Bij het Evangelie van de 2e zondag van de Vasten
De tekst van het verslag van de
Gedaanteverandering van Jezus [zegt], dat Jezus Petrus, Jacobus en Johannes
terzijde nam en hen boven op een hoge berg bracht, alleen zij (vgl.
Marcusevangelie 9,2)…”en Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd”, zegt
Marcus vervolgens heel eenvoudig en voegt dan, een beetje onbeholpen, ten
overstaan van dit grote mysterie bijna stamelend er aan toe: “zijn kleed werd
glanzend en zó wit als geen bleker ter wereld maken kan” (9,3).
Lucas had in zijn
bericht vooraf reeds het doel van deze beklimming gegeven: “Hij besteeg de berg
om er te bidden” (Luc 9,28) en verklaart dan van daar uit de gebeurtenis
waarvan de leerlingen getuigen werden: “Terwijl Hij in gebed was veranderde
zijn gelaat van aanblik en werden zijn kleren verblindend wit” (9,29).
De Verheerlijking is een
gebeurtenis die met het gebed in relatie staat; hier wordt zichtbaar wat in het
gesprek van Jezus met zijn Vader gebeurt: God doordringt Jezus’ Wezen op de
meest innige wijze zodat Hij zuiver licht wordt. In zijn één- en gelijk-zijn
met de Vader is Jezus zelf Licht uit Licht. Wat Hij in zijn diepste innerlijk
wezen is, dat wordt in dit ogenblik ook zintuiglijk waarneembaar: Jezus’ Zijn
in het Licht van God, zijn eigen Licht-zijn als Zoon.
Benedictus
XVI, Jezus van Nazareth, hfdst. 9: Belijdenis van Petrus en Verheerlijking.