dinsdag 20 april 2021

Liturgia Horarum 8 december Hoogfeest Onbevlekte Ontvangenis van Maria


Uit de Preken van de H. Anselmus, bisschop

O Maagd, door wier zegeningen heel de natuur gezegend wordt

Hemel, sterren, aarde, rivieren, dag en nacht en alles wat dienen kan voor de macht en het nut van de mens, verheugen zich – nu de glans van dat al verloren was – in u, Meesteres, omdat die schepping door u in zekere zin weer herrezen is en met een onuitsprekelijke gratie bekleed is. Al die schepselen waren als het ware dood, omdat de oorspronkelijke menselijke waardigheid verloren was gegaan, die moest helpen dat alles te beheersen en te gebruiken om God ermee te verheerlijken, waarvoor het geschapen was. Al die schepselen werden met geweld vernield en verloren hun schoonheid door het misbruik van de afgodendienst, waarvoor zij niet gemaakt waren. Maar nu zij als het ware herrezen zijn, verheugen zij zich, omdat zij nu geregeerd worden door het bestuur van mensen, die God erkennen en die door hen te gebruiken, hen prijzen.
Al die vernieuwde schepselen juichen nu als het ware met een onvergelijkelijke gratie, omdat zij nu God zelf hun eigen Schepper, - niet alleen onzichtbaar boven zich als bestuurder wisten, maar ook zichtbaar in hun midden, doordat Hij hen gebruikte, – zagen als hun Heiligmaker. En al die grote goederen zijn ons toegekomen door de gezegende Vrucht van de gezegende schoot van de gezegende Maria.

Want door de volheid van uw genade verheugen zich al die schepselen, bevrijd uit de onderwereld, en zij die op de aarde zijn, zijn blij, omdat zij hersteld zijn.

Door dezelfde glorievolle Zoon van uw glorievolle maagdelijkheid juichen nu alle rechtvaardigen, die stierven vóór zijn levengevende dood, over de verlossing uit hun gevangenschap; en de engelen verheugen zich over het herstel van hun halfverwoeste staat.

O, Vrouw, vol en overvol van genade: elk schepsel, dat besproeid wordt door uw uitbundige volheid, bloeit aldus weer op! O, gezegende en boven alle maat gezegende, door wier zegening heel de natuur wordt gezegend, niet alleen gij zelf als geschapene door de Schepper, maar ook de Schepper door zijn schepsel!

God – wiens Zoon zelf, alleen aan Hem gelijk en van Hem voortkomend en Die Hij met heel zijn liefde als Zichzelf bemint – Hij gaf die Zoon aan Maria. En uit Maria schiep God zich een Zoon, niet een andere maar dezelfde, zodat Hij van nature een en dezelfde Zoon was: gemeenschappelijk van God en van Maria. Geheel de natuur is door God geschapen en God is uit Maria geboren. God heeft alles geschapen en Maria heeft God gebaard. God, die alles heeft geschapen, vormde Zichzelf uit Maria. En zo heeft Hij herschapen wat Hij eens geschapen had. Hij, die alles uit het niet tevoorschijn kon brengen, wilde, toen dat alles geschonden was, dit niet herstellen zonder Maria.

God is derhalve de Vader van de schepselen, Maria de Moeder van de hernieuwde schepselen. God is de Vader van de grondvesting van alles, Maria de Moeder van het herstelde alles. God immers bracht Hem voort, door Wie alles is geschapen; Maria bracht Hem voort, door Wie alles werd verlost. God bracht Hem voort, zonder Wie er geheel niets bestaat; Maria bracht Hem voort, zonder Wie er niets goeds bestaat.

O, waarlijk is de Heer met U, aan wie de Heer het gaf, dat heel de natuur zoveel aan U verschuldigd is met zichzelf erbij.

(Oratio 52 PL 158: 955-956)