Ad Officium
lectionis
Lectio altera
Ex Sermónibus sancti Ephræm
diáconi
(Sermo de Domino
nostro, 34. 9: Opera edit. Lamy, 1, 152-158. 166-168)
Crux Christi, salus humani generis
Dóminus noster a morte
conculcátus est et vicíssim eam véluti viam contrívit. Ipse subiécit se morti
eámque volens sustínuit, ut mortem noléntem disíceret. Exívit enim Dóminus
noster portans crucem, morte id volénte; clamávit autem in cruce et edúxit
mórtuos ex ínferis, morte quamvis invíta.
Per corpus quod gerébat
occídit eum mors; iísdem armis ipse victóriam de morte reportávit. Occultávit
se divínitas sub humanitáte et accéssit ad mortem, quæ occídit et occísa fuit.
Occídit mors vitam naturálem, eam vicíssim occídit vita supernaturális.
Quia ígitur non póterat mors
devoráre eum absque córpore, neque inférnus eum deglutíre absque carne, venit
ille ad Vírginem, ut exínde, sumpto curru, veherétur ad ínferos. In córpore autem
assúmpto ingréssus est ínferos, dirípuit gazas eórum et thesáuros dissipávit.
Venit ígitur ad Evam, matrem
ómnium vivéntium. Ipsa est vínea, cuius sæpem mors apéruit própriis Evæ
mánibus, ut gustáret fructus eius; unde Eva, mater ómnium vivéntium, fons
mortis effécta est ómnibus vivéntibus.
Flóruit autem María, nova
vitis præ vite antíqua Eva, habitavítque in ea vita nova Christus, ut, morte
pascénte et accedénte confidénter pro more, ei in fructu mortáli occultarétur
Vita mortis destructíva. Cum ígitur mors absorbuísset eum, nihil timens,
liberávit vitam et cum ea multos.
Exímius idem fabri fílius,
qui evéxit crucem suam supra ínferos ómnia deglutiéntes, étiam humánum genus in
domum vitæ tránstulit. Quia autem per lignum delápsum erat humánum genus in
inferióra loca, super lignum tránsiit in domum vitæ. In quo ígitur ligno
insértus fúerat acérbus, súrculus insértus fuit dulcis, ut agnoscámus eum, cui
nulla resístit creatúra.
Tibi glória! qui crucem tuam
pontem exstruxísti super mortem, ut per eam tránseant ánimæ e regióne mortis in
regiónem vitæ.
Tibi glória! qui induísti
corpus hóminis mortális illúdque fontem vitæ effecísti ómnibus mortálibus.
Tu plane vivis; nam
occisóres tui véluti agrícolæ egérunt erga vitam tuam; scílicet eam tamquam tríticum
in profúndo seminárunt, ut inde resúrgeret et secum suscitáret multos.
Veníte, offerámus amórem
nostrum sacrifícium magnum et universále, ditíssima effundámus cántica et
oratiónes ei qui óbtulit crucem suam sacrifícium Deo, ut ex illa nos omnes ditésceret.
Tweede lezing
Uit de preken van de H.
Ephraem, diaken
(Sermo de Domino nostro, 3-4.9; Opera edit. Lamy, 1,152-158.
166-168)
Het kruis van Christus, heil voor het menselijk geslacht
Onze Heer is door de dood in
elkaar getrapt, maar wederkerig heeft Hij de dood als een weg kapot getrapt.
Hij onderwierp zich aan de dood en onderging deze vrijwillig om de dood tegen
diens wil te vernietigen. Want onze Heer is, zijn kruis dragend, weggegaan,
terwijl de dood dit wilde. Maar aan het kruis riep de Heer en leidde de
gestorvenen uit de onderwereld, hoewel de dood dit niet wilde.
Door het lichaam, dat Hij
droeg, doodde Hem de dood; maar met dezelfde wapens behaalde Hij de overwinning
over de dood. Zijn Godheid verborg zich onder zijn Mensheid en naderde zo de
dood, die Hem wel doodde, maar die ook gedood werd. De dood doodde het natuurlijke
leven, maar wederkerig werd hij zelf gedood door het bovennatuurlijke leven.
Omdat derhalve de dood Hem
niet kon verslinden, als Hij zonder lichaam was, noch de onderwereld Hem kon
verzwelgen, als Hij geen vlees bezat, kwam Hij tot de Maagd, om daarvandaan
zijn triomfwagen te nemen en naar de onderwereld te rijden. In dat aangenomen
lichaam ging Hij de onderwereld binnen, brak de schatkamers open en verdeelde
de schatten.
Dan kwam Hij bij Eva, de
moeder van alle levenden. Zij is de wijngaard, waarvan de dood de omheining
opende met de eigen handen van Eva, opdat zij zijn vrucht zou proeven; zo werd
Eva, de moeder van alle levenden, de bron van de dood voor alle levenden.
Maar Maria, de nieuwe
wijnstok, bloeide op, verheven boven de oude wijnstok Eva, en daarin woonde het
nieuwe leven Christus, opdat voor de dood, die voortgraasde en naar gewoonte in
overmoed naderbij kwam, in een sterfelijke vrucht (Christus) het Leven schuil
zou gaan, dat de dood vernietigt. Toen dan ook de dood, niets vrezend, Hem
verslonden had, bevrijdde Hij het leven en daarmee velen.
Dezelfde uitstekende
timmermans-zoon, die zijn kruis verhief boven de alles-verslindende
onderwereld, bracht ook het menselijk geslacht over naar het huis van het
leven. Maar omdat het menselijk geslacht door het hout [de paradijsboom] was
vervallen naar de onderwereld, ging het op het hout het huis van het leven
binnen. Op het hout, waarop een bittere
loot was geënt, werd nu een zoete geënt, opdat wij Hem zouden erkennen, aan Wie
geen schepsel kan weerstaan.
U zij de glorie, Gij die met
uw kruis een brug hebt geslagen over de dood heen, opdat daarover de zielen uit
het land van de dood naar dat van het leven zouden kunnen overkomen.
U zij de glorie! Die Uzelf
bekleed hebt met het lichaam van een sterfelijk mens en dat tot een bron van
leven hebt gemaakt voor alle stervelingen.
Gij leeft volkomen; want die
U doodden, hebben ten opzichte van uw leven gehandeld als landbouwers; zij
hebben namelijk uw leven als tarwe in de grond gezaaid, opdat het daaruit zou
verrijzen en velen met zich tot leven zou wekken.
Komt, laten wij onze liefde
offeren als een groot en universeel offer; laten wij onze rijkste gezangen en
gebeden voor Hem uitstorten, die zijn kruis opdroeg als een offer voor God, om
daardoor ons allen rijk te
maken.