Eerste lezing (Jer. 31, 31-34)
Uit de Profeet Jeremia.
Er komt een tijd
- godsspraak van de Heer -
dat Ik met Israël een nieuw verbond sluit.
Geen verbond zoals Ik met hun voorvaderen gesloten heb,
toen Ik hen bij de hand heb genomen
om hen uit Egypte te leiden.
Want dat verbond hebben zij verbroken,
ofschoon Ik hun meester was
- godsspraak van de Heer -.
Dit is het nieuwe verbond,
dat Ik in de toekomst met Israël sluit:
Ik leg mijn wet in hun binnenste,
Ik grif ze in hun hart.
Ik zal hun God zijn
en zij zullen mijn volk zijn.
Dan hoeft niemand een ander nog voor te houden:
Leer de Heer kennen.
Want iedereen, groot en klein kent Mij dan
- godsspraak van de Heer -.
Dan vergeef Ik hun misstappen,
Ik denk niet meer aan hun zonden.
Tweede lezing (Hebr. 5, 7-9)
Uit de brief aan de Hebreeën.
Broeders en zusters,
in de dagen van zijn sterfelijk leven
heeft Christus onder luid geroep en geween
gebeden en smekingen opgedragen aan God,
die Hem uit de dood kon redden.
Om zijn vroomheid is Hij verhoord:
hoewel Hij Gods Zoon was,
heeft Hij in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd;
en toen Hij het einde had bereikt,
is Hij voor allen die Hem gehoorzamen,
oorzaak geworden van eeuwig heil.
Evangelie (Joh. 12, 20-33)
Onder degenen
die bij gelegenheid van het feest optrokken ter aanbidding
waren ook enige Grieken.
Deze nu klampten Filippus van Betsaïda in Galilea aan
en vroegen hem:
“Heer, wij zouden Jezus graag spreken.”
Filippus ging het aan Andreas vertellen
en tenslotte brachten Andreas en Filippus
de boodschap aan Jezus over.
Jezus echter antwoordde hun:
“Het uur is gekomen,
dat de Mensenzoon verheerlijkt wordt.
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u:
als de graankorrel niet in de aarde valt,
blijft hij alleen;
maar als hij sterft,
brengt hij veel vrucht voort.
Wie zijn leven bemint, verliest het;
maar wie zijn leven in deze wereld haat,
zal het ten eeuwigen leven bewaren.
Wil iemand Mij dienen dan moet hij Mij volgen;
waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn.
Als iemand Mij dient, zal de Vader hem eren.
Nu is mijn ziel ontroerd.
Wat moet Ik zeggen?
Vader, red Mij uit dit uur?
Maar daarom juist ben Ik tot dit uur gekomen.
Vader, verheerlijk uw Naam.”
Toen kwam er een stem vanuit de hemel:
“Ik heb Hem verheerlijkt
en zal Hem wederom verheerlijken.”
Het volk dat er bij stond te luisteren,
zei dat het gedonderd had.
Anderen zeiden:
“Een engel heeft tot Hem gesproken.”
Maar Jezus sprak:
“Niet om Mij was die stem,
maar om u.
Nu heeft er een oordeel over de wereld plaats,
nu zal de vorst dezer wereld worden buiten geworpen;
en wanneer Ik van de aarde zal zijn omhoog geheven
zal Ik allen tot Mij trekken.”
Hiermee duidde Hij aan
welke dood Hij zou sterven.