Geroepen en uitverkoren tot de heerlijkheid van de Heer.
Voor
de martelaren was de dag van hun overwinning aangebroken. Zij
vertrokken uit de kerker naar het amfitheater alsof ze op weg gingen
naar de hemel. Zij zagen er stralend en verheven uit. En zij trilden,
maar meer van vreugde dan uit angst.
Als eerste werd Perpetua door
een koe in de lucht geworpen en kwam op haar rug terecht. Toen ze weer
was opgestaan en zag dat Felicitas neergeworpen was, ging ze naar haar
toe, gaf haar een hand en hielp haar overeind. En zo stonden zij beiden
weer rechtop. Nu de hardvochtigheid van het volk gebroken was, werden
zij teruggeroepen naar de poort der levenden. Daar werd Perpetua
opgewacht door een zekere Rusticus, die als katechumeen in haar dienst
was. En toen zij als het ware uit een droom ontwaakt was - zozeer was
zij in vervoering en buiten zichzelf geweest - begon zij rond te kijken
en zei tot verbazing van de omstanders: ‘Wanneer worden wij nu naar die
koe geleid?’ Toen ze hoorde dat dit al gebeurd was, wilde zij het pas
geloven toen ze op haar lichaam en kleren de sporen van het geweld zag.
Toen liet ze haar broer komen en sprak tot hem en tot de katechumeen
Rusticus: ‘Houd vast aan het geloof en bemin elkaar. Laat je niet
ontmoedigen door ons lijden.’
Tegelijkertijd sprak Saturus
bij een andere poort de soldaat Pudens als volgt moed in: ‘Tot nu toe
heb ik niets van de beesten gevoeld, precies zoals ik het verwacht en
voorspeld had. Maar geloof mij: ik ga er nu op af en ik zal door een
enkele beet van een luipaard omgebracht worden.’ En meteen daarna - het
schouwspel liep al ten einde - werd Saturus voor een luipaard geworpen;
het bloedbad ten gevolge van één beet was zo groot dat het volk hem bij
zijn terugkomst toeriep: ‘Dat was een goed bad! Dat was een heilzaam
bad!’ Die woorden klonken als een getuigenis van een tweede doopsel.
Inderdaad, na zo’n bad had hij het heil volledig verworven.
Toen sprak Saturus tot de
soldaat Pudens: ‘Vaarwel, blijf denken aan je geloof en aan mij. Laat
dit alles je niet aan het wankelen brengen, maar laat het je
bemoedigen.’ En tegelijkertijd nam Saturus de ring van de vinger van
Pudens. Hij doopte de ring in zijn wond en gaf hem weer terug aan Pudens
als een erfstuk. Daarmee liet Saturus hem een onderpand en een
aandenken aan zijn bloed achter. Vervolgens werd Saturus als levenloos
op de gebruikelijke plaats bij de anderen geworpen om de nekslag te
krijgen.
Maar het volk wilde hem en de
anderen terugzien in het amfitheater om met eigen ogen getuige te zijn
van de moord en om het zwaard te zien binnendringen in hun lichaam. Toen
stonden zij uit eigen beweging op en zij begaven zich waarheen het volk
wilde. Maar eerst kusten zij elkaar nog om hun martelaarschap te
besluiten met de vredeskus.
Onbeweeglijk en zonder een
woord te zeggen kregen al de anderen de doodsteek. Saturus het
allereerst: hij die (in een visioen van Perpetua) het eerst op de ladder
geklommen was, gaf ook het eerst de geest. Hij moest immers Perpetua
opwachten. Zij moest echter eerst nog de pijn voelen: zij werd tussen
haar ribben geraakt en schreeuwde het uit. Vervolgens richtte zij zelf
de onzekere hand van de nog onervaren zwaardvechter op haar keel. Zulk
een vrouw kon wellicht alleen maar gedood worden wanneer zij het zelf
wilde; zozeer werd Perpetua door de boze geest gevreesd.
Heldhaftige en gelukzalige
martelaren! Gij zijt werkelijk geroepen en uitverkoren om de
heerlijkheid van onze Heer Jezus Christus binnen te gaan!