In die tijd kreeg ik een bijzondere godsvrucht voor
de heilige Mis en voor, onder alle opzichten goedgekeurde gebeden. Andere
godsvruchtige oefeningen echter, waar vooral vrouwen aan hielden, en die
meestal gepaard gingen met allerlei ceremonies, vond ik onverdraaglijk. Later
bleken ze ongepast en “van bijgelovige aard. De glorievolle heilige Jozef nam
ik tot bemiddelaar en meester. Ik beval me dringend bij hem aan. Ik zag klaar
en duidelijk hoe hij als vader en heer, mij beter uit deze moeilijkheden hielp
dan ik kon vragen. Hij haalde me ook uit andere, nog ergere, waarbij de eer en
het heil van mijn ziel op het spel stonden.
Tot op vandaag herinner ik me niet hem wat dan
ook, zonder resultaat gevraagd te hebben. De grote gunsten me door God op
voorspraak van deze gelukzalige heilige geschonken, zijn gewoon wonderbaar, net
als de manier waarop hij mij uit gevaren naar lichaam en ziel redde.
Aan andere heiligen schijnt God de genade te
verlenen aan een bepaalde behoefte tegemoet te komen. Maar bij ondervinding
weet ik dat Hij aan deze glorievolle Heilige verleent in alles te voorzien.
Daardoor laat God blijkbaar verstaan hoe Hij, op aarde onderworpen aan wie zijn
vader genoemd werd – zijn voedstervader die Hem mocht bevelen – ook nu in de
hemel nog doet wat die Hem vraagt. Heel wat anderen aan wie ik de raad gaf tot
hem te gaan, ondervonden hetzelfde. Vanuit deze ervaring gaan velen hem opnieuw
vereren.
Ik deed mijn best zijn feest heel luisterrijk te
vieren. Alles moest zo verzorgd en zo goed mogelijk verlopen. Maar al was mijn
bedoeling niet verkeerd, ik liet me toch meer leiden door ijdelheid dan door de
ware geest. Als de Heer me de genade gaf iets goeds te doen, dan zat het altijd
vol onvolmaaktheden en tekortkomingen. De fout ligt hierin: ik was in mijn
ijver bijzonder vaardig in het verkeerde, het overbezorgde, het ijdele. God
vergeve het mij.
Vermits ik ondervond hoeveel die glorievolle
heilige bij God vermocht, wilde ik iedereen voor hem winnen. Ik ken niemand die
hem werkelijk vereerde en bijzonder diende en niet flink vorderde in deugd.
Zielen die hun toevlucht tot hem nemen, helpt hij op allerlei manieren. Al
meerdere jaren, meen ik, vraag ik hem iets op zijn feestdag en telkens krijg ik
het. Zit mijn vraag scheef, dan weet hij ze recht te trekken en voor mij nuttig
te maken.
Had ik als schijfster enig gezag, ik zou van
ganser harte uitweiden en, in het lang en breed vertellen over de gunsten, die
deze glorierijke heilige aan mij en aan anderen schonk. Ik wil echter niet méér
zeggen dan me opgedragen werd. Wat sommige zaken betreft zal ik korter zijn dan
ik wens, en over andere weer langer dan nodig. Zo zal het worden. Ik weet
immers niet altijd zo goed te onderscheiden wat best is. Maar aan wie me niet
gelooft vraag ik, probeer het uit liefde tot God. De ondervinding zal je leren
hoe goed het is zich aan die roemrijke patriarch toe te vertrouwen en hem te
vereren. Vooral mensen die zich aan het gebed wijden, zouden hem genegen moeten
zijn. Ik kan mij niet inbeelden hoe je aan de Koningin der Engelen kunt denken
en aan de lange tijd die zij doorbracht met het Kindje Jezus, zonder Sint-Jozef
te danken omdat hij hen zo goed hielp.
Vind je geen meester voor je gebed, neem dan deze glorierijke
heilige tot leraar. Je zult niet verdwalen onderweg.
Geve God dat het niet verkeerd van me was hierover
zo aanmoedigend te spreken. Want, zelf vereerde ik hem wel openlijk, maar om
hem te dienen en na te volgen schoot ik steeds opnieuw te kort. Hij schonk mij
nochtans de grote gunst weer te kunnen staan en lopen en niet langer verlamd te
zijn. Maar zoals steeds misbruikte ik ook deze gunst.
Teresa
van Avila over de heilige Jozef, uit Mijn
leven. Autobiografie, Gent 1984, hfdst. 6, nn. 6-8