woensdag 31 maart 2021

Gebedsintenties Kerkberg Gebedsgroep maart - 38


U kunt Uw gebedsintenties opgeven per e- mail (gebedsgroep@kerkberg.nl), per post, telefonisch, per ijlbode, of hoe dan ook. Wij bidden graag voor Uw gebedsintenties en zorgen desgewenst voor het opsteken van Uw  kaarsen in de Basiliek!

Wij bidden namens de gemeenschap voor de gemeenschap tot eer van God en heil van mensen!

Wij vragen daarbij de voorspraak van de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus, de H. Odilia en de H. Maria Magdalena, op wiens voorspraak vanaf de zevende eeuw op deze Berg gebeden is door vele monniken, kanunniken, diocesane priesters, kanunnikessen en andere gelovigen.

Hartelijk dank voor Uw bereidheid met ons mee te bidden!  (*kaarsintentie)

Wij bidden:

Dat wie wil, zo snel mogelijk kan worden gevaccineerd
Om vertrouwen en gezondheid*
voor slachtoffers van verkeersongelukken
voor de verantwoordelijken bij Facebook dat zij zorgvuldig besluiten wie wordt uitgesloten van hun gemeenschap
voor de verantwoordelijken in de media dat zij verslag doen van nieuws en het niet zelf maken door rellen te trappen
voor alle journalisten, dat zij zich in hun jacht op nieuwe beschaafd gedragen
voor alle mensen die denken dat kerkgang zich laat combineren met voorafgaand geweld - dat zij tot inkeer komen
voor alle vrouwen die worden mishandeld door hun partner
voor alle slachtoffers van het militair geweld in Myanmar
dat de pandemie dooft
voor de slachtoffers van de aanslag op de kathedraal in Makassar Sulawesi Indonesie
dat de viering van de Goede Week en Pasen mensen tot geloof mag brengen
voor slachtoffers van natuurgeweld
voor alle slachtoffers van de volkenmoord in Rwanda
uit dankbaarheid*
voor een moeder die op sterven ligt*
voor een zieke zwager en buurman en hun dierbaren*
voor een overleden echtgenoot en dochter*
om fatsoen in de politiek
dat snel iedereen die wil kan worden ingeënt tegen het coronavirus
dat alle demonstranten in Myamar worden vrijgelaten
om wijze bestuurders van ons land
voor kinderen die seksueel worden misbruikt met gebruikmaking van camerabeelden
voor slachtoffers van geweld
voor alle armen wier toch al moeilijke leven door de pandemie onevenredig is verzwaard
om uitzicht voor alle jongeren die lijden onder de lockdown
voor een snelle, goede revalidatie na een ingrijpende operatie
om uitkomst
voor een ernstig ziek schoonzusje dat moet worden geopereerd
dat de Goede Week en Pasen overal zoveel mogelijk liturgisch waardig gevierd kunnen worden
dat de pandemie snel dooft
voor een ernstige zieke stiefvader en troost voor zijn dierbaren
dat we dit jaar behoorlijk de Paaswake kunnen vieren
om zegen over een kleindochter
voor een postbode die na 33 jaar en een kortstondige ziekte is uitgeroosterd voor haar route en daarvan veel verdriet heeft, dat ze haar route terugkrijgt
om uitkomst bij oogproblemen
uit dankbaarheid
zegen over alle vervolgde christenen
voor slachtoffers van verkeersongevallen
voor alle mensen in het ziekenhuis en op intensive care
om kracht naar kruis
uit dankbaarheid voor de ervaren steun van Godswege*
dat een einde kan komen aan de pandemiebeperkingen
dat de pandemie dooft
voor frater Augustinus Aerssens OP die op 19 maart diaken wordt gewijd
uit dankbaarheid wegens gebedsverhoring*
uit dankbaarheid wegens gebedsverhoring*
voor zuster Anna Roza in Myanmar die gisteren op straat in gebed smeekte dat door het leger niet op kinderen zou worden geschoten
voor ernstig zieke familieleden, vrienden en andere bekenden*
voor een overleden echtgenoot en dochter*
voor een spoedig einde van de pandemiebeperkingen*
dat een operatie volledig mag slagen*
dat de pandemie dooft
voor iedereen die zich alleen voelt
voor een meisje dat depressief is
voor een zieke medezuster
tot zekere intentie
voor de zielerust van Professor Peter Raedts
dat er een gezonde baby geboren mag worden*
om zegen over een huwelijk*
voor gezondheid en geluk voor E&H*
voor de driehonderd kinderen die zijn ontvoerd op een school in Nigeria
voor alle priester-vrienden van het klooster*
voor slachtoffers van dodelijk  verkeersongelukken en hun dierbaren
voor alle zusters van de Liobastichting, dat ze spoedig en algeheel mogen herstellen van de coronabesmetting
voor de bevolking van Bergamo  
voor alle mensen die niemand hebben bij wie zij zich kunnen uitspreken
voor een baby die is gevonden in een vuilcontainer 
voor kinderen die moeilijker kunnen leren door de pandemie
voor slachtoffers christenvervolging in Soedan
voor alle werkers in de zorg die bij de hulp aan coronapatienten zijn overleden
voor een bijzondere intentie
voor een vriend van het klooster die zijn heup hefet gebroken
uit dankbaarheid voor de pastorale zorg op de Kerkberg*
voor een zieke*
voor een zieke buurman, een zieke zwager*
voor een overleden echtgenoot en dochter*
voor een overleden moeder
dat de gewelddadigheden in Myenmar tot een vreedzaam einde komen
voor alle zieken die door de pandemie minder bezoek kunnen ontvangen
voor slachtoffers van gewelddadigheden in Ethiopië 
voor een overleden vader*
voor een echtpaar dat door alerlei oorzaken chronisch in zeer moeilijk situaties kwam te verkeren en daar zeer onder lijdt*
voor de kinderen die blij zijn dat ze niet naar school hoeven en de kinderen die daarnaar verlangen - ik kwam er zojuist 1 van ieder soort tegen - ze waren vrienden
uit dankbaarheid*
uit dankbaarheid*
voor een plaats in een verpleeghuis*
dat een dochter door een chemokuur nog wat langer mag leven*
voor alle kinderen op de basisschool en hun ouders - dat ze dapper volhouden
voor de zieken die op medische behandeling moeten wachten
dat onderwijzers en leraren op de scholen voor besmetting gespaard blijven
dat de pandemie dooft
vrede voor het volk van Myanmar
uit dankbaarheid
voor de zielerust van een overleden parochiaan
dat we volhouden, ook al drukt de pandemie meer en meer*
voor de zielerust van een overleden parochiaan*
voor de slachtoffers van de natuurramp in India (gletsjerbreuk Himalaja*
voor de zielerust van Pastoor S*
voor de zielerust van Pastoor G*
tot zekere intentie*
voor ondernemers die bezwijken onder de administratieve lasten*
voor jongeren die zich eenzaam voelen*
voor jongeren die depressief zijn*
uit dankbaarheid dat het 's-avonds weer rustig is
voor de zielerust van een overleden moeder en om troost en kracht voor haar dierbaren*
voor een overleden echtgenoot en dochter*
uit dankbaarheid voor de goede geestelijke zorg op de Kerkberg*
voor een zeer zieke zwager*
voor een zieke buurman*

voor de zielerust van John Verkooyen en troost en steun voor zijn dierbaren
voor een bevriende pastoor in het bisdom Haarlem
Om inzicht in levensroeping 
voor een zieke zuster
de levende en overleden kanunnikessen van het H. Graf
voor vervolgde christenen overal ter wereld
Dat de Notre Dame zo spoedig mogelijk weer een levende ontmoetingsplaats met God in de wereld mag zijn
voor Mgr. Camillo Sarko, zijn parochie van de H. Petrus Claver en zijn parochianen in Ghana
Om zegen over twee hoogbejaarde zusters-zussen, van wie er een op sterven ligt
Om een donornier
Om degelijke postulanten voor ons klooster
Om verhoring van de gebedsintenties van de Gebedsgroep van de Kapel In't Zand
om zegen over de mensen in het dorp en de andere dorpen van Roerdalen en al hun noden
Voor onze burgemeester
voor vervolgde christenen overal ter wereld
Voor degenen die onvoorbereid sterven
Voor onze deken
Voor onze bisschop
dat wij vanuit onze positie al het mogelijke doen om de wereld te her-evangeliseren

How To Chant Tenebrae: 1. Holy Thursday

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada Sancta, Feria IV Plenitudo dilectionis. De volheid van de liefde.


Ad Officium lectionis


Ex Tractátu sancti Augustíni epíscopi in Ioánnem
(Tract. 84, 1-2: CCL 36, 536-538)
Tweede lezing

Uit het Tractaat op het Johannesevangelie van de H. Augustinus, bisschop
(Tract. 84, 1-2: CCL 36, 536-538)
De volheid van de liefde

De volheid van de liefde, waarmee wij elkaar moeten beminnen, zeer geliefde broeders, heeft de Heer omschreven met de woorden: Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden.  Daaruit volgt ook logisch, wat dezelfde evangelist Johannes zegt in zijn Brief: Zoals Christus zijn leven voor ons heeft gegeven, zo moeten ook wij ons leven geven voor onze broeders; derhalve: elkander beminnen, zoals Hij ons heeft liefgehad en zijn leven voor ons heeft gegeven.
Dit is het zonder twijfel wat men leest in de Spreuken van Salomon: Als ge bij een machtige aan tafel zit, beschouw dan en begrijp wat u wordt voorgezet, en steek zo uw hand uit , wetend dat ge ook zulke spijzen moet klaarmaken. Want welke tafel van een machtige is het anders dan die, waaraan het Lichaam en Bloed genuttigd wordt van Hem, die zijn leven voor ons heeft gegeven? En wat betekent daar aanzitten anders, dan daartoe nederig te naderen? En wat is hetgeen uw wordt voorgezet beschouwen en begrijpen anders, dan zo’n grote genade overdenken? En wat is uw hand zo uitsteken om te weten dat ge zulke spijzen moet klaarmaken anders, dat wat ik al gezegd heb, dat zoals Christus zijn leven voor ons heeft gegeven, zo ook wij dit moeten doen voor onze broeders? Want zoals de apostel Petrus zegt: Christus heeft voor ons geleden, ons een voorbeeld nalatend om zijn voetstappen te volgen. Dát is zulke spijzen klaarmaken. Dat hebben de zalige martelaren gedaan in hun vurige liefde. Als wij niet zonder betekenis hun gedachtenis vieren en wij het gastmaal, waar ook zij verzadigd werden, tot de Tafel des Heren naderen, moeten ook wij, zoals zij deden, zulke spijzen klaarmaken.
Daarom herdenken wij bij die maaltijd hen niet op dezelfde wijze als anderen, die in vrede zijn ontslapen, om voor hen te bidden, maar veeleer dat zij voor ons bidden, opdat wij in hun voetstappen kunnen gaan, omdat zij de liefde zo vervuld hebben, waarover Christus gezegd heeft, dat er geen grotere kan bestaan. Want zij hebben hun broeders dezelfde liefde bewezen, die zij aan de Tafel des Heren hadden ontvangen.

En dit zeggen wij niet op deze wijze, alsof wij daarom aan Christus de Heer gelijk zouden kunnen zijn,  als wij voor Hem een bloedig martelaarschap zouden ondergaan. Hij toch bezat de macht zijn leven af te leggen en het weer aan te nemen; maar wij kunnen niet leven zolang wij willen, en wij sterven ook al willen wij niet. Toen Hij stierf, doodde Hij weldra de dood in Zichzelf, wij worden door zijn dood bevrijd. Zijn vlees zag het bederf niet, maar het onze zal, na het bederf, aan het eind van de wereld door Hem met onbederfelijkheid worden bekleed. Hij had ons niet nodig om ons zalig te maken, maar wij kunnen zonder Hem niets doen. Hij toonde Zich voor ons als de wijnstok voor de takken, zonder Hem kunnen wij het leven niet bezitten.

Hoewel tenslotte broeders voor elkaar kunnen sterven, wordt er toch geen bloed van martelaren vergoten tot vergiffenis van de zonden van broeders, wat Hij wel voor ons heeft gedaan, en dit niet om Hem daarin na te volgen, maar om Hem daarvoor te danken. In zoverre dus martelaren voor hun broeders hun bloed hebben vergoten, hebben zij dat in die mate gedaan, als zij liefde ontvingen van de Tafel des Heren. Laten wij daarom elkaar beminnen zoals ook Christus ons heeft liefgehad en Zichzelf voor ons heeft overgeleverd.

dinsdag 30 maart 2021

Tomás Luis de Victoria - Vere languores - Palmzondag in de Sint Pieter 2021

Kort commentaar op het Collectagebed Dinsdag in de Goede Week – Onze last maakte Hij tot de Zijne

 


Omnipotens sempiterne Deus,

da nobis ita dominicæ passionis sacramenta peragere,

ut indulgentiam percipere mereatur.

 

Almachtige eeuwige God,

laat ons het mysterie van het lijden van de Heer

zó meevieren dat wij van U vergiffenis verkrijgen.

 

Het Collectagebed is afkomstig uit het Sacramentarium Gregorianum (Hadrianum), 9e eeuw, (Ed. Lietzmann 1921) 75, 1 en was in het Romeins Missaal 1962 het Collectagebed van  Feria III Hebdomadæ Sanctæ, dinsdag in de Goede Week, MR 770.

Wij bevinden ons sinds Palmzondag in de Goede Week -Hebdomada Sancta in het Latijn). Sacra betekent heilig en is een veel betere aanduiding dan Goede voor deze bijzondere week, waarin de centrale heilige Geheimen van het christelijk geloof worden gevierd: Eucharistie, Kruisdood, Grafrust en Verrijzenis. “Heilig” wil zeggen: zonder zonde, rein, volmaakt, maar ook eerbiedwaardig en verheven.  Wanner wij spreken over “sacra mysterie” gaat het om iets groters dan wijzelf, dat ons voert naar een hogere Weg, Waarheid en Leven, naar de zaken waar het echt om gaat.

Ook het Collectagebed van vandaag verwijst naar een sacrum mysterium: het Lijden van Christus. De aandacht gaat uit naar het ‘sacrament’ van het Lijden en Sterven van de Heer. Ook de Heilige Eucharistie is een Sacrament.  Het gebed doelt op de viering van het Paasmysterie dat immers ook het mysterie van het Lijden van Christus is. De bede verbindt de viering van de Mysteries van de Goede Week met het achterwege laten van de zonden. 

Laten ook wij ‘zó’ de gedachtenis van het Lijden van Christus (mee)vieren dat onze zonden vergeven kunnen worden. Tot deze "viering" behoort in deze zin niet alleen de liturgieviering met het Sacrament van het Paasmysterie, de Heilige Eucharistie, of de viering van de plechtigheden van de Goede Week maar ook een individueel meevieren in de vorm van versterving, boete en een volledig op het Paasmysterie gerichte levenspraktijk die we natuurlijk niet van de ene dag op de andere verwerven maar waarnaar we wel moeten willen streven.

In de vroegchristelijke Kerk vond op Witte Donderdag een plechtigheid plaats waarin de zonden na belijdenis werden vergeven en geëxcommuniceerden in boetegewaad en met geschoren hoofd weer werden toegelaten tot de Sacramenten onder het volbrengen van een penitentie (bestraffing met een (enigszins) compenserende strekking. Buiten coronatijd vinden ter herinnering hieraan in veel kerken in de Goede Week boetevieringen plaats waarin gelovigen zich collectief bezinnen op hun persoonlijke gebreken die vaak ook gevolgen hebben in de relatie met anderen en dikwijls ook gebruiken maken van de gelegenheid individueel te biechten. Wij zijn allen zondige mensen die vergeving nodig hebben. Daarom is Christus zelf zondeloos mens geworden en heeft Hij zijn leven gegeven – ter vergeving van onze zonden. Onze last maakt Hij tot de Zijne.

(Mocht U nog geen plannen hebben, dan herinneren wij U ook op deze plaats graag aan de heilzame gewoonte voor Pasen te biechten, dat is minimaal jaarlijks zelf verplicht).

Vexilla Regis - Thoman Wingham (1846-1893)

Edward Taylor plays Prelude on the plainsong 'Vexilla Regis' by E. C. Ba...

Vexilla Regis prodeunt - Maîtrise Notre-Dame de Paris

minoris quartet - Juan Frances de Iribarren, Vexilla Regis

Vexilla regis prodeunt - Domenico Bartolucci

Palestrina: Vexilla regis prodeunt

Anton Bruckner, Vexilla Regis, Netherlands Chamber Choir

Franz Liszt - Vexilla regis prodeunt, S. 355 (1864)

maandag 29 maart 2021

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada Sancta, Feria III Una est pro mundo mors, et una ex mortuis resurrectio. Er is één dood voor de wereld, en één verrijzenis uit de doden.


Ad Officium lectionis


E Libro sancti Basilíi Magni epíscopi De Spíritu Sancto

(Cap. 15, 35: PG 32, 127-130)


Tweede lezing

Uit het Boek over de Heilige Geest van de H. Basilius, bisschop

Er is één dood voor de wereld, en één verrijzenis uit de doden

Het plan van onze God en Behoeder omtrent de mens komt neer op een herstel na de val, en een terugkeer naar de gemeenzaamheid met God na de vervreemding, die de ongehoorzaamheid teweeg bracht. Vandaar: de komst van Christus in het vlees, zijn evangelisch voorbeeld van omgang met de mensen, zijn smarten, het kruis, de begrafenis en de verrijzenis, opdat de mens, die zalig wordt door de navolging van Christus, de vroegere aanneming tot kind van God terug zou ontvangen.
Daarom moeten wij, om tot de volmaaktheid te komen, Christus navolgen, niet alleen in de voorbeelden die Hij ons in zijn leven heeft getoond van zachtmoedigheid, nederigheid en geduld, maar ook van zijn dood, zoals Paulus, navolger van Christus, zegt: Gelijkvormig geworden met zijn dood, opdat ik eens mag komen tot de wederopstanding uit de doden.

Hoe geraken wij nu tot die gelijkvormigheid met zijn dood? Wij zijn met Hem begraven door het Doopsel. Wat is dan die wijze van begraven, of wat is de vrucht van het navolgen van Hem? Op de eerste plaats moeten wij onze vroegere levenswijze beëindigen. Maar dit kan niemand bereiken, als hij niet volgens het woord van de Heer opnieuw geboren wordt, aangezien de wedergeboorte, zoals het woord al zegt, het begin is van een ander leven. Voor we dus met dat andere leven beginnen, moeten we een eind maken aan het vroegere. Want zoals zij, die het einde van de renbaan bereikt hebben, zich omkeren, even stilstaan en rusten tussen de bewegingen in tegenovergestelde richting, zo schijnt het ook bij verandering van leven nodig dat de dood tussenbeide komt tussen het vroegere en latere leven. De dood maakt dan een einde aan het voorafgaande en doet het volgende beginnen.

Hoe bereiken wij dan de nederdaling ter helle? Door Christus’ begrafenis na te volgen bij het doopsel. Want de lichamen van hen die gedoopt worden, worden in zekere zin in het water begraven. Vervolgens verzinnebeeldt het Doopsel op geheimzinnige wijze het afleggen van de werken van het vlees, naar het woord van de Apostel: Gij hebt een besnijdenis ontvangen, een onzichtbare, die bestaat in het afleggen van het lichaam der zonde, de besnijdenis van Christus, met Hem begraven in het Doopsel. En het Doopsel reinigt de ziel in zekere zin van het vuil waarmee ze door de zinnelijkheid was besmet, volgens het Schriftwoord: Gij zult mij reinigen, en ik zal witter worden dan sneeuw. Daarom kennen wij maar ‘’en heilzaam Doopsel; omdat er maar één dood is voor de wereld en één verrijzenis uit de doden, waarvan het Doopsel het zinnebeeld is.

Fr. Stefan Ansinger O.P. Maiden-preek - Brengt dank aan de Heer, want Hij is genadig, eindeloos is zijn erbarmen! - 2020


Vandaag op Palmzondag, treedt Christus de stad Jeruzalem binnen. Hij doet dit niet als een krijgslustige oorlogsheld maar als een nederige koning. Hij verkiest de ezel boven het paard. Deze koninklijke nederigheid maakt het volk nog enthousiaster. Zij hebben de wonderen van de Heer gezien, hoe hij Lazarus uit de dood opwekte en zij willen hem nu, zes dagen voor het Pesachfeest, in een processie vereren. Het volk heeft zich verzameld bij de poorten van Jeruzalem. Hij, die zelf de Weg der Wegen is, maakt de glorievolle weg naar Jeruzalem in een processie zichtbaar.

De processie herinnert ons aan het Feest der Tabernakels. Tijdens dit feest herdenken de joden hoe zij onder bescherming van de Heer door de woestijn trokken. Verschillende joden bouwden tenten (tabernakels) met een opening naar de Hemel ter nagedachtenis van de pelgrimage door de woestijn. Deze opening naar de hemel bood de mogelijkheid, om net zoals de pelgrimage in Egypte, de wolkkolom van Gods aanwezigheid te ervaren.

Maar God gaat verder. Hij wordt een van ons door zijn menswording. Hij wil dat wij met al onze zintuigen in de persoon van Jezus ervaren wie God is. Hij wil deel worden van onze levenstent met al haar moeilijkheden en vreugden. Niet als een wolk die buiten ons ligt, maar als een persoon die ons tegemoet komt. Israëlieten, verlaat uw tenten, de Heer is in uw midden, het is de vleesgeworden Alfa en Omega die door de stad Jeruzalem trekt op een ezel.

Wij gaan op naar Jeruzalem omdat de Heer ons voorgegaan is. Het is een vooruitblik op de  overwinning die Christus reeds volbracht heeft. De palmtakken symboliseren deze overwinning.

Deze overwinning wordt muziek door het zingen van Psalm 118. Deze psalm werd als een poortliturgie gebruikt voordat de vromen Jeruzalem binnentraden. Ze wordt geciteerd met het
woord Hosanna, dat betekent God redt. De Psalm komt 63 keer voor in het nieuwe testament,
ze wordt op alle drie de grote Joodse feesten gereciteerd maar ook bij de tempelwijding en
aan het begin van de maand. In onze liturgie komt Ps. 118 dagelijks voor in het tweede vers
van het Sanctus: “gezegend die komt in de naam van de Heer”.

Psalm 118 is een dankpsalm voor alle grote daden die de Heer voor de auteur van de psalm verricht heeft. De psalm begint met een lofzang op de Heer; een begin dat wij ook voor ons dagelijks gebed kunnen gebruiken: “Brengt dank aan de Heer, want Hij is genadig, eindeloos is zijn erbarmen!” (Ps. 118,1). We kunnen God voor zoveel bedanken: onze gezondheid, het kloppen van ons hart, de prachtige studies, ons werk, onze broeders, de goede maaltijd die wij ontvangen. Vervolgens lezen we over moeilijkheden die de auteur van de psalm meemaakt: hij wordt omsingeld door volken en hij wordt vervolgd als door een zwerm wespen (Ps. 118, 10-12). Maar dan slaat de psalm om van lijden naar triomf. Er wordt een processie ingezet zoals vandaag in de liturgie.

In deze dankpsalm, gelezen door een christelijke bril, is voor mij de essentie van de hele goede week en onze verlossing zichtbaar. Wij dienen net zoals de psalmist God te danken maar niet slechts voor de redding uit Egypte maar nog meer om Gods redding door Jezus Christus. Met de psalmist zeggen wij vandaag op psalmzondag: 
“Maakt open de poort der gerechtigheid, daarbinnen wil ik de Heer gaan danken!”
(Ps. 118, 19)

Wij kunnen vandaag onze Heer bidden of wij met hem mee mogen lopen in deze processie, deze bedevaart naar het hemels Jeruzalem. Hernieuwen wij onze intentie om met hem samen
deze weg te gaan, in de zekerheid dat de overwinning al behaald is. We hoeven ons slechts
aan te sluiten bij deze processie en de poorten van onze harten te openen.

Zingen wij op witte donderdag met Jezus die het Pesachmaal vierde met zijn leerlingen en zielsbedroefd was in de Hof van Olijven:
“De steen die de bouwers hebben versmaad, die is tot hoeksteen geworden.” (Ps.
118, 22)

Denken wij op goede vrijdag aan al het lijden dat Christus voor ons doorstaan heeft met Ps.
118, 13: “Zij stootten mij weg en sloegen mij neer, maar Hij heeft mij ondersteund.”

En bidden wij met Pasen met de psalmist:
“Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt, wij zullen hem vieren in blijdschap!” (Ps.
118, 13)

Het belangrijkste is echter dat we in deze momenten van het lijden, sterven en de verrijzenis
van de Heer de dankbaarheid in ons hart bewaren. Dat is ook de betekenis van Eucharistie:
dankzegging. Deze eucharistische dankzegging beslaat niet alleen de verrijzenis maar het
hele Paasmysterie: lijden, sterven, dood en verrijzenis van Christus. Altijd dienen wij God te
danken voor onze eigen mooie en moeilijke momenten in ons leven. Het is door deze dankbaarheid voor de genade die ons leven elke dag in stand houdt, dat wij levende Christenen worden. Ja, vragen wij om de genade om God niet alleen te danken voor onze overwinningsweg naar het nieuwe Jeruzalem, maar ook voor onze kruisweg naar Golgotha.

De oratie van de Vespers van vandaag vat het hele paasmysterie samen met een nadruk op de nederigheid die noodzakelijk is voor de navolging van Christus. Het is in deze nederigheid dat wij in de moeilijke en mooie momenten van ons leven God mogen danken voor zijn genade opdat wij met de psalmist het eschatologisch danklied aanheffen: “Brengt dank aan de Heer, want Hij is genadig, eindeloos is zijn erbarmen!”

Almachtige eeuwige God, om aan de mensen een voorbeeld te geven van nederigheid hebt Gij gewild dat onze Verlosser mens werd zoals wij en de dood onderging aan het kruis.
Geef dat wij ter harte nemen wat zijn lijden ons te zeggen heeft en deelhebben aan zijn verrijzenis. (Oratie van Palmzondag)

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Hebdomada Sancta, Feria II Gloriemur et nos in cruce Domini. Laten ook wij roemen in het kruis van de Heer.


Ad Officium lectionis


Lectio altera

Ex Sermónibus sancti Augustíni epíscopi
(Sermo Guelferbytanus 3: PLS 2, 545-546)


Tweede lezing

Uit de Preken van de H. Augustinus, bisschop
(Sermo Guelferbytanus 3: PLS 2, 545-546)
Laten ook wij roemen in het kruis van de Heer

Het lijden van onze heer en Zaligmaker Jezus Christus is het vertrouwen op de glorie en de leer over het geduld.

Wat toch stellen de harten der gelovigen zich niet voor aangaande Gods genade, als de enige Zoon Gods en de Eeuwige met de Vader het niet voldoende vond om voor hen als Mens uit een mens geboren te worden, maar Zich ook nog liet doden door de handen van die mensen, die Hij geschapen had?

Groot is wat ons door God voor de toekomst is beloofd; maar veel groter is wat we ons herinneren, dat hij reeds voor ons gedaan heeft. Waar waren zij of wat waren zij, toen Christus voor hen als goddelozen stierf? Wie twijfelt er nog aan, dat Hij aan zijn heiligen zijn leven zal geven, Die hun reeds zijn dood heeft geschonken? Wat aarzelt de menselijke zwakheid nog, te geloven dat de mensen eens met God zullen leven?

Reeds is gebeurd wat veel ongelooflijker is: dat God voor de mensen is gestorven.
Want wat is Christus anders dan: in het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God? Dit Woord van God is vlees geworden en heeft onder ons gewoond: Hij was, op zich gnomen, niet in staat voor ons te sterven; alleen kon Hij het, omdat Hij uit ons geslacht menselijk vlees had aangenomen. Zo kon Hij als Onsterfelijke sterven, en zo wilde Hij ook aan sterfelijken het leven geven, om hen, van wie Hij deelgenoot was geworden, later Zijn deelgenoten te maken. Want noch wij konden uit onszelf leven, noch kon Hij uit Zichzelf sterven.
Een wonderbare ruil derhalve was zijn wederzijds deelgenootschap met ons: het ónze was het, waardoor Hij stier, het Zijne is het, waardoor wij zullen leven.

Want niet alleen moeten wij ons niet schamen over de dood van onze Heer en God, maar zelfs daar zeer op vertrouwen en zeer op roemen. Doordat Hij immers de dood, die Hij in ons vond, van ons op Zich nam, gaf Hij de betrouwbare belofte ons het leven te geven, dat in Hem bestaat en dat wij uit onszelf niet kunnen hebben.

Want Die ons zozeer beminde, dat hij zonder zonde voor ons, zondaars, geleden heeft wat wij door onze zonden verdiend hebben – hoe zou Hij, die rechtvaardig maakt, ons niet geven wat hij rechtshalve geeft? Hoe zou Hij, die naar waarheid belooft, niet het loon der heiligen geven, die zonder misdaad de straf voor boosdoeners op zich nam?

Laten wij daarom, broeders, vrijmoedig belijden, of liever laten wij ons erop beroemen, dat Christus voor ons is gekruisigd: en laten we dat niet vol vrees erkennen maar met blijdschap, niet vol schaamte maar gloriërend.
De apostel Paulus zeg Hem en spoorde ons aan te roemen. Hoewel die apostel veel grote en goddelijke dingen zegt, over Christus, zegt hij, dat hij zich niet beroemt op de wonderdaden van Christus, dat Hij, toen Hij God was bij de Vader, de wereld schiep, en dat Hij, toen Hij mens was als wij, de wereld beval, maar hij zegt: Het zij verre van mij te roemen, tenzij op het kruis van Onze Heer Jezus Christus.






HET KRUIS VAN JEZUS, BOOM DES LEVENS “Wij aanbidden U, Heer, en wij loven U, omdat Gij door uw Kruis de wereld hebt verlost.”

 

Een van de voorbeden uit de Preces in de Lauden van gisteren, Palmzondag, en van deze morgen (Maandag in de Goede Week) luidde: “[Christe salvator] Qui crucem tuam arborem vitæ constituisti, fructus eiusdem baptismate renatis largire”, letterlijk vertaald: Christus, Verlosser, die uw kruis tot boom van het leven hebt gemaakt, schenk aan hen die herboren zijn door het Doopsel de vruchten van dezelfde [boom].

U weet dat het vernoemen van het Doopsel in de liturgie van de Veertigdagentijd in relatie staat met de doopcandidaten die in de Paasnacht het H. Doopsel zullen ontvangen. De voorbede loopt met de term renatis (die herboren zijn) vooruit op het nog te ontvangen Sacrament. 

Tot driemaal toe wordt op Goede Vrijdag bij de kruisontbloting de antifoon gezongen: Ecce lignum Crucis, in quo salus mundi pependit. Zie het hout van het Kruis, waaraan het Heil van de wereld heeft gehangen. Als antwoord voor het leven dat door de kruisdood werd terug geschonken, klinkt ook driemaal het “Venite, adoremus”, Komt, laten wij aanbidden. En aanstonds horen we in de antifoon “Crucem tuam” de reden van de aanbidding van het Kruis en van de lof op Christus’ heilige verrijzenis: “want zie, door het Kruis [hout] kwam er vreugde in heel de schepping”. 

Ook de prefatie van het Feest van Kruisverheffing looft de Vader omwille van het Kruis als instrument van heil en genezing: 

“Het Kruis, waaraan uw Zoon gehangen heeft, hebt Gij gesteld tot teken van ons heil: dat Kruis waaraan Hij eens de dood is gestorven, werd onze levensboom. Daar op het Kruis werden de machten van het kwaad gebonden, werd onze dood gedood, door Christus, onze Heer.” 

De symboliek van het Kruis als Levensboom was vooral in de Franscicanerorde levendig. De H. Bonaventura van Bagnoregio (Giovanni di Fidanza), ca 1217- 1274 +, richtte zich in zijn meditaties en preken vooral op de Mensheid van Christus, onverbrekelijk verbonden met zijn Godheid. 

In het boekje De Boom des Levens heeft hij heel het leven van de Zoon van God overwogen: zijn geboorte uit de Vader, zijn menswording, zijn verblijf op aarde, zijn lijden en sterven en zijn verheerlijking aan de rechterhand van de Vader. Hij beschreef deze meditaties onder het beeld van een boom, een geliefde allegorie (een in een tekst doorgetrokken beeldspraak) in de middeleeuwse literatuur. Hij ziet Christus bij diens geboorte rijzen als de Boom des Levens (Gen 2,9) en werkt vervolgens twaalf hoedanigheden uit, verbeeld van de Boom des Levens in het paradijs door bloemen, lovers en vruchten, door lommer en glanzend groen, door geur en vertier rondom. 

Het boekje De Boom des Levens bouwde hij op de tekst van Sint Jan in het Boek van de Openbaring: “Het hout des Levens dat twaalf vruchten draagt, en elke maand zijn vruchten geeft, en de bladeren van het hout dienen tot genezing der volken” (Apoc 22,2-3).

In de Carmelitaanse mystieke traditie vinden we Jezus op het kruishout verbeeld als een rozelaar met rode, diep blozende en geurende rozen, die verwijzen naar zijn kruiswonden, waarvan het lied “Jezus is mijn rozenboom” (fr. Berthold, o.carm.) een exempel is. Elke korte strofe, hoe eenvoudig ook, verwijst, culminerend in de laatste strofe, naar de liefde tot Christus’ wonden: 

De roos in uwe zijde, Trekt allermeest mij aan - Ik wil om haar te plukken, zacht bij U binnengaan.

Het is een devotie die bekend is van de H. Birgitta van Zweden (1303-1373). Maar dit terzijde.

In de hymnen van de Goede Week:

Pange lingua van het Lezingenofficie, En acetum van de Lauden en in de hymne Vexilla regis van de Vespers kunnen we het beeld van het Kruis als Boom des Levens duidelijk herkennen en uitgewerkt zien. Zo ook in de antifoon “Crux fidelis” van Goede Vrijdag waarvan de ietwat verouderde, maar deugdelijke vertaling luidt:

Crux fidelis, inter omnes arbor una nobilis, Trouwe kruisboom, onder alle enig in uw adeldom.

Nulla talem silva profert, Neen, geen woud teelt uws gelijke,

Fronde, flore, germine. ‘t zij in lover, bloem of vrucht.

Dulce lignum dulci clavo, Zoete takken, zoete spijkers, 

Dulce pondus sustinens. wat een zoete last draagt gij.  

(Ned.-Lat. Missaal, T’hout, 1959, 441)

Het mysterie van Christus’ Lichaam en Bloed waarvan wij op Witte Donderdag de overlevering en de Eucharistische instelling vieren, verkondigt met de Dood van de Heer, tevens de Verrijzenis en het leven. Het leven is onverbrekelijk met de dood verbonden, waaruit het als vrucht is ontsproten. Waar de gedachtenis van Christus’ Dood wordt gevierd, liggen daarin de Verrijzenis en het leven mee opgesloten. Om die reden kunnen we van een offerviering spreken. Slechts het leven kan men vieren. De dood als zodanig is altijd en alleen een voorwerp van rouw. Ook de Dood van Christus. Alleen omdat het mysterie van de H. Eucharistie deze dood als heilsdood viert, wekt deze “verkondiging van de dood” vreugde. Ze is minder een herdenking van de dood, maar eerder een viering van het leven.

De ontbloting, plechtige begroeting en verering van het Kruis, ingeluid door het drievoudige “Ecce lignum”, is een van de centrale elementen van de liturgie van de Goede Vrijdagviering. Al wordt niet meer, zoals vroeger in Jeruzalem, het ware Kruis van de Heer, of zoals tegenwoordig nog op veel plaatsen een partikel van deze eerbiedwaardige reliek getoond, toch knielen de gelovigen neer voor de barmhartigheid van God, die op het harde hout zichtbaar is geworden. Vóór de coronatijd brachten zij ook met de kus van verering, die men in het oude Oosten op de zoom van het gewaad der koningen drukte, de majesteit van Christus Koning hulde. Het is een actieve deelname van de gelovigen aan het heilsgebeuren in de eredienst.

Blijf ik slechts toeschouwer en laat ik de diepe buiging – de diepe buiging van heel mijn wezen - langs mij heen glijden of betuig ik de Heer, op leven en dood, mijn verlangen te delen in zijn lijden en dood, zijn Pasen te ondergaan, nú in de liturgie, en zonder ophouden in alle moeilijkheden van het dagelijks leven? De diepe buiging voor het kruis, op de dag en het uur, waarop Jezus stierf, is een openbaar verzaken aan het eigen ik, de wereld en satan, een openlijk getuigenis voor Christus en zijn kruis, een ‘nihil amori Christi præponere’, niets stellen boven de liefde van Christus.

Het is begrijpelijk dat de vernieuwde liturgie op deze adoratio de communio laat volgen. De betuigde bereidheid en trouw worden bezegeld door het nuttigen van het geofferde Lichaam van de Heer om daarin de kracht te ontvangen in vereniging met de Heer de zwarigheden en de lasten van het leven te dragen. 

“Door het Kruis kwam er vreugde in de wereld”. Dit is tekenend voor de grondhouding van de Kerk, niet alleen in de liturgie, maar in heel haar leven. Met de mensgeworden Heer gaan ook wij door de tijd en dragen met Hem het kruis. Goede Vrijdag duurt nog voort zolang de wereld blijft bestaan; welke dichte duisternissen staan ons nog te wachten?  Maar wij mogen reeds leven in de verrijzenis; ons Voedsel is immers het Brood der onsterfelijkheid: het Lichaam van de Verrezen Heer.

“Wij aanbidden U, Heer, en wij loven U, omdat Gij door uw Kruis de wereld hebt verlost.”

Kort commentaar op het Collectagebed Maandag in de Goede Week - Onze last maakte Hij tot de zijne


Da, quæsumus, omnipotens Deus,

ut, qui ex nostra infirmitate deficimus,

intercedente unigeniti Fillii tui passione, respiremus.

 

Almachtige God,

als wij door onze zwakheid bezwijken,

laat ons dan weer op kracht komen door het lijden van uw eniggeboren Zoon.

Het Collectagebed is afkomstig uit het Sacramentarium Gregorianum (Hadrianum), 9e eeuw, (Ed. Lietzmann 1921) 74, 1 en was in het Romeins Missaal 1962 het Collectagebed van  Feria II Hebdomadæ Sanctæ, maandag in de Goede Week, met een klein tekstverschil: in plaats van “qui in tot adversis ex nostra infirmitate deficimus”, die onder de last van zoveel tegenspoed bijna bezwijken MR 1962) staat er nu: “qui ex nostra infirmitate” (die onder zwakheid zijn bezweken (MR 1970).

De oratie heeft, zoals deze luidt, geen speciale zwakheid van de mens op het oog, ook niet zijn vatbaarheid of gevoeligheid voor het kwaad. Het gaat om een te kort schieten over heel de linie, ook waar het gaat om in de liefde tot God en de mensen te groeien. Wanneer wij, door zwakheid uitgeput, tot niets meer in staat zijn, is het God met zijn genade, die ons weer op adem laat komen en op de been brengt door de tussenkomst van Jezus in zijn lijden. In zijn eigen Persoon heeft Hij niet alleen onze zonden op Zich genomen, maar ook heel onze zwakheid. In en door zijn lijden helpt Hij ons op, ook als wij dreigen in te storten. Het vertrouwen op deze goddelijke hulp wordt verwoord door de oratie: onze last maakt Hij tot de zijne, Zijn tr0uw werd de onze!

 

 

 

zaterdag 27 maart 2021

Lezingen H. Mis Palmzondag - B “Waarlijk, deze mens was een Zoon van God.”

Eerste lezing (Jesaja 50, 4-7)
Uit de profeet Jesaja.
God de Heer heeft mij de gave van het woord geschonken;
ik versta het de ontmoedigden moed in te spreken.
Elke morgen spreekt Hij zijn woord,
elke morgen richt Hij het woord tot mij
en ik luister met volle overgave.
God de Heer heeft tot mij gesproken
en ik heb mij niet verzet, ik ben niet teruggedeinsd.
Mijn rug bood ik aan wie mij sloegen,
mijn wangen aan wie mij de baard uitrukten
en mijn gezicht heb ik niet afgewend
van wie mij smaadden en bespuwden.
God de Heer zal mij helpen:
daarom zal ik niet beschaamd staan
en ik zal geen spier vertrekken.
Ja, ik weet dat ik niet te schande zal worden.

Tweede lezing (Fil. 2, 6-11)
Broeders en zusters,

Hij, die bestond in goddelijke majesteit
heeft zich niet willen vastklampen
aan de gelijkheid met God.

Hij heeft zichzelf ontledigd
en het bestaan van een slaaf op zich genomen.
Hij is aan de mensen gelijk geworden.

En als mens verschenen
heeft Hij zich vernederd door gehoorzaam te worden tot de dood,
tot de dood aan het kruis.

Daarom heeft God Hem hoog verheven
en Hem de Naam verleend,
die boven alle namen is.

Opdat bij het noemen van zijn Naam
zich iedere knie zou buigen
in de hemel, op aarde en onder de aarde;
en iedere tong zou belijden,
tot eer van God de Vader:
Jezus Christus is de Heer.

Het lijdensverhaal volgens Marcus (14, 1-15, 47)
in het jaar B
L = lezer of lektor
C = Christus (priester)
A = allen
P = andere bijbelse personen

L Over twee dagen was het feest van Pasen
en van het ongedesemde brood.
De hogepriesters en de schriftgeleerden zochten
op welke manier zij Jezus door list zouden kunnen grijpen
en Hem ter dood zouden kunnen brengen.
Want ze dachten:

A “Niet op het feest;
er mochten anders eens onlusten ontstaan onder het volk.”

Paasmaal en verrader

L Terwijl Jezus zich te Betanië bevond
in het huis van Simon de Melaatse
en daar aan tafel aanlag,
kwam er een vrouw met een albasten vaasje echte,
zeer dure nardusbalsem.
Zij brak het vaasje stuk en goot de inhoud uit over zijn hoofd.
Sommigen waren er verontwaardigd over en zeiden onder elkaar:

A “Waar is die verkwisting van de balsem nu voor nodig geweest?
De balsem had voor meer dan driehonderd denaries
verkocht kunnen worden ten bate van de armen.”

L Toen zij tegen haar uitvoeren sprak Jezus:

C “Laat haar met rust.
Waarom valt ge haar lastig?
Het is toch goed werk dat zij aan Mij heeft gedaan.
Armen hebt gij altijd in uw midden
en gij kunt hun weldoen wanneer ge maar wilt,
maar Mij hebt gij niet altijd.
Zij heeft gedaan wat in haar macht was;
zij heeft mijn lichaam op voorhand gezalfd
met het oog op mijn begrafenis.
Voorwaar, Ik zeg u:
waar ook ter wereld de Blijde Boodschap verkondigd zal worden,
zal tevens ter herinnering aan haar
verhaald worden wat zij gedaan heeft.”

L Hierop ging Judas Iskariot, een van de twaalf,
naar de hogepriesters om Hem aan hen uit te leveren.
Dezen waren blij toen ze dat hoorden en beloofden hem geld.
Hij zocht naar een gunstige gelegenheid om Hem uit te leveren.

Op de eerste dag van het ongedesemde brood,
de dag waarop men het paaslam slacht,
zeiden zijn leerlingen tot Hem:

A “Waar wilt Gij dat wij voorbereidselen gaan treffen
zodat Gij het paasmaal kunt houden?”

L Hij zond daarop twee van zijn leerlingen uit met de opdracht:

C “Gaat naar de stad
en daar zult ge een man tegenkomen,
die een kruik water draagt;
volgt hem
en zegt aan de eigenaar van het huis waar hij binnengaat:
De Meester laat vragen:
Waar is de zaal voor Mij waar Ik met mijn leerlingen het paasmaal kan houden?
Hij zal u dan een grote bovenzaal laten zien
met rustbedden en van al het nodige voorzien;
maakt daar alles voor ons klaar.”

L De leerlingen vertrokken,
gingen de stad binnen,
vonden alles zoals Hij het hun gezegd had
en maakten het paasmaal gereed.
Toen de avond gevallen was kwam Hij met de twaalf.
Terwijl zij aan tafel aanlagen
en de maaltijd aan de gang was zei Jezus:

C ”Voorwaar, Ik zeg u:
een van u zal mij overleveren,
een die met Mij eet.”

L Droefheid maakte zich van hen meester
en zij begonnen, de een na de ander Hem te vragen:

P “Ik ben het toch niet?”

L Hij antwoordde hun:

C “Een van de twaalf, die met Mij in de schotel doopt.
Wel gaat de Mensenzoon heen zoals van Hem geschreven staat,
maar wee de mens
door wie de Mensenzoon wordt overgeleverd!
Het zou beter voor hem zijn als hij niet geboren was,
die mens!”

Instelling van de eucharistie

L Onder de maaltijd nam Jezus brood,
sprak de zegen uit,
brak het en gaf het hun, niet de woorden:

C “Neemt,
dit is mijn lichaam.”

L Daarna nam Hij de beker
en na het spreken van het dankgebed reikte Hij hun die toe
en zij dronken allen daaruit.
En Hij sprak tot hen:

C “Dit is mijn bloed van het Verbond,
dat vergoten wordt voor velen.
Voorwaar, Ik zeg u:
Ik zal niet meer drinken van wat de wijnstok voortbrengt
tot op de dag waarop Ik het, nieuw
zal drinken in het Koninkrijk van God.”

In de hof van olijven, voorspelling van Petrus’ verloochening

L Nadat zij de lofzang gezongen hadden
gingen zij naar de Olijfberg.
Toen sprak Jezus tot hen:

C “Allen zult gij ten val komen,
want er staat geschreven:
Ik zal de herder slaan en de schapen zullen verstrooid worden.
Maar na mijn verrijzenis zal Ik u voorgaan naar Galilea.”

L Toen zei Petrus:

P “Al komen allen ten val, ik zeker niet.”

L Jezus antwoordde hem:

C “Voorwaar, Ik zeg u:
nog heden,
nog deze nacht,
voordat de haan tweemaal kraait,
zult juist gij Mij driemaal verloochenen.”

L Maar met nog meer nadruk verzekerde Petrus:

P “Al moest ik met U sterven,
in geen geval zal ik U verloochenen.”

L In diezelfde geest spraken allen.
Zij kwamen nu aan een landgoed dat Getsemane heette.
Daar zei Hij tot zijn leerlingen:

C “Blijft hier zitten terwijl Ik bid.”

L Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee
en begon zich ontsteld en beangst te gevoelen.
Hij sprak tot hen:

C “Ik ben bedroefd tot stervens toe.
Blijft hier en waakt.”

L Nadat Hij een weinig verder was gegaan
wierp Hij zich ter aarde
en bad dat dit uur, als het mogelijk was,
aan Hem mocht voorbijgaan.

C “Abba, Vader,”

L - zo bad Hij -

C “voor U is alles mogelijk;
laat deze beker Mij voorbijgaan.
Maar toch: niet wat Ik, maar wat Gij wilt.”

L Toen ging Hij terug en vond hen in slaap;
en Hij sprak tot Petrus:

C “Simon, slaapt ge?
Ging het dan uw krachten te boven één uur te waken?
Waakt en bidt
dat gij niet op de bekoring ingaat.
De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.”

L Opnieuw verwijderde Hij zich en bad met dezelfde woorden.
En teruggekomen vond Hij hen weer in slaap,
want hun oogleden waren zwaar;
ze wisten niet wat ze Hem moesten antwoorden.
Toen Hij voor de derde maal terugkwam, sprak Hij tot hen:

C “Slaapt dan maar door en rust uit.
Het is zover,
het uur is gekomen;
zie, de Mensenzoon
wordt overgeleverd in de handen van de zondaars.
Staat op,
laten we gaan:
mijn verrader is nabij.”

Het verraad

L Hij was nog niet uitgesproken of daar kwam Judas,
een van de twaalf,
vergezeld van een bende met zwaarden en knuppels,
gestuurd door de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten.
Zijn verrader had een teken met hen afgesproken door te zeggen:

P “Die ik zal kussen, Hij is het;
grijpt Hem vast en voert Hem onder strenge bewaking weg.”

L Hij ging recht op Jezus af en zei:

P “Rabbi!”

L En hij kuste Hem.
Zij grepen Hem en maakten zich van Hem meester.
Maar een van die er bij stonden, trok zijn zwaard
en sloeg met één houw de knecht van de hogepriester het oor af.
Daarna richtte Jezus zich tot hen met de woorden:

C “Als tegen een rover
zijt ge uitgetrokken met zwaarden en knuppels
om Mij gevangen te nemen.
Dagelijks gaf Ik onderricht bij u in de tempel
en toch hebt ge mij niet gegrepen.
Maar zo moesten de Schriften in vervulling gaan.”

L Toen lieten allen Hem in de steek en namen de vlucht.
Toch ging een jongeman,
die een linnen doek om het blote lichaam had geslagen
Hem achterna.
Ze grepen hem, maar hij liet zijn kleed in de steek en vluchtte naakt weg.

Voor het Sanhedrin

Men bracht Jezus naar de hogepriester,
waar alle hogepriesters,
oudsten en schriftgeleerden bijeenkwamen.
Petrus volgde Hem op een afstand
tot op de binnenplaats van het paleis van de hogepriester
en nam plaats onder het dienstvolk
om zich bij het vuur te warmen.
De hogepriester en het hele Sanhedrin
zochten naar een getuigenis tegen Jezus
om Hem ter dood te kunnen brengen,
maar zij vonden er geen.
Wel brachten velen valse getuigenissen tegen Hem in,
maar hun getuigenissen stemden niet overeen.
Toen traden enige valse getuigen tegen Hem op die verklaarden:

A “Wij hebben Hem horen zeggen:
Ik zal deze door mensenhanden gemaakte tempel afbreken
en in drie dagen een andere opbouwen,
die niet door mensenhanden is gemaakt.”

L Maar ook daaromtrent was hun getuigenis niet eensluidend.
Toen stond de hogepriester in hun midden op
en hij vroeg aan Jezus:

P “Geeft Ge in het geheel geen antwoord?
Wat getuigen deze mensen tegen U?”

L Maar Jezus bleef zwijgen en gaf volstrekt geen antwoord.
Daarop stelde de hogepriester Hem nog een vraag:

P “Zijt Gij de Christus, de Zoon van de Gezegende?”

L Jezus antwoordde:

C “Ja, dat ben Ik,
en gij zult de Mensenzoon zien zitten
aan de rechterhand van de Macht
en komen met de wolken des hemels.”

L Toen scheurde de hogepriester zijn gewaad en riep uit:

P “Waartoe hebben wij nog getuigen nodig?
Ge hebt de godslastering gehoord.
Wat dunkt u?”

L Allen spraken het vonnis uit
dat Hij de dood verdiende.
Daarop begonnen sommigen Hem te bespuwen en,
na zijn gelaat bedekt te hebben,
Hem met de vuist te slaan, terwijl ze zeiden:

A “Wees nu eens profeet!”

L Ook de knechten dienden Hem slagen toe.

Door Petrus verloochend

Terwijl Petrus zich beneden op de binnenplaats bevond
kwam daar één van de dienstmeisjes van de hogepriester.
Toen zij Petrus zag die zich zat te warmen,
keek ze hem eens aan en zei:

P “Jij was ook bij Jezus de Nazarener.”

L Maar hij ontkende het:

P “Ik weet niet, ik begrijp niet wat je bedoelt.”

L En terwijl hij wegging naar het poortgebouw kraaide een haan.
Maar toen het meisje hem daar opmerkte,
verzekerde ze nog eens aan de omstanders:

P “Die is er ook een van.”

L Hij ontkende het opnieuw.
Even daarna zeiden de omstanders op hun beurt tot Petrus:

A “Waarachtig, jij bent er ook een van;
je bent toch ook een Galileeër.”

L Toen begon hij te vloeken en te zweren:

P “Ik ken die man niet waarover jullie het hebben.”

L Onmiddellijk daarop kraaide een haan voor de tweede keer.
Nu herinnerde Petrus zich hoe Jezus tot hem gezegd had:
Voordat een haan tweemaal kraait
zult ge Mij driemaal verloochenen.
En hij barstte in tranen uit.

Jezus voor Pilatus

L In de vroege morgen kwamen zij tot een besluit:
de hogepriesters met de oudsten en schriftgeleerden,
heel het Sanhedrin.
Zij boeiden Jezus,
voerden Hem weg en leverden Hem uit aan Pilatus.
Pilatus stelde Hem de vraag:

P “Zijt Gij de koning der Joden?”

L Hij antwoordde hem:

C “Gij zegt het.”

L Toen de hogepriesters vele beschuldigingen tegen Hem inbrachten,
ondervroeg Pilatus Hem weer en zei:

P “Geeft Gij in het geheel geen antwoord?
Zie eens wat voor beschuldigingen ze tegen U inbrengen.”

L Maar Jezus gaf volstrekt geen antwoord meer,
zodat Pilatus verbaasd was.
Nu was hij gewoon bij elk feest één gevangene vrij te laten,
degene om wie zij vroegen.
Er zat juist een zekere Barabbas gevangen onder de oproermakers;
zij hadden bij het oproer een moord begaan.
Het volk kwam opzetten en begon te vragen
dat hij voor hen zou doen zoals altijd.
Pilatus antwoordde daarop met de vraag:

P “Wilt ge dat ik de koning der Joden zal vrijlaten?”

L Hij zag wel in dat de hogepriesters Hem uit nijd overgeleverd hadden.
Maar de hogepriesters hitsten het volk op
te vragen dat hij toch liever Barabbas moest vrijlaten.
Nu nam Pilatus weer het woord en vroeg hun:

P “Wat moet ik dan doen met Hem,
die gij de koning der Joden noemt?”

L Nu schreeuwden ze opnieuw:

A “Kruisig Hem!”

L Daarop vroeg Pilatus hun:

P “Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan?”

L Maar zij schreeuwden nog harder:

A “Kruisig Hem!”

L Omdat Pilatus het volk zijn zin wilde geven,
geven liet hij Barabbas vrij,
maar Jezus liet hij geselen
en gaf Hem over om gekruisigd te worden.

Bespotting en kruisiging

Nu brachten de soldaten Hem het paleis binnen,
dat wil zeggen het pretorium,
en riepen de hele afdeling bij elkaar.
Ze hingen Hem een purperen kleed om,
vlochten een doornenkroon en zetten Hem die op.
Vervolgens gingen zij Hem het saluut brengen:

A “Gegroet, koning der Joden.”

L Zij sloegen Hem met een rietstok op het hoofd,
bespuwden Hem
en brachten Hem hulde door op de knieën te vallen.
Nadat zij hun spel met Hem gedreven hadden,
ontdeden zij Hem van het purperen kleed,
trokken Hem zijn eigen kleren aan
en voerden Hem weg om Hem te kruisigen.
Zij vorderden een voorbijganger die van het veld kwam,
Simon van Cyrene, de vader van Alexander en Rufus,
tot het dragen van zijn kruis.
Zo brachten ze Hem naar de plaats Golgota,
wat vertaald wordt met schedelplaats.
Daar boden ze Hem met mirre gekruide wijn aan,
maar Hij weigerde.
Nadat ze Hem gekruisigd hadden, verdeelden ze zijn kleren
en dobbelden om wat ieder krijgen zou.
Het was het derde uur toen ze Hem kruisigden.
Het opschrift met de reden van zijn veroordeling luidde:
De koning der Joden.
Samen met Hem kruisigden ze ook twee rovers,
de een rechts, de ander links van Hem.
Zo ging in vervulling dit Schriftwoord:
Hij is onder de booswichten gerekend.
Voorbijgangers hoonden Hem,
terwijl ze het hoofd schudden en zeiden:

A “Ha, Gij daar
die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt,
kom van het kruis af en red U zelf.”

L In dezelfde geest zeiden de hogepriesters en de schriftgeleerden
spottend onder elkaar:

A “Anderen heeft Hij gered,
maar zichzelf kan Hij niet redden.
Die Messias, die koning van Israël,
laat Hem nu van het kruis afkomen;
dan zullen we zien en geloven!”

L Zelfs die samen met Hem gekruisigd waren,
voegden Hem beschimpingen toe.

Jezus sterft aan het kruis

Vanaf het zesde uur viel er een duisternis over het hele land
tot aan het negende uur toe.
En op het negende uur riep Jezus met luider stem:

C “Eloï, Eloï, lama sabaktani!”

L Dit is vertaald:
Mijn God, mijn God,
waarom hebt Gij Mij verlaten?
Enkele omstanders die het hoorden zeiden:

A “Hoor, Hij roept Elia.”

L Een van hen ging een spons halen,
drenkte die in zure wijn,
stak hem op een rietstok
en bood Hem te drinken, terwijl hij zei:

P “Laat me begaan!
We willen eens zien of Elia Hem er af komt halen.”

L Jezus slaakte een luide kreet en gaf de geest.

Hier knielen allen gedurende enige tijd.

Toen scheurde het voorhangsel van de tempel
van boven tot onder in tweeën.
De honderdman, die tegenover Hem post had gevat en zag
dat Hij onder zulke omstandigheden de geest had gegeven,
riep uit:

P “Waarlijk, deze mens was een Zoon van God.”

L Er stonden ook vrouwen op een afstand toe te kijken;
onder hen bevonden zich Maria Magdalena,
Maria, de moeder van Jakobus de jongere en van Joses,
en Salóme.
Zij waren Hem in de tijd, dat Hij in Galilea verbleef,
gevolgd om voor Hem te zorgen;
verder nog vele andere vrouwen,
die met Hem naar Jeruzalem gekomen waren.

De begrafenis van Jezus

Het was al avond geworden
en het was Voorbereiding,
dat wil zeggen de dag voor de sabbat.
Jozef van Arimatéa,
een vooraanstaand lid van de Hoge Raad,
die zelf ook in de verwachting van het Rijk Gods leefde,
waagde het daarom naar Pilatus te gaan
en te vragen om het lichaam van Jezus.
Pilatus stond er verwonderd over dat Hij reeds dood zou zijn;
hij liet dan ook de honderdman roepen
en vroeg hem of Hij al gestorven was.
Nadat hij door de honderdman op de hoogte was gebracht,
stond hij welwillend het lijk aan Jozef af.
Deze kocht een lijnwaad,
nam Hem van het kruis
en wikkelde Hem in het lijnwaad.
Daarop legde hij Hem in een graf,
dat in de rots was uitgehouwen
en rolde een steen voor de ingang ervan.
Maria Magdalena en Maria de moeder van Joses
zagen toe waar Hij werd neergelegd.