maandag 28 september 2020

Octavie Wolters – "Slot" ‘Of je gelooft of niet, weten dat iemand voor je bidt voelt verlichtend.’

Octavie Wolters is een vriend van ons klooster. Daar zijn we blij mee en daar zijn we trots op. Af en toe schrijft ze over ons klooster en ze heeft ook een prachtige lino gemaakt van de Kerkberg, die ze ons heeft geschonken om te verkopen in ons winkeltje. Daar zijn we niet alleen trots op maar ook dankbaar voor. 


On line schreef ze al geruime tijd dat ze leed aan een depressie -en dat is iets meer dan depressief zijn.  Tijdens de coronapandemie schreef ze op hoe het haar verging en welk effect de pandemie op haar gemoedstoestand had.  

In zekere zin was de pandemie en de lockdown waarbij een samenleving wordt lamgelegd, de macro uitwendige expressie van het verborgen, inwendige proces dat zich in iemand voltrekt die lijdt aan een depressie, in stilte lamgelegd zonder dat het kenbaar is. Octavie schreef er een boek over met door haar zelf gemaakte tekeningen -waarvan wij de kracht al zolang kennen. Wij zijn blij uit het boek allereerst te begrijpen dat het beter met Octavie gaat.

Het boek heet "Slot" en is onder meer verkrijgbaar bij bol.com. Het is een steeds groter succes aan het worden, een bestseller in wording, begeleid door een expositie en literaire bijeenkomsten. Het boek is een waardig vervolg op haar debuut Voorwind waarin ook zulke mooie passages over ons klooster staan. 


Thrillerschrijver Jan van Mersbergen schreef een mooie recensie van Slot die wij hier gedeeltelijk over nemen. Mooier kunnen we het niet zeggen.

Corona is bepalend in ons huidige leven, vrijwel dit hele jaar, maar hoe verhoudt zich dat virus en de lockdown tot een depressie? Octavie Wolters schreef er een fijn klein boek over: Slot, een gelimiteerd, gesigneerde kunstuitgave bij Gloude, iedere druk honderd exemplaren.

Wolters zit al die tijd al opgesloten. Ze woont in Limburg, aan de Duitse grens, die opeens weer net zo nors is als in haar jeugd, terwijl het land, de wegen en de mensen in feite aan beide kanten van de grens hetzelfde zijn.

Dat is tekenend voor dit dagboek, waarin steeds netjes genoteerd staat hoeveel besmettingen en doden corona heeft geëist, en wat er op die dagen bij Wolters speelde. Het land en de mensen veranderen niet, maar door corona worden de grenzen opeens zichtbaar, wordt afstand groter, worden levens anders. Door depressie worden grenzen onzichtbaar veranderd, wordt afstand onzichtbaar veranderd, veranderen complete levens zonder dat een ander het ziet. Het is een persoonlijke individuele lockdown.

Wolters schrijft sterk en zonder sentiment. Veel depressie-proza is sentimenteel. Een poging om na lang verstoppertje spelen opeens te roepen: Daar ben ik! Dat doet Wolters niet. Ze heeft haar plaats in haar gezin, volgens mij drijft haar dat voort. Als een van haar kinderen een beer zoekt om voor het raam te zetten, in mijn buurt in Amsterdam staan er nog steeds een paar vergeten beren her en der de straten in te kijken, komt het meisje met een schaap aanzetten dat ze gekunsteld voor het raam hangen. ‘Het leek inderdaad of er zich een schaap voor mijn raam verhangen had.’

Dat is een grappige luchtige toon die vertrouwen geeft, in het proza en in Wolters zelf. Sterk schrijven vanuit een depressie is moeilijk Ook dat is grappig, het geeft een beeld van het gezin, van de schijfster zelf en van de toon van haar proza, dat bovendien bijgestaan wordt door haar tekeningen, die even beeldend zijn, met kriegelig dunne pen, of de stompe afdrukken van stenen die ze in het bos vond, of in de vorm van linosnedes, ‘waar materie wordt weggehaald om de contouren van het beeld bloot te leggen.’

De verhalen zijn herkenbaar, niet voor iemand die geen depressies kent, wel voor iemand die opgroeide in een vergelijkbare plattelandsomgeving, waar een stadsmeisje al indruk kan maken omdat zo’n meisje een andere wereld binnenbrengt.

Geloof speelt ook een rol. Op de katholieke school van haar kinderen bidt de directeur voor de leerlingen. ‘Of je gelooft of niet, weten dat iemand voor je bidt voelt verlichtend.’ 

Dat zinnetje gaat buiten de depressie om, het geeft aan dat in de kleine samenlevingen die er buiten de Randstad bestaan nog waarde gehecht wordt aan wat iemand anders voor je doet, of het nou een gedachte is of een gebed. Corona vraagt om aanpassingsvermogen. Wolters zegt: ‘Toen het aanpassingsvermogen werd uitgedeeld stond ik niet vooraan.’

Lize Spit noemt Slot een helder en ontroerend boek. Ben ik het helemaal mee eens, omdat ik die ontroering voel en omdat ik weet dat wanneer het delen van persoonlijke verhalen ontroering bij me oproept ik toch dichterbij ben gekomen. Dat is wat je wilt als iemand in je omgeving in een depressie zit, dat is tevens hetgeen vrijwel onmogelijk is. Wolters doorbreekt dat.

Aan het einde van Slot kruipt Wolters uit de depressie en blijkt de ene algehele lockdown de andere individuele lockdown te kunnen verlichten. Het boek is dan af. Achteraf daarover schrijven brengt vragen met zich mee die gaan over tijd en afstand, daar gaat schrijven altijd over, en deze dagboekvorm is speciaal en naar binnen gekeerd en lijkt vooral zenden, maar dat is het niet. Wolters deelt veel, en daar zijn lezers voor nodig.

Het boek ontstijgt het dagboek juist omdat het veel beter is dan de meeste dagboeken en omdat er contact gemaakt wordt tussen schrijver en lezer. Dat zijn precies de waarden die bij schrijven belangrijk zijn en die Wolters goed aan kan. Ongeacht in welke depressie ze zit, ze houdt zelf de tel bij, zal de lezer vertrouwen hebben in haar capaciteiten als schrijver. Daarom is dit een goed boek.

Ook wij hebben voor Octavie Wolters en de haren vaak gebeden, zeker toen we hoorden dat ze ziek was - en dat doen we nog steeds. Dierbare Octavie! Hulde en ga vooral zo door, maak het goed en wees gelukkig samen met je dierbaren waartoe wij onszelf ook een beetje menen te mogen rekenen!