Wanneer hoor je nog eens wat over de Tien Geboden die zojuist nog eens (gelukkig maar) de revue passeerden. Ze worden nog wel eens aangehaald als het over normen en waarden gaat, maar verder nemen we ze eigenlijk alleen nog maar voor kennisgeving aan. Zo op het eerste gehoor lijkt het inderdaad net alsof het alleen maar gaat over zaken die verboden zijn. Je zult dit niet en je zult dat niet. Daardoor zou je haast gaan denken dat geloven op de eerste plaats betekent dat je vooral heel veel niet mag, waardoor je voortdurend rondloopt met schuldgevoelens. Maar als we nu eens goed kijken hoe die Tien Geboden in de bijbel geplaatst zijn, en in welke samenhang, dan blijkt dat de bedoeling toch heel anders is.
De Tien Geboden zijn om zo te zeggen niet los verkrijgbaar. Niet los van het verhaal van de bevrijding uit Egypte. En ook niet los van een ontmoeting. Die Tien Geboden worden gegeven binnen een hele bijzondere geschiedenis. Vlak van tevoren namelijk is verteld, dat God naar zijn volk toekomt en afdaalt op de berg Sinaï. Maar ook – van de andere kant – dat Mozes het volk uit het kamp naar de berg leidt, God tegemoet. De Sinaï is dus niet zomaar een of andere toevallige plek, maar de plaats bij uitstek van de ontmoeting tussen God en mensen. Daarom zijn de Tien leefregels geen onpersoonlijke voorschriften uit een wetboek, maar zijn het de woorden van het Verbond, van een relatie dus. Uit die samenhang moeten we de Tien Geboden dus niet losmaken. Wat verder opvalt: er is iemand die spreekt, een ik. En er is iemand die wordt toegesproken: een jij. Telkens een tweede persoon enkelvoud. Dat kom je in onze Nederlandse grondwet, in onze wetboeken of in het kerkelijk recht nooit tegen. Er staat niet: men zal de sabbat heiligen, of: men zal niet knielen voor afgoden. Er staat telkens: jij. Daar kun je makkelijk overheen lezen. Maar wie zich houdt aan deze Tien Geboden, moet dat niet doen omdat hij anders een bekeuring krijgt of gestraft wordt, maar omdat hij zich persoonlijk aangesproken weet. Er is nog iets waar we gemakkelijk over heen kunnen lezen. En dat is de aanhef van de Tien Geboden. Het begint met: Ik ben jouw God die je bevrijd hebt uit Egypte. De aanhef luidt niet: “Ik ben Heer en Meester over hemel en aarde. Je hebt dus maar te doen wat ik zeg”. Er staat iets heel anders: Ik heb je uit het slavenhuis weggehaald. En die aanhef zet de toon voor alle andere woorden.
Alle Tien Geboden vallen dus de titel: uittocht uit het slavenhuis. Ze zijn een handleiding om ook in de toekomst de bevrijding niet verloren te laten gaan, maar juist te beschermen. In de trant van: jullie hebben toch tot je verwondering meegemaakt dat je uit die toestand van ellende en slavernij bent verlost? Nou dan. Dan laat je jezelf toch niet weer onvrij maken door je te verslingeren aan allerlei afgoden van bezit, macht of geldingsdrang? Als je hebt ervaren, dat jou het leven wordt gegund, dan zul je toch zeker niet het leven van anderen onmogelijk gaan maken? Dan zul je je naaste toch niet bedriegen of beschadigen?Want wat heel kort en krachtig geformuleerd staat: niet moorden, niet inbreken in het huwelijk van een ander, niet roven – dat is een gebeitelde samenvatting van: elkaar niet beschadigen. “Je zult” is hier dus niet een dwingend bevel, maar vooral een belofte. Een gevolg van je bevrijding. En wie bevrijd is, die zal ook een ander het leven gunnen. Natuurlijk is met die Tien Geboden niet alles gezegd. Ze zijn ook geen pasklaar antwoord op alle morele vragen waar wij nogal eens mee worstelen. Ze ontslaan ons ook niet van de opdracht om telkens opnieuw te zoeken naar een goede invulling er van in onze tijd. Maar we mogen ons intussen wel verwonderen over de onvervangbare levensvisie die er aan ten grondslag ligt. Een visie die voor ons belangrijk is, als het gaat om de visie op de mens en zijn of haar unieke plek in de samenleving. De Tien Geboden geven ons een verrassend inzicht. Er staat bijvoorbeeld nergens dat wij God allerlei offers moeten brengen. Wel dat je op de zevende dag mag uitrusten. En wat in het oude Oosten een revolutie was: dat knechten en heren op dezelfde dag uitrusten! Die wekelijkse rustdag blijft een van de meest originele en kostbare geschenken van het oude Israël aan de wereld. Dat we dus niet leven om te werken, maar dat we werken om te leven: werkelijk te leven, in de meest volle zin van het woord, een leven te leven dat niet langer bedreigd worden door zonde en dood en uiteindelijk zal duren tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.