Ad Officium
lectionis
Lectio altera
Ex Tractátu sancti Fulgéntii
Ruspénsis epíscopi De fide ad Petrum
(Cap. 22.
62: CCL 91 A, 726. 750-751)
Iste ígitur est, qui in se uno totum exhíbuit quod esse necessárium ad
redemptiónis nostræ sciébat efféctum, idem scílicet sacérdos et sacrifícium,
idem Deus et templum; sacérdos, per quem sumus reconciliáti; sacrifícium, quo
reconciliáti; templum, in quo reconciliáti; Deus, cui reconciliáti. Solus tamen sacérdos, sacrifícium et templum, quia hæc ómnia Deus
secúndum formam servi; non autem solus Deus, quia hoc cum Patre et Spíritu
Sancto secúndum formam Dei.
Tweede lezing
Uit het Tractaaat ‘Over het geloof’ aan (de diaken) Petrus van de H.
Fulgentius van Ruspe, bisschop
Hij heeft zichzelf voor ons opgeofferd
Bij de opoffering van de
vleselijke slachtoffers, die op bevel van de heilige Drieëenheid, de ene God
van het Oude en Nieuwe Testament, aan Haar door onze vaderen gebracht moesten
worden, werd de meest welgevallige gave van die Offerande voorafgebeeld,
waarbij de enige Zoon Gods zichzelf, na het vlees, op barmhartige wijze voor
ons zou opdragen.
Want naar de apostolische
leer heeft Hij zich voor ons overgeleverd
als offergave en slachtoffer, God tot een lieflijke geur. Hij is onze ware
God en Hogepriester, die voor ons, niet met het bloed van bokken en stieren,
maar met zijn eigen Bloed voor eenmaal het heiligdom is binnengegaan. Dat
voorafbeeldde toen de Hogepriester, die ieder jaar met bloed het Heilige der
Heilige binnenging.
Deze is het, die in zich
alleen alles uitvoerde, wat Hij wist dat nodig was voor de voltooiing van onze
verlossing; Hij was namelijk tegelijk Priester en Offer, God en Tempel:
Priester door wie wij zijn verzoend; Offer, waardoor wij zijn verzoend; Tempel
waarin wij zijn verzoend, en God, met Wie wij zijn verzoend. Hij alleen was: de
Priester, het offer en de Tempel: dit alles was God in de gestalte van een
dienstknecht; maar God was Hij niet alleen, want God was Hij met de Vader en de
Heilige Geest.
Dus moet ge met de grootste
zekerheid voor waar houden en niet betwijfelen, dat de eniggeboren God, het
Woord, mensgeworden, Zichzelf voor ons als offer en offergave aan God heeft
aangeboden, tot aangename geur. Aan Wie met de Vader en de Heilige Geest in de
tijd van het oude testament door patriarchen, priesters en profeten dieren
werden geofferd. En aan Wie nu, dit is in de tijd van het nieuwe testament, met
de Vader en de Heilige Geest, met Wie Hij één Godheid is, de heilige katholieke
Kerk het offer van brood en wijn in liefde en geloof over heel de wereld zonder
ophouden aanbiedt.
In die vleselijke
slachtoffers lag de voorafbeelding van het Vlees van Christus, dat hijzelf,
zonder zonde, voor onze zonden zou offeren, en van het Bloed dat Hij vergieten
zou tot be=vergiffenis voor onze zonden; maar in dit Offer van nu ligt de
dankzegging en de gedachtenis van het Vlees van Christus, dat Hij voor ons
heeft opgedragen en van het Bloed, dat dezelfde God voor ons heeft vergoten.
Daarover zegt de heilige Paulus in de Handelingen der Apostelen: Geeft acht op zelf en op heel de kudde,
waarover de Heilige Geest u tot bisschoppen heeft aangesteld om Gods Kerk te
hoeden, die Hij zich door zijn Bloed heeft verworven.
In die oude offers dus werd
figuurlijk afgebeeld, wat Hij ons zou geven; in dit Offer van nu echter toont
Hij ons duidelijk, wat ons reeds gegeven is.
In die oude offers werd de
Zoon Gods tevoren aangekondigd, die voor goddelozen gedood zou moeten worden;
in dit Offer van nu wordt Hij verkondigd als Degene, die voor goddelozen is
gedood, omdat, volgens het getuigenis van de Apostel: toen wij zelf nog geheel hulpeloos waren, Christus op de gestelde tijd
voor goddelozen is gestorven, en omdat, toen
wij zijn vijanden waren, wij met God zijn verzoend door de dood van zijn Zoon.