De evangelische voorschriften,
zeer beminde broeders, zijn niets anders dan goddelijke onderrichtingen,
fundamenten voor het gebouw van de hoop, versterking van ons geloof, voedsel
voor het hart, een gids voor onze reis, hulpmiddelen om onze zaligheid te bereiken,
die, als ze de leerzame gelovigen op aarde onderrichten, hen naar het hemelse
Rijk voeren.
Ook door zijn dienaren, de
profeten, heeft God gewild, dat er veel werd gezegd en dat er naar geluisterd
werd.
Maar hoeveel
gewichtiger is het wat de Zoon ons zegt, wat het Woord van God, dat in de
profeten aanwezig was, met zijn eigen stem getuigt, dus niet langer als een,
die beveelt te gehoorzamen aan Die komen zal, maar als de Heer, die zelf komt
en ons de weg opent en aantoont, opdat wij, die eens in de schaduwen van de
dood ronddwaalden en zorgeloos en blind waren, nu verlicht door het licht van
de genade, onder de leiding en het bestuur van de Heer, de weg naar het leven
zouden volgen.
(Begin van het Tractaat
over het Gebed des Heren van de H.Cyprianus van Carthago, bisschop en
martelaar)