dinsdag 20 april 2021

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada III Temporis Paschalis Feria III Cantemus Domino canticum caritatis Laten wij voor de Heer een lied van liefde zingen.


 Ad Officium lectionis
c
Lectio altera

Ex Sermónibus sancti Augustíni epíscopi
(Sermo 34, 1-3. 5-6: CCL 41, 424-426)


Tweede lezing

Uit de Preken van de H. Augustinus, bisschop
(Sermo 34, 1-3. 5-6: CCL 41, 424-426)

Laten wij voor de Heer een lied van liefde zingen

Zingt de Heer een nieuw lied, zijn lof in de vergadering der heiligen.
Wij worden aangemaand een nieuw lied te zingen voor de Heer. De nieuwe mens kent een nieuw lied. Een lied is een teken van vreugde, en als wij wat nauwkeuriger toekijken, een teken van liefde. Wie dus van een nieuw leven weet te houden, zal ook houden van een nieuw lied. Wat nu dat nieuwe leven is, daar worden wij over ingelicht door dat nieuwe lied. Want tot één rijk behoren al deze dingen: een nieuwe mens, een nieuw lied, een nieuw testament. Zo zal dus de nieuwe mens ook een nieuw lied zingen en zal hij behoren tot een nieuw testament.

Er is niemand die niet bemint, maar de vraag is, wát hij bemint. Wij worden dus niet aangespoord niet te beminnen, maar om uit te kiezen wát wij zullen beminnen. Maar wat zullen wij kiezen, als wij niet zelf eerst gekozen worden? Omdat wij ook niet beminnen, als wij niet zelf eerst bemind worden. Luistert naar de apostel Johannes: Wij beminnen, omdat Hij ons het eerst heeft liefgehad. Ga eens na, waarom het een mens gegeven is God te beminnen: ge zult het niet vinden tenzij dat God hem eerder heeft bemind. Die wij beminnen gaf Zichzelf en daarom konden wij beminnen. Want wát Hij ons gaf om hem te kunnen beminnen, kunnen wij nogal duidelijk horen bij de apostel Paulus: De liefde Gods, zegt hij, is uitgestort in onze harten. Waar vandaan? Door onszelf soms? Neen. Waar dan vandaan? Door de Heilige Geest die ons is geschonken.

Als wij dan zo’n groot vertrouwen bezitten, laten we dan God beminnen dóór God. Luistert wat oplettender naar Johannes zelf: God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft in God en God in hem. Het betekent weinig als we zeggen: De liefde is uit God. Maar wie van ons zou durven zeggen, wat gezegd is: God is liefde? Dit zei hij, die wist wat hij bezat.

God biedt zich aan in het voordeel voor ons. Hij roept tot ons: Bemint Mij en ge zult Mij bezitten, want ge kunt Mij niet beminnen, als ge Mij niet eerst bezit.

O broeders, o kinderen, o katholieke telgen, o heilig en hemels zaad, o in Christus herborenen en vanuit de hemel geborenen, luistert naar mij, ja door toedoen van mij: Zingt de Heer een nieuw lied. Wel, zegt ge, ik zing. Ge zingt, ge zingt duidelijk, ik hoor het. Maar laat uw leven niet getuigen tegen uw woorden.

Zingt met uw stemmen, zingt met uw harten, zingt met uw monden, zingt met uw gedrag: Zingt voor de Heer een nieuw lied. Ge zoekt ernaar, wat ge zult zingen over Hem, die ge bemint? Ge wilt ongetwijfeld zingen over Hem, die ge bemint? Zoekt ge naar lofgezangen, die ge zult zingen? Ge hebt het gehoord: Zingt de Heer een nieuw lied. Zoekt ge naar lofgezangen? Zijn lof is in de vergadering der heiligen. De lof, in het zingen gelegen, is de zanger zelf.
Wilt ge God lofzingen? Wat ge zegt, weest dat zelf. Gij zijt zijn lof, als ge goed leeft.