maandag 29 februari 2016

Overweging bij de Plechtige Geloften van een medezuster




Alleen dit: vergetend wat achter me ligt en me richtend op wat voor me ligt, streef ik naar het doel: de prijs van de hemelse roeping, die God in Christus Jezus tot mij richt. (Fil 3, 13 b. 14).

Deze gedachte hield mij voortdurend bezig toen ik mij voorbereidde op de Plechtige Geloften. Terwijl ik er niet naar zocht, bleef deze tekst van Paulus in mijn hoofd. Ik besefte dat het niet mijn eigen gedachten waren en herkende hierin  sterk de werking van de H. Geest. Ik werd als het ware erdoor voortgestuwd.
Tijdens de retraite vóór de Geloften bleven deze woorden zich innerlijk herhalen. Je weet: je laat alles achter, maar dáár gaat het niet om, het gaat om hetgeen voor je ligt: de prijs van Gods hemelse roeping. Als een atleet werp je je als het ware naar voren om de eeuwige prijs te halen, en je denkt niet meer aan wat achter je ligt.
Ook het volgende gebed van Augustinus bad ik talloze malen voor het tabernakel in de uren vóór mijn Professie, het was als het ware een levensprogramma.

Laat mij mezelf kennen, laat mij U kennen,
 en niets begeren dan U alleen.
 Laat mij mezelf haten en U beminnen
 en alles doen om U alleen.
 Laat mij kleiner worden en U groter,
 en denken slechts aan U alleen.
 Laat mij aan mijzelf sterven en leven in U,
 en wat mij overkomt, aanvaarden van U.
 Laat mij mezelf vervolgen en U navolgen
 en altijd verlangen U te volgen.
 Laat mij mezelf ontvluchten en vluchten tot U,
 om zo door U beschermd te worden.
 Laat mij mezelf vrezen en U vrezen,
 om onder Uw geroepenen te zijn.
 Laat mij mezelf wantrouwen en vertrouwen op U,
 gehoorzamen wil ik omwille van U.
 Laat mij aan niets gehecht zijn dan aan U
 en arm zijn omwille van U.
 Zie naar mij, opdat ik U beminne,
 roep mij, opdat ik U aanschouwe
 en U in eeuwigheid smake. (H. Augustinus)

De stap van alles loslaten en jezelf vergeten om God “ALLES” te laten zijn was in feite ook al gebeurd bij de verschillende fasen tijdens het begin van het religieuze leven: De intrede, het noviciaat en de Tijdelijke Geloften. Elke keer een heel bewuste en vrije keuze in volle overgave aan God, de Kerk, de Orde van het H. Graf en de communiteit.
Wat is dan anders bij de Plechtige Geloften? Het definitieve karakter. Ook omdat men door de plechtige professie de bekwaamheid verliest goederen te verwerven of te bezitten. Je bent geroepen tot een algehele afhankelijkheid van de Orde en de communiteit; uitgedrukt in de Constituties en de Regel van Augustinus. Het afstand doen van goederen is één van de voorwaarde van de Plechtige Professie, naast die van de gehoorzaamheid en kuisheid.
Het allerbelangrijkste is het streven naar de volmaaktheid, het doel van de gelofte, omwille van  de gelijkvormigheid met Christus, het toewijden van jezelf aan God als een zuivere offerande.
De Kerk erkent deze levenswijze en bekrachtigt deze, dat is een heel groot goed. Dat is iets wat mij met de Plechtige Professie heel duidelijk is geworden en wat onze Priorin ons destijds ook op het hart drukte.
Nu wij weer binnenkort, als het God belieft, de Plechtige Professie van een medezuster mogen beleven, komen vanzelf al die herinneringen weer op aan de eigen Professie en dat brengt opnieuw  de genade onszelf te onderzoeken of wij werkelijk aan onze hemelse roeping beantwoorden.

zaterdag 27 februari 2016

Introitus Derde Zondag Quadragesima (Veertigdagentijd) Oculi mei semper ad Dominum

Collectegebed Derde zondag Veertigdagentijd "Wil ons in Uw barmhartigheid steeds weer oprichten"


I n l e i d i n g
Steeds weer opnieuw wordt God in de gebeden van de Kerk als de barmhartige en goede God aangesproken; in dit collectegebed met een bijzondere nadruk als “de bron van alle ontferming en goedheid”. Hij is niet alleen zelf barmhartig en goed, maar ook Schepper, die barmhartigheid en goedheid bewerkt. Met het berouwvolle gebed: “Ach Heer, grote en geduchte God, die het verbond gestand doet en vol erbarmen zijt voor hen die U liefhebben en uw geboden onderhouden” richtte de profeet Daniël (Dan 9,4b) zich tot God, maar God is óók barmhartig voor hen die Hem niet liefhebben en die niet zijn geboden onderhouden.
Uit de hand van God kan slechts het goede voortkomen: “God zag, dat alles wat Hij gemaakt had, goed was” (Gen 1,31). Waar het goede ontstaat, daar is God de Oorsprong en de Bewerker: “Elke goede gave, elk volmaakt geschenk daalt neer van boven, van de Vader der hemellichten” (Jac 1,17).
Daarom is God er ook als het ware op uit het kwaad en bijzonder het boze in de wereld te delgen, zoals een geneesheer die een zieke heelt.

T e k s t
Missale Romanum 1970
Deus, omnium misericordiarum et totius bonitatis auctor,
qui peccatorum remedia
in ieiuniis, orationibus et eleemosynis demonstrasti,
hanc humilitatis nostræ confessionem propitius intuere,
ut, qui inclinamur conscientia nostra,
tua semper misericordia sublevemur.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
God, alle goedheid en barmhartigheid vindt haar oorsprong in U:
Gij leert ons dat vasten, gebed en vrijgevigheid middelen tegen de zonde zijn.
Zie genadig naar ons, zwakke mensen, die onze schuld belijden;
onder onze fouten gaan wij gebukt,
maar wil ons in uw barmhartigheid telkens weer oprichten.
Werkvertaling                                                                             
God, Schepper van alle barmhartigheid en van heel de goedheid,                                            
(Gij) die de redmiddelen voor de zonden hebt aangewezen in vasten, gebeden en aalmoezen,
richt uw blik genadig op deze belijdenis van onze zwakheid,                                                       
zodat wij, die ons klein maken door ons geweten,                                                         
altijd weer door uw barmhartigheid opgericht worden.                                                                                                                                                                                                                                          L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n

Het collectegebed gaat terug tot op het Gelasianum Vetus f. 249 (Vat. Reg. lat. 316, 1e helft 8e eeuw) en andere contemporaine codices (E.Moeller, J.M.Clément en B. Coppieters ’t Wallant, Corpus Orationum II, Pars I, Turnhout 1993, nr. 1289) en heeft sinds de postconciliaire liturgische hervorming voor het eerst een plaats gekregen in het Romeinse Missaal.

S t r u c t u u r a n a l y s e  e n  s t i j l f i g u r e n

1.Deus, omnium misericordiarum et totius bonitatis auctor,
2.qui peccatorum remedia
in ieiuniis, orationibus et eleemosynis demonstrasti,
3.hanc humilitatis nostræ confessionem propitius intuere,
4.ut, qui inclinamur conscientia nostra,
tua semper misericordia sublevemur.
Ad 1
Deus, omnium misericordiarum et totius bonitatis auctor: uitgebreide anaklese (aanroeping van de Naam van God) met vermelding van de goddelijke eigenschappen van misericordia / barmhartigheid en bonitas / goedheid, onderstreept door de adiectieva omnis / elk, ieder en in het meervoud alle en totus / geheel, volledig, die een volmaakte maat uitdrukken. Deus: vocativus, gevolgd door een nevengeschikte zin waarin God vervolgens wordt aangesproken als auctor/bewerker van genoemde eigenschappen. Auctor: vocativus, gevolgd door de bijvoeglijke bepaling omnium….bonitatis, vier genitivusvormen die het substantivum auctor nader verklaren (genitivus explicativus).
Ad 2
qui peccatorum remedia in ieiuniis, orationibus et eleemosynis demonstrasti: relatieve bijzin met het verbum demonstrasti (2e pers. enkelv. van het perfectum activi) [Gij] die hebt aangewezen, dat het object peccatorum remedia, de geneesmiddelen van/voor de zonden in de accusativus (remedia) bij zich heeft; peccatorum, bijvoeglijke bepaling in de genitivus als object van remedia (genitivus obiectivus). In ieiuniis, orationibus et eleemosynis: bijwoordelijke bepaling samengesteld uit het voorzetsel in dat de ablativus bij zich heeft, waarmee wordt aangeduid waarin de remedie is gelegen.
In deze bijzin wordt Gods handelen in herinnering geroepen (anamnese), zijn raadgevingen en oproepen tot het Joodse volk in tijden van onheil alsook de aanwijzingen van Jezus wanneer Hij bijvoorbeeld de Apostelen instrueert inzake duiveluitdrijvingen.
Ad 3
hanc humilitatis nostræ confessionem propitius intuere, hoofdzin centraal in de oratie met eerste deel van de bede. Intuere, imperativusvorm van het deponens intueri (voor betekenissen zie bespreking collectegebed vorige zondag). Propitius, genadig, genegen, (goed)gunstig: bijwoordelijke bepaling bij het verbum; hanc humilitatis nostræ confessionem: object van het verbum intuere met de congruerende accusativusvormen hanc…onfessionem. In dit zinsdeel een hyperbaton. Klassieke plaatsing van de bijvoeglijke bepaling (humilitatis nostræ: congruerende genitivi) tussen de naamwoorden (hanc..confessionem) die door deze bepaling nader gepreciseerd worden.
Ad 4
ut, qui inclinamur conscientia nostra [a], tua semper misericordia sublevemur [b]: finale/doelaangevende bijzin klassiek ingeleid door het voegwoord ut, onderbroken door de relatieve bijzin qui…nostra. De ut-zin bevat het tweede deel van de bede met finaal aspect [b] met het karakter van een wens (optativus), vandaar het verbum sublevemur in de coniunctivus, hetgeen bevorderd moet worden door de gesteltenis van de bidders [a]. Semper/altijd: bijwoordelijke bepaling van tijd; tua [semper] misericordia: bijwoordelijke bepaling in de ablativus: door uw barmhartigheid (ablatvus causæ). Hyperbaton.
[ut] qui inclinamur conscientia nostra: relatieve oftewel bijvoeglijke bijzin, ingeleid door het relativum qui met het ingesloten antecedent wij, uitgedrukt door de persoonsuitgang -mur van het gezegde inclinamur , 1e pers. meervoud van het passief gebruikte werkwoord inclinare (= 1. neigen, buigen 2. ingieten, inschenken 3. pass. wankelen en ook zich bukken, zich klein/nederig maken) in de indicativus omdat het verbum een realiteit aanduidt
De verba inclinamur en sublevemur vormen een mooie antithese.
Drie van de vier verba in de oratie staan naar klassiek gebruik achteraan.
B i j b e l s e  b r o n n e n  e n  c o n t e x t

Cf. Tob 12,8-9; Matth 6,1-18
Het collectegebed herinnert ons aan de door Jezus zelf aangewezen heelmiddelen voor de zonden: gebed, vasten (cf Math 6,1-18; 9,14), het geven van aalmoezen en werken van barmhartigheid (cf Math 6,1; Luc 12,33). Wanneer Jezus de epileptische demon uitdrijft zegt Hij dat dit soort demonen slechts door gebed én vasten is uit te drijven (cf  Mc 9,29). In Handelingen 10 verzekert een engel de centurio Cornelius dat zijn gebeden en aalmoezen bij God behagen hebben gevonden (letterlijk: Uw gebeden en aalmoezen zijn omhoog gestegen en voortdurend in Gods gedachte).
S i n t  A u g u s t i n u s:

“Vis orationem tuam volare ad Deum?  Fac illi duas alas, ieiunium et eleemosynam”.
Wil je dat je gebed tot God opvliegt? Geef het dan twee vleugels: vasten en aalmoezen.
(Enarratio in Ps 42, 8).
I n h o u d

God wordt aangesproken als de Vader van barmhartigheid en voortbrenger (bron) van alle goedheid en verder beschreven als degene die aangeeft dat vasten, gebed en aalmoezen (heils)-middelen zijn tegen de zonde. Het tweede is een toepassing van het eerste en onderstreept dat God Zijn barmhartigheid uitstrekt over ons in het tweevoudige feit dat er (heils)-middelen bestaan tegen de zonde en Hij heeft ons verteld wat deze zijn.
Het collectegebed vraagt God om barmhartig en genadig neer te zien op “deze belijdenis van onze geringheid)” opdat wij die gebukt gaan onder ons schuldbewustzijn - qui inclinamur conscientia nostra - altijd door Uw barmhartigheid weer worden opgericht - tua semper misericordia sublevemur.
Ons  schuldbewustzijn en Gods barmhartigheid worden geplaatst tussen twee tegengestelde woorden. Inclino betekent zich bukken, doorbuigen, klein maken; en sublevo opheffen, oprichten, ondersteunen. Het sub van sublevo draagt het concept met zich mee dat het oprichten plaatsvindt met ondersteuning van beneden uit. Wij die gebukt gaan of zelfs verpletterd worden onder het gewicht van schuld, een schuld die ons geweten erkent, vragen te mogen worden opgericht door de bestendige en onderliggende ondersteuning van Gods barmhartigheid.
Gods barmhartigheid is het sleutelwoord van het collectegebed en wordt bij elkaar driemaal genoemd: misericordiarum, misericordia en propitius (naar de betekenis). Wij vragen God op de belijdenis van onze zwakheid (kleinheid) neer te zien of barmhartig te beschouwen; dit is niet eenvoudig het collectegebed dat wij bidden, maar het is de wijze waarop wij ernaar streven om te vasten, te bidden en aalmoezen te geven – dat is de wijze waarop wij onszelf geven aan de door God geopenbaarde middelen tegen de zonde.
Dit is in het postconciliaire missaal het eerste collectegebed van een zondag in de Veertigdagentijd waarin gewag wordt gemaakt van onze zondigheid of waar gesproken wordt over lichamelijke ascese – en dit doet het in beide opzichten op krachtige wijze.
In de Veertigdagentijd toont God ons - zoals gezegd -  een weg naar genezing door middel van vasten, gebed en het geven van aalmoezen. Dit is “een tijd van meer toeleg op het bidden, van grotere aandacht voor de liefde tot de naaste, een tijd van grotere trouw aan de sacramenten” om met een zuiver hart naar Pasen op te gaan, zo formuleert de eerste Prefatie van deze liturgische tijd deze weg. Een weg afgelegd door de biddende gemeenschap met werken van versterving, gebed en liefde. Zo “behoedt God ons, zondaars, voor overmoed en eigenwaan en omdat wij het voedsel broederlijk delen met hen die honger hebben maakt Hij ons tot navolgers van zijn goedheid en mildheid” (vgl. Prefatie II van de Veertigdagentijd). Diep gebogen en vol schaamte bij het onderzoeken van haar geweten bekent de Kerk en wij met haar, onze zonden en vragen God ons in zijn barmhartigheid weer op te richten alsook zijn hulp om staande te blijven tijdens de volgende etappes van de zware vastenmars. Brengen wij ons de militaire beeldspraak voor onze oefeningen in herinnering en de discipline die we de afgelopen weken hebben betracht!

Gewetensonderzoek is een goede oefening voor de nederigheid.
Het onderzoek van ons geweten brengt dikwijls zaken aan het licht die ons doen vrezen of ons de moed ontnemen. Als we slap zijn in onze houding of ons geloof, zal de duivel, die oude vijand van onze zielen, de “vader van de leugen” ons rauw confronteren met onze lelijkheid en ons aanzetten alle hoop te laten varen nog een goed moreel leven te kunnen leiden, of in het uiterste geval, gered te worden.
Of op een minder dramatisch vlak, we kunnen versagen in onze voornemens voor de Veertigdagentijd waarbij één enkele dag een vrije val naar beneden kan veroorzaken zodat we de vlag strijken en opgeven.
Daarom is de “vastendiscipline” zo belangrijk.
Door gedisciplineerd vast te houden aan een voornemen ook al breekt het ons nog zo op, leren we onze begeerten te besturen, ons geweten te onderzoeken, boete te doen en het “vlees” te laten ondervinden wat deugd is.
In combinatie met zelftucht (discipline) zullen erkenning van zonden en tekorten ons doen “buigen”, om met ootmoedig vertrouwen een beroep te doen op de barmhartigheid van Christus die de prijs voor onze verlossing heeft betaald.

Het Gregoriaanse repertoire heeft twee Latijnse gezangen bewaard die vanwege hun boetvaardig karakter in tekst en melodie, traditioneel in de Veertigdagentijd door de katholieke Kerk worden gebruikt. Het zijn het strofische gezang “Parce, Domine, parce populo tuo; ne in aeternum irascaris nobis” waarvan de beginregel, die tegelijk refrein, is teruggaat op Joel 2,17 en de hymne “Attende Domini, et miserere quia peccavimus tibi” waarvan de tekst steunt op een 10e eeuwse Mozarabische litanie. (Het Collectegebed van de 2e zondag van de Veertigdagentijd stamde eveneens uit de Mozarabische liturgische traditie (Spanje, 4e-9e eeuw).
Bij velen – en ook bij de schola van de Basiliek van Sint Odiliënberg – is het “Attende Domine” een ook door de gelovigen in de kerk inclusief zusters gewaardeerd favoriet gezang in deze bijzondere liturgische tijd.
V o c a b u l a r i u m

Auctor, - oris,  1. schepper, verwekker 2. maker, bewerker, schrijver (vgl. auteur en autoriteit van auctoritas, - atis, gezag).
Demonstrare, 1.aanwijzen, tonen 2. uiteenzetten 3. bewijzen (vgl. demonstreren, demonstratie, demonstratief).
Remedium, -i, 1.geneesmiddel 2. heilmiddel, redmiddel (vgl. remedie).
Ieiunium, -i, 1. het vasten 2. het nuchter zijn 3. honger.
Eleemosyna, -æ, aalmoes. Afgeleid van het oud-Griekse ἐλεήμων (eleimon), wat barmhartig betekent. (Geldelijke gift of materiële gave aan de armen).
Misericordia betekent “barmhartigheid”, “ontferming”, “mededogen”, “genade”; in het meervoud “werken van barmhartigheid”. In de oraties van het Romeins Missaal komen beide vormen en betekenissen frequent voor.  Sublevo betekent letterlijk “optillen/opheffen van beneden”, “ondersteunen” en vandaar “bijstaan, troosten”. De werkwoordsvorm sublevamus vinden we in de reeds boven genoemde mooie vastenhymne Attende, Domine:
Ad te Rex summe, omnium Redemptor,
oculos nostros sublevamus flentes:
exaudi, Christe, supplicantum preces.

Tot U, hoogverheven Koning, Verlosser van ons allen,
slaan wij wenend onze ogen op:
Christus, verhoor de gebeden van hen die tot U smeken.

Confessio, onis is in de Latijnse Vulgaat  (Hebr 3,1) en in Epistola 7,5 van de H. Gregorius de Grote (+604)  “geloof, geloofsbelijdenis” in de betekenis van “een belijden, een erkenning van Christus”. Bij de H. Augustinus heft confessio drie hoofdbetekenissen: “het belijden van het geloof in God”, “de lof van God, en het belijden van onze zonden tegenover God, schuldbelijdenis”.

Conscientia, æ betekent op de eerste plaats “kennis van iets samen met iemand anders”.  Merk de eenheid op in de kennis, uitgedrukt in het voorvoegsel  con- . Het betekent ook “bewustzijn” in de zin van kennis van gevoelens over een zaak. Het heeft ook een morele betekenis in de zin van “bewustzijn van goed of slecht”. 

vrijdag 26 februari 2016

Kardinaal Newman - Kruisweg - The Stations of the Cross 11

Elfde statie

Jezus wordt aan het kruis genageld.

V. Wij aanbidden U, Christus, en loven U.
R. Omdat Gij door Uw heilig Kruis de wereld verlost hebt.

Het kruis wordt op de grond gelegd, en Jezus wordt er op uitgestrekt, en dan zwaar heen en weer schokkend wordt het met veel moeite neergeploft in de kuil die er voor gemaakt is. Of, zoals anderen menen, het wordt opgericht en Jezus wordt er tegen opgehesen en er aan vastgemaakt. Terwijl de woeste beulen er de grote nagelen inhameren, biedt Hij zich aan de eeuwige Vader aan als losprijs voor de wereld.
Ja, men richtte het Kruis op, en men plaatste een ladder er tegen, en na Hem van zijn klederen te hebben beroofd, deed men Hem er tegenop klimmen. Terwijl Hij met zijn handen zwak de zijden greep en de treden, en met zijn voeten langzaam, onzeker, met veel inspanning, en vele misstappen, naar boven klom, steunden de soldaten Hem van weerszijden, anders zou Hij gevallen zijn. Toen Hij dan het uitsteeksel waarop zijn heilige voeten zouden staan bereikt had, draaide Hij zich met tere bescheidenheid en zachtheid om naar het woeste gepeupel, en Hij strekte de armen uit alsof Hij ze wilde omhelzen. Dan plaatste Hij vol liefde de bovenkant van zijn handen tegen de dwarsbalk, wachtend op de beulen met hun scherpe nagels en zware hamers om ze door de palm van zijn handen heen te drijven en aldus stevig vast te maken aan het hout. Daar hing Hij, een onbegrijpelijkheid voor de menigte, een schrik voor de boze geesten, de verbazing, het ontzag, maar tevens de vreugde en de aanbidding van de heilige engelen.

Onze Vader, Wees gegroet, enz.

V. Ontferm U over ons, Heer, ontferm U over ons.
R. O God, wees ons zondaars genadig.


Mogen de zielen der gelovigen in vrede rusten. Amen.
---------------------------------------------------------------------
HE ELEVENTH STATION 

Jesus is stripped, and drenched with gall.

V. Adoramus te, Christe, et benedicimus tibi.

R. Quia per sanctam Crucem tuam redemisti mundum.>

The Cross is laid on the ground, and Jesus stretched upon it, and then, swaying heavily to and fro, it is, after much exertion, jerked into the hole ready to receive it. Or, as others think, it is set upright, and Jesus is raised up and fastened to it. As the savage executioners drive in the huge nails, He offers Himself to the Eternal Father, as a ransom for the world. The blows are struck--the blood gushes forth.

Yes, they set up the Cross on high, and they placed a ladder against it, and, having stripped Him of His garments, made Him mount. With His hands feebly grasping its sides and cross-woods, and His feet slowly, uncertainly, with much effort, with many slips, mounting up, the soldiers propped Him on each side, or He would have fallen. When he reached the projection where His sacred feet were to be, He turned round with sweet modesty and gentleness towards the fierce rabble, stretching out His arms, as if He would embrace them. Then He lovingly placed the backs of His hands close against the transverse beam, waiting for the executioners to come with their sharp nails and heavy hammers to dig into the palms of His hands, and to fasten them secure to the wood. There He hung, a perplexity to the multitude, a terror to evil spirits, the wonder, the awe, yet the joy, the adoration of the Holy Angels.

Pater, Ave, etc.

donderdag 25 februari 2016

Kardinaal Newman - Kruisweg - The Stations of the Cross 10


Tiende statie

Jezus wordt ontkleed en met gal gelaafd

V. Wij aanbidden U, Christus, en loven U.
R. Omdat Gij door Uw heilig Kruis de wereld verlost hebt.

Eindelijk is Hij aangekomen op de plaats van het offer, en men begint Hem gereed te maken voor het kruis. De klederen worden Hem van het bloedende lichaam gescheurd, de Heilige der Heiligen staat daar blootgesteld aan de blikken van de ruwe en spottende menigte.
O, Gij, die in Uw Passie van al Uw klederen werd beroofd en prijsgegeven werd aan de nieuwsgierigheid en de spotlust van het gepeupel, ontkleed mij hier en nu van mijzelf, opdat ik op de Laatste Dag niet te schande kom te staan voor mensen en engelen. Gij hebt de beschaming op Calvarië ondergaan, om mij de beschaming op de oordeelsdag te besparen. Gij had niets om U persoonlijk te beschamen, en de beschaming die Gij toch onderging was alleen omdat Gij de menselijke natuur had aangenomen. Toen men de kleding van U afnam, waren die onschuldige ledematen van U slechts voorwerpen van nederige en liefdevolle aanbidding voor de hoogste serafijnen. Zij stonden om U heen in sprakeloos ontzag, verbaasd over Uw schoonheid, en zij sidderden over Uw oneindige zelfvernedering. Maar ik, o Heer, hoe zal ik er uitzien, als Gij mij eenmaal aan aller blikken prijsgeeft, ontdaan van dat kleed van genade dat van U komt, en te zien in mijn eigen persoonlijk leven en mijn eigen natuur? Ach, hoe afzichtelijk ben ik van mezelf, zelfs in mijn beste ogenblikken. Ook wanneer ik gereinigd ben van mijn doodzonden, welk een ziekte en welk bederf is dan nog te zien in mijn dagelijkse zonden. Hoe zal ik ooit geschikt kunnen zijn voor het gezelschap van engelen, hoe voor Uw tegenwoordigheid, als Gij niet die vuile melaatsheid wegbrandt in de vlammen van het Vagevuur?

Onze Vader, Wees gegroet

V. Ontferm U over ons, Heer, ontferm U over ons.
R. O God, wees ons zondaars genadig.

Mogen de zielen der gelovigen in vrede rusten. Amen.
------------------------------------------------------------------
 THE TENTH STATION

Jesus is stripped, and drenched with gall.

V. Adoramus te, Christe, et benedicimus tibi.

R. Quia per sanctam Crucem tuam redemisti mundum.>

At length He has arrived at the place of sacrifice, and they begin to prepare Him for the Cross. His garments are torn from His bleeding body, and He, the Holy of Holiest, stands exposed to the gaze of the coarse and scoffing multitude.

O Thou who in Thy Passion wast stripped of all Thy clothes, and held up to the curiosity and mockery of the rabble, strip me of myself here and now, that in the Last Day I come not to shame before men and Angels. Thou didst endure the shame on Calvary, that I might be spared the shame of the Judgment. Thou hadst nothing to be ashamed of personally, and the shame which Thou didst feel was because Thou hadst taken on Thee man's nature. When they took from Thee Thy garments, those innocent limbs of Thine were but objects of humble and loving adoration to the highest Seraphim. They stood around in speechless awe, wondering at Thy beauty, and they trembled at Thy infinite self-abasement. But I, O Lord, how shall I appear if thou shalt hold me up hereafter to be gazed upon, stripped of that robe of grace which is Thine, and seen in my own personal life and nature? O how hideous I am in myself, even in my best estate. Even when I am cleansed from my mortal sins, what disease and corruption is seen even in my venial sins. How shall I be fit for the society of Angels, how for Thy presence, until Thou burnest this foul leprosy away in the fire of Purgatory?

Pater, Ave, etc.

woensdag 24 februari 2016

Kardinaal Newman - Kruisweg - The Stations of the Cross 9


Negende statie

Jezus valt voor de derde maal

V. Wij aanbidden U, Christus, en loven U.
R. Omdat Gij door Uw heilig Kruis de wereld verlost hebt.

Jezus had nu bijna de top van Calvarië bereikt; maar voordat Hij op de plek waar Hij zou gekruisigd worden, was aangekomen, viel Hij opnieuw, en wordt Hij opnieuw voortgesleept en voortgedreven door het onmenselijke soldatenvolk.
In de heilige Schrift lezen wij van een drievoudige val van Satan, de boze geest. De eerste had plaats in het begin; de tweede toen het Evangelie en het koninkrijk des Hemels aan de wereld werd verkondigd; de derde zal geschieden bij het einde van de wereld. De eerste wordt ons verhaald door Sint Jan de Evangelist. „Er barstte een strijd los in de hemelˮ zegt hij (Openb 12, 7). Michaël met zijn engelen streed tegen de draak; ook vochten de draak en zijn engelen. Maar zij legden het af, en er was geen plaats meer voor hem in de hemel. De grote draak werd neergesmakt, de oude slang, die Duivel en Satan heet. De tweede val, ten tijde van het Evangelie, wordt vermeld door de Heer zelf als Hij zegt „Ik zag Satan als een bliksemstraal uit de hemel vallenˮ (Lc 10, 18) En de derde weer door Sint Jan: „Vuur viel neer uit de hemel… en de duivel… werd neergeworpen in de poel van vuur en zwavelˮ (Openb 20, 9, 10).

Ofwel: 

Aan deze drievoudige val – in het verleden, in het tegenwoordige, en in de toekomst – dacht de boze Geest toen hij Judas overhaalde om de Heer te verraden. Dat was immers zijn uur. Toen de Heer gegrepen werd, zei Hij tot zijn vijanden: „Dit is uw uur, en dit is de macht der duisternisˮ (Lc 22, 53). Satan wist dat zijn tijd van korte duur was, en hij nam zich voor er ten volle gebruik van te maken. Zonder evenwel te vermoeden dat hij slechts handelde ten behoeve van de verlossing der wereld, die door het lijden en de dood van de Heren ging geschieden, sloeg hij Hem met een gevoel van wraak en, naar hij meende, van zegepraal, eenmaal neer, en tweemaal, en driemaal, telkens met een zwaardere slag. De zwaarte van het kruis, de barbaarsheid van de soldaten en van de menigte dienden hem slechts als werktuigen. O Jezus, eniggeboren Zoon van God, o Mensgeworden Woord, wij prijzen, aanbidden en beminnen U om Uw onuitsprekelijke minzaamheid, waardoor Gij gewild hebt een tijd lang te vallen in de handen en onder de macht van de vijand van God en de mensen, ten einde ons daardoor te redden van het gevaar zijn dienaren en gezellen te worden in eeuwigheid.

Ofwel: - Dit is de ergste val van de drie. Nu hebben zijn krachten het voor het ogenblik geheel en al begeven, en het duurt enige tijd voordat de barbaarse soldaten Hem weer kunnen bijbrengen. Ach, Hij onderging bij voorbaat wat er met mij zou gebeuren. Ik word hoe langer hoe slechter. Van het begin af ziet Hij het einde. Al de tijd dat Hij zich voortsleepte de heuvel van Calvarië op, dacht Hij aan mij. Hij zag dat ik opnieuw zou vallen niettegenstaande alle vroegere waarschuwingen en alle vroegere bijstand. Hij zag dat ik me veilig zou gaan gevoelen en op mezelf zou vertrouwen, en dat de vijand me dan zou aanvallen met nieuwe bekoring waaraan ik niet gedacht had ooit te zullen blootstaan. Ik dacht dat ik slechts zwak was van één bepaalde zijde; en ik kende die zijde. Het kwam niet bij me op dat ik ook van een andere zijde niet sterk was. En zo kon Satan mij aanvallen van een onbewaakte zijde, en was hij mij te slim af wegens mijn zelfvertrouwen en mijn zelfingenomenheid. Het ontbrak mij aan nederigheid. Ik dacht dat mij geen kwaad kon overkomen, ik dacht dat ik het gevaar van te zondigen had overleefd; ik dacht dat het gemakkelijk genoeg was in de hemel te komen, en ik was niet waakzaam, en aldus viel ik voor de derde maal.
Onze Vader, Wees gegroet

V. Ontferm U over ons, Heer, ontferm U over ons.
R. O God, wees ons zondaars genadig.

Mogen de zielen der gelovigen in vrede rusten. Amen.
----------------------------------------------------------------------
 THE NINTH STATION

Again, a third time, Jesus falls.

V. Adoramus te, Christe, et benedicimus tibi.

R. Quia per sanctam Crucem tuam redemisti mundum.>

Jesus had now reached almost to the top of Calvary; but, before He had gained the
very spot where He was to be crucified, again He fell, and is again dragged up and
goaded onwards by the brutal soldiery.

We are told in Holy Scripture of three falls of Satan, the Evil Spirit. The first was in the beginning; the second, when the Gospel and the Kingdom of Heaven were preached to the world; the third will be at the end of all things. The first is told us by St. John the Evangelist. He says: "There was a great battle in heaven. Michael and his Angels fought with the dragon, and the dragon fought, and his angels. And they prevailed not, neither was their place found any more in heaven. And that great dragon was cast out, the old serpent, who is called the devil and Satan." The second fall, at the time of the Gospel, is spoken of by our Lord when He says, "I saw Satan, like lightning, falling from heaven." And the third by the same St. John: "There came down fire from God out of heaven, ... and the devil ... was cast into the pool of fire and brimstone."

These three falls--the past, the present, and the future--the Evil Spirit had in mind  when he moved Judas to betray Our Lord. This was just his hour. Our Lord, when He was seized, said to His enemies, "This is your hour and the power of darkness." Satan knew his time was short, and thought he might use it to good effect. But little dreaming that he would be acting in behalf of the world's redemption, which our Lord's passion and death were to work out, in revenge, and, as he thought, in triumph, he smote Him once, he smote Him twice, he smote Him thrice, each successive time a heavier blow. The weight of the Cross, the barbarity of the soldiers and the crowd, were but his instruments. O Jesus, the only-begotten Son of God, the Word Incarnate, we praise, adore, and love Thee for Thy ineffable condescension, even to allow Thyself thus for a time to fall into the hands and under the power of the Enemy of God and man, in order thereby to save us from being his servants and companions for eternity.

Or this,

This is the worst fall of the three. His strength has for a while utterly failed Him, and it is some time before the barbarous soldiers can bring Him to. Ah! it was His anticipation of what was to happen to me. I get worse and worse. He sees the end from the beginning. He was thinking of me all the time He dragged Himself along, up the Hill of Calvary. He saw that I should fall again in spite of all former warnings and former assistance. He saw that I should become secure and self-confident, and that my enemy would then assail me with some new temptation, to which I never thought I should be exposed. I thought my weakness lay all on one particular side which I knew. 

I had not a dream that I was not strong on the other. And so Satan came down on my unguarded side, and got the better of me from my self-trust and self-satisfaction. I was wanting in humility. I thought no harm would come on me, I thought I had outlived the danger of sinning; I thought it was an easy thing to get to heaven, and I was not watchful. It was my pride, and so I fell a third time.

Pater, Ave, etc.