworden.

En als mens verschenen

heeft Hij zich vernederd

door gehoorzaam te worden tot de dood,

tot de dood aan een kruis.

Daarom heeft God Hem hoog verheven

en Hem de Naam verleend,

die boven alle namen is.

Opdat bij het noemen van zijn Naam

zich iedere knie zou buigen

in de hemel, op aarde en onder de aarde,

en iedere tong zou belijden

tot eer van God, de Vader:

Jezus Christus is de Heer.


Evangelie: Mt. 21, 28-32

In die tijd zei Jezus

tot de hogepriesters en de oudsten van het volk:

“Wat denkt ge van het volgende?

Een man had twee zonen.

Hij ging naar de eerste toe en zei:

Mijn zoon, ga vandaag werken in mijn wijngaard. Goed vader, antwoordde deze, maar hij deed het niet.

Toen ging hij naar de tweede en zei hetzelfde.

Deze antwoordde: Neen, ik wil niet,

maar later kreeg hij spijt en ging toch.

Wie van de twee heeft nu de wil van zijn vader gedaan?”

Zij antwoordden: “De laatste.”

Toen zei Jezus hun:

“Voorwaar, Ik zeg u:

de tollenaars en de ontuchtige vrouwen gaan eerder dan gij het Rijk Gods binnen.

Johannes kwam tot u en beoefende de gerechtigheid;

toch hebt gij hem geen geloof geschonken,

terwijl de tollenaars en de ontuchtige vrouwen

hem wel geloof schonken.

Maar zelfs, nadat ge dit had gezien,

zijt ge toch niet tot inkeer gekomen

en hebt ge hem geen geloof geschonken.”