Me sentire vim doloris
Fac ut tecum lugeam.
Fac ut ardeat cor meum
In amando Christum Deum,
Ut sibi complaceam.
Geef, o Moeder! bron van liefde,
Dat ik voel, wat U zo griefde,
Dat ik met U medeklaag.
Dat mij 't hart ontgloeit van binnen,
In mijn Heer en God te minnen,
Dat ik Hem alleen behaag.
In haar rouwklacht beweent Maria niet alleen de dood van haar onschuldige Zoon, haar hoogste goed, maar ook de teloorgang van zijn volk en de zonde van het mensdom.
En er is ook een tweede perspectief: wanneer de gelovigen op sommige plaatsen in de wereld de Moeder van de Heer, vandaag, alleen achtergebleven en in diepe smart gedompeld ‘gezelschap houden’ begrijpen zij dat zich in Maria de smart van de wereld over de dood van Christus concentreert. Maria is ook de verpersoonlijking van alle moeders die in de geschiedenis de dood van een kind hebben beweend.
Het menselijk gevoel van pijn en gemis zal in het geloof van de verrijzenis troost en hulp kunnen vinden tot dieper begrip van de grootheid van de verlossende liefde van Christus en de deelname van zijn Moeder daaraan.