qui paschale sacramentum in reconciliationis humanæ fœdere contulisti,
da mentibus nostris,
ut, quod professione celebramus, imitemur effectu.
Almachtige eeuwige God,
die [ons] het paasmysterie hebt geschonken als een verbond van verzoening met de mensen,
geef onze geest,
dat, wat wij in een plechtige viering openlijk belijden, in onze werken navolgen.
Het collectagebed is afkomstig uit het Sacramentarium Gregorianum (Hadrianum), negende eeuw, f. 93, 1. Ed. Lietzmann 1921. In het Romeins Missaal 1962 was dit ook het Collectagebed van vrijdag onder het Paasoctaaf (MR 1962, 793).
Toen God het Nieuwe Verbond met de mensen sloot, “het Verbond van verzoening”, deed Hij dit op de oeroude manier van een verbondsoffer. Het was het Offer van zijn Zoon, waarmee onlosmakelijk de Verrijzenis was verbonden. Dood en Verrijzenis vormen het “Paassacrament” of het “Paasmysterie”. De woorden van de oratie betekenen niet alleen dat God middels een verbondssluiting dit mysterie heeft geschonken, het Paasmysterie was veeleer zelf de verbondssluiting. Het innige wezen van het Nieuwe Testament is dat Dood en Verrijzenis van Jezus een mysterie zijn waarin de verloste mensen worden ingewijd. Deze inwijding, die fundamenteel met de heilsgeschiedenis van Kruis en Verrijzenis gegeven was, wordt de verloste mensen steeds opnieuw onder tekens van sacramenten en sacramentaliën gegeven, ja, daarenboven in de viering van het Paasmysterie in de loop van het Kerkelijk Jaar, en heel bijzonder in het leed en de vreugde in het leven van de christenen.
De bede denkt rechtstreeks aan het Doopsel; de oratie behoort immers oorspronkelijk tot de liturgie van de Paasweek en verraadt haar relatie tot de Doopsel door de vermelding van de term belijdenis (‘professio’). Zoals het Collectagebed van donderdag drukt ook deze oratie de zorg uit, dat het praktische leven van onze daden met onze geloofsbelijdenis overeenstemt. Woorden en daden!