Lectio altera
Ex Tractátu sancti Irenæi
epíscopi Advérsus hæreses
(Lib. 4, 16, 2-5: SCh 100, 564-572)
Tweede lezing
Uit het Tractaat ‘Tegen de ketters’ van de
H. Irenæus, bisschop
(Lib. 4, 16, 2-5: SCh 100, 564-572)
Het Testament van de Heer
In het Boek Deuteronomium zegt Mozes tot
het volk: God de Heer sloot met u een
verbond op de Horeb. En dit sloot hij niet met uw vaderen, maar met u.
Waarom sloot God dan geen
verbond met de vaderen? Omdat de Wet niet
is gemaakt voor de rechtvaardigen. De vaderen nu, waren rechtvaardig, de
betekenis van de Tien Geboden droegen ze mee, in hun hart en ziel geschreven. Zij
beminden namelijk God, die hen gemaakt had, en onthielden zich van onrecht
tegen hun naaste. Daarom was het voor
hen niet nodig met geschriften vermaand te worden, omdat zij de gerechtigheid
van de Weet in zichzelf bezaten.
Maar toen die gerechtigheid
en liefde jegens God in vergetelheid geraakten en in Egypte geheel verdwenen,
vond God het nodig, om wegens zijn grote welwillendheid jegens de mensen
zichzelf aan hen te tonen door zijn stem.
En met kracht voerde Hij
zijn volk uit Egypte om te bewerken dat de mens opnieuw een leerling en
volgeling van God zou worden; en Hij boezemde zij toehoorders schrik in met een
teken zodat zij Hem niet zouden verachten, die hen gemaakt had.
En Hij gaf zijn volk het
manna, zodat zij een passend voedsel ontvingen, zoals ook Mozes zegt in
Deuteronomium: En Hij voedde u met manna,
dat uw vaderen niet hadden gekend, opdat ge zoudt weten, dat de mens niet
alleen leeft van brood, maar dat de mens zal leven van alle woord van God, dat
voortkomt uit zijn mond.
Hij beval God te beminnen en
sloot daarbij de rechtvaardigheid tegenover de naaste in, om niet
onrechtvaardig en onwaardig tegenover God te zijn. Hij bereidde de mens door de
Tien Geboden voor op zijn vriendschap en de goede verstandhouding met de
naaste. Dat alles was weliswaar voor de mens zelf voordelig maart God heeft
niets van de mens nodig.
Dit alles inderdaad verhief
de mens, omdat het aanvulde wat hem ontbrak, namelijk de vriendschap met God,
maar God zelf gaven zij er niets mee. Want God heeft de liefde van de mens niet
nodig.
Van de andere kant echter
had de mens Gods glorie nodig, die hij op geen andere manier kon verkrijgen dan
door zijn gehoorzaamheid aan God. En daarom zei Mozes hen weer: Kies het leven, opdat gij en uw kroost het
leven mogen hebben door de Heer uw God te beminnen, naar zijn stem te luisteren
en u aan Hem te hechten. Want dat is uw leven en de lengte van uw dagen.
Om de mens voor dat leven op
te voeden legde de Heer, gelijkelijk voor alle mensen, met zijn eigen woorden
de inhoud vast van de Tien Geboden, en zo leven die Geboden op dezelfde wijze
onder ons, die hun uitbreiding en verrijking, maar niet hun afschaffing
verkregen door zijn komst in het vlees.
De voorschriften omtrent de
godsdienst regelde Hij uitsluitend voor zijn volk door Mozes, als geschikt voor
hun onderricht of tot hun straf, zoals Mozes zelf zegt: De Heer beval mij in die tijd u zijn wetten en uitspraken te leren
kennen.
Dit alles, dat hun gegeven
was tot dienstbaarheid en tot een afbeelding, heeft God ingeperkt door een
Nieuw Verbond van vrijheid; maar de voorschriften, die steunen op natuur en
vrijheid en die voor allen gelden, heeft God vermeerderd en uitgebreid: onbekrompen
en rijkelijk heeft Hij de mensen door adoptie de kans gegeven God te kennen als
hun Vader, Hem van ganser harte te beminnen en gewillig zijn Woord te volgen.