Lectio altera
Ex Sermóne
sancti Leónis Magni papæ De beatitudínibus
(Sermo
95, 6-8: PL 54, 464-465)
Tweede lezing
Uit de Preek
over de Zaligsprekingen, van de H. Leo de Grote, paus
(Sermo 95, 6-8: PL 54, 464-465)
De
christelijke wijsheid
Daarna sprak de Heer: Zalig die hongeren en dorsten
naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. De honger, die hier
bedoeld wordt, slaat niet op het lichamelijke noch verlangt die dorst naar iets
aards. Maar men verlangt hier met het goed van de gerechtigheid verzadigd te
worden. Is men eenmaal in het geheim van al die verborgenheden doordrongen, dan
wenst men van de Heer zelf vervuld te worden.
Zalig de geest, die verlangt naar het voedsel van de
gerechtigheid en van verlangen brandt naar zulk een drank. Hij zou er immers
naar verlangen, als hij nog niets van haar heerlijkheid geproefd had. Alleen al
bij het horen van de woorden van de profeet: Proeft en ziet, hoe heerlijk de
Heer is, ontvangt hij een voorproef van die verheven voortreffelijkheid en
ontbrandt in de liefde van de zuiverste genieting, zodat hij, met verachting
van al het tijdelijke, geheel ontvlamd wordt om de gerechtigheid te eten en te
drinken en de waarheid van dat eerste gebod goed begrijpt, dat zegt: Gij zult
de Heer, uw God, beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw
kracht: omdat God beminnen niets anders is dan de gerechtigheid beminnen.
Tenslotte, zoals met die liefde tot God de zorg voor de naaste wordt verbonden,
zo wordt ook met dit verlangen naar gerechtigheid de deugd van barmhartigheid
verenigd en wordt gezegd: Zalig de barmhartigen, want God zal zich over hen
ontfermen.
Erken christen, de waardigheid van de U geschonken
wijsheid en begrijp tot welk een beloning gij door de beoefening van zulke deugden
geroepen zijt. De barmhartigheid wil, dat ook gij barmhartig zijt; de
gerechtigheid wil, dat ook gij rechtvaardig zijt, opdat de schepper in zijn
schepsel duidelijk naar voren komt en in de spiegel van het menselijk hart het
beeld van God door de lijnen van de navolging wordt uitgedrukt en gaat stralen.
De verwachting, die gij ten opzichte van uw goede werken bezit, zal niet
beschaamd worde, al uw wensen worden vervuld en eeuwig zult gij bezitten, wat
gij bemint.
En omdat (volgens Christus’ woord) door de aalmoes
alles in u rein is, zult gij ook tot die zaligheid geraken, die als gevolg
daarvan wordt beloofd door de woorden van de Heer: Zalig de zuiveren van hart,
want zij zullen God zien. Een groot geluk zeer geliefden, wacht hen, voor wie
zulk een beloning wordt toebereid. Wat anders toch betekent ‘rein van hart
zijn’ dan zich op bovengenoemde deugden toe te leggen? Wat voor een
gelukzaligheid is het God te aanschouwen. Welk verstand kan het vatten, welke
tong het uitzeggen? En toch zal dit geschieden, als onze menselijke natuur is
omgevormd, opdat wij niet langer door een spiegel en als een raadsel, maar van
aangezicht tot aangezicht de Godheid in heel zijn wezen zullen aanschouwen, die
nog geen mens vermag te zien en wij te midden van een onuitsprekelijke vreugde
over de eeuwige Gods aanschouwing datgene zullen verkrijgen, wat geen oog heeft
gezien en geen oor heeft gehoord en wat nooit in een mensenhart is opgekomen.