woensdag 17 februari 2016

Kardinaal Newman - Kruisweg - The Stations of the Cross 4

Vierde statie

Jezus ontmoet zijn Moeder

V. Wij aanbidden U, Christus, en loven U.
R. Omdat Gij door Uw heilig Kruis de wereld verlost hebt.

Jezus staat weer op; ofschoon door zijn val opnieuw gewond, gaat Hij verder, met het kruis nog steeds op de schouders. Hij loopt voorovergebogen; maar op een gegeven ogenblik kijkt Hij op en ziet zijn Moeder. Een ogenblik slechts zien zij elkander, en Hij gaat weer voort.
Maria zou liever al zijn pijnen zelf hebben gedragen, ware dit mogelijk geweest, dan ze niet te hebben gezien door in zijn nabijheid te komen. Voor Hem zelf ook was het een verfrissing, als een zuchtje van kalmerende en verfrissende lucht, haar te zien met haar droeve glimlach te midden van de tonelen en het geroep rondom Hem. Zij had Hem gekend toen Hij schoon en heerlijk was met de frisheid van goddelijke onschuld en vrede op zijn gelaat: nu zag zij Hem zó veranderd en misvormd dat ze Hem nauwelijks zou herkend hebben, had Hij haar niet die doordringende, ontroerende, vredebrengende blik toegeworpen. Maar Hij droeg nu de last van alle zonden der wereld, en hoogheilig als Hij was, kon men de afspiegeling van die zonden zien op zijn gezicht. Hij zag er uit als een uitgeworpene of verstotene, die een vreselijke schuld had te dragen. Hij die geen zonde kende was voor ons zonde geworden; geen trek van zijn gelaat, geen lidmaat van zijn lichaam, of het sprak van schuld, van een vloek, van straf, van doodsangst.
Welk een ontmoeting van Zoon en Moeder! Maar van weerszijde was er troost, want van weerszijde was er liefde. Jezus en Maria – zouden zij in alle eeuwigheid die Passietijd vergeten?

Onze Vader, Wees gegroet

V. Ontferm U over ons, Heer, ontferm U over ons.
R. O God, wees ons zondaars genadig.


Mogen de zielen der gelovigen in vrede rusten. Amen.
----------------------------------------------------------------------
Jesus meets His Mother.

V. Adoramus te, Christe, et benedicimus tibi.

R. Quia per sanctam Crucem tuam redemisti mundum.>

Jesus rises; though wounded by His fall, He journeys on, with His Cross still on His shoulders. He is bent down; but at one place, looking up, He sees His Mother. For an instant they just see each other, and He goes forward.

Mary would rather have had all His sufferings herself, could that have been, than not have known what they were by ceasing to be near Him. He, too, gained a refreshment, as from some soothing and grateful breath of air, to see her sad smile amid the sights and the noises which were about Him. She had known Him beautiful and glorious, with the freshness of Divine Innocence and peace upon His countenance; now she saw Him so changed and deformed that she could scarce have recognized Him, save for the piercing, thrilling, peace-inspiring look He gave her. Still, He was now carrying the 
load of the world's sins, and, all-holy though He was, He carried the image of them on His very face. He looked like some outcast or outlaw who had frightful guilt upon Him. He had been made sin for us, who knew no sin; not a feature, not a limb, but spoke of guilt, of a curse, of punishment, of agony.

Oh, what a meeting of Son and Mother! Yet there was a mutual comfort, for there was a mutual sympathy. Jesus and Mary--do they forget that Passion-tide through all eternity?

Pater, Ave, etc.