zondag 4 april 2021

Lezingen H. Mis 1e zondag van Pasen jaar B Hij zag en geloofde.

Eerste lezing (Hand. 10, 34a.37-43)
Uit de Handelingen der Apostelen.
In die tijd nam Petrus het woord en sprak:
“Gij weet wat er overal in Judea gebeurd is;
 hoe Jezus van Nazaret zijn optreden begon in Galilea
na het doopsel dat Johannes predikte,
en hoe God Hem gezalfd heeft
met de heilige Geest en met kracht.
Hij ging weldoende rond
en genas allen,
die onder de dwingelandij van de duivel stonden,
want God was met Hem.
En wij getuigen van alles
wat Hij in het land van de Joden en in Jeruzalem gedaan heeft.
Hem hebben ze aan het kruishout geslagen en vermoord.
God heeft Hem echter op de derde dag doen opstaan
en laten verschijnen,
niet aan het hele volk,
maar aan de getuigen, die door God tevoren waren uitgekozen,
aan ons, die met Hem gegeten en gedronken hebben,
nadat Hij uit de doden was opgestaan.
Hij gaf ons de opdracht aan het volk te prediken, en te getuigen,
dat Hij de door God aangestelde rechter is
over de levenden en de doden.
Van Hem leggen alle profeten het getuigenis af,
dat ieder die in Hem gelooft
door zijn Naam vergiffenis van zonden verkrijgt.”

Tweede lezing (Kol. 3, 1-4)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Kolosse.
Broeders en zusters,
als gij dan met Christus ten leven zijt gewekt,
zoekt wat boven is,
daar waar Christus zetelt aan de rechterhand Gods.
Zint op het hemelse, niet op het aardse.
Gij zijt immers gestorven
en uw nieuw leven is nu met Christus verborgen in God.
Christus is uw leven,
en wanneer Hij verschijnt,
zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid.

Evangelie (Joh. 20, 1-9)
Op de eerste dag van de week kwam Maria Magdalena
vroeg in de morgen - het was nog donker - bij het graf
en zag dat de steen van het graf was weggerold.
Zij liep snel naar Simon Petrus
en naar de andere, die door Jezus beminde leerling,
en zei tot hen:
“Ze hebben de Heer uit het graf genomen
en wij weten niet waar ze Hem hebben neergelegd.”
Daarop gingen Petrus en de andere leerling op weg naar het graf.
Zij liepen samen vlug voort,
maar die andere leerling snelde Petrus vooruit
en kwam het eerst bij het graf aan.
Vooroverbukkend zag hij de zwachtels liggen,
maar hij ging niet naar binnen.
Simon Petrus, die hem volgde, kwam ook bij het graf
en trad wel binnen.
Hij zag dat de zwachtels er lagen,
maar dat de zweetdoek, die zijn hoofd had bedekt,
niet bij de zwachtels lag,
maar ergens afzonderlijk opgerold op een andere plaats.
Toen ging ook de andere leerling,
die het eerst bij het graf was aangekomen naar binnen;
hij zag en geloofde,
want zij hadden nog niet begrepen hetgeen er geschreven stond,
dat Hij namelijk uit de doden moest opstaan.