Na een tijdelijke pauze tijdens de
christenvervolging, besloot keizer Decius rond het jaar 250 dat de christenen
de vijanden waren van het Romeinse Rijk. In die tijd heerste in het keizerrijk
bij de aristocratie wijd verspreid corruptie en decadentie, de Perzen
bedreigden de oostelijke grenzen en de Germaanse barbaren drongen op in het
Noorden. De economie was een ramp. Vanuit heidens standpunt bekeken moest er
een oorzaak zijn voor de verstoring van de normale maatschappelijke orde en
voor de staatsbetrekkingen met de goden, de pax deorum. Een nieuwe
godsdienst had greep gekregen op talloze mensen. Decius vaardigde een decreet
uit dat op straffe des doods iedereen aan de Romeinse goden moest offeren en
een verklaring bezitten dat zij dit daadwerkelijk hadden gedaan. De bedoeling
was de leiders van de last veroorzakende christelijke sekte te doden. Het
resultaat echter was een versterking van de Kerk door het bloed van de
martelaren ("martelaren", afgeleid begrip van het Griekse woord voor “getuige”).
Er ontwikkelde zich een nieuwe martelarenverering en velen werden daardoor tot
het christendom aangetrokken.
Heel de derde eeuw werd getekend door christenvervolgingen, hoewel deze sporadisch en vaak plaatselijk waren. Wij weten echter dat zij telkens opkwamen wanneer sociale toestanden voldoende ontaardden om een zondebok aan te wijzen. Er bestaan documenten uit die tijd die van christenvervolging getuigen, eveneens een dagboek uit de gevangenis van een jonge vrouw, Perpetua genaamd, die omstreeks 202 in Carthago, Noord-Afrika, gemarteld was. Zij was nog catechumene, (Doopleerling) maar beschouwde zich zelf als christin. Zij droeg het kind dat zij nog aan de borst had, over en stond erop als christen in de arena terecht te komen bij een feest van de stad Rome. Nadat velen hadden getracht haar daarvan af te brengen kreeg ze haar zin. Met een groot heroïsme stond zij tegenover de beesten en gladiatoren. Na vele martelingen werd een jonge gladiator gestuurd om haar de genadeslag tot te brengen maar deze kon dit niet van zich verkrijgen. Tenslotte greep Perpetua zijn hand en richtte zijn zwaard op haar eigen keel. De heldhaftigheid van Perpetua inspireerde velen die eveneens een krachtig getuigenis van hun geloof begonnen te geven en daarna gevangen werden gezet. Dit was ook het lot van een zwanger slavinnetje, Felicitas genaamd. Felicitas kreeg haar kind net voordat de gevangen christenen op hun beurt allemaal de arena in werden gedreven. De acta en oude dagboeken maken gewag van de liefde en zorg die deze christelijke martelaren in de gevangenis tot het laatst toe voor elkaar hadden. Er is ook een zeer indrukwekkende scene beschreven waarin Perpetua en Felicitas elkaars kleding fatsoeneerden om hun zedigheid te bewaren, zelfs bij hun marteling. Met de vredeskus wensten zij elkaar vaarwel om hun marteldood te doorlijden, verenigd en na haar dood ongetwijfeld herenigd in haar geloof in Christus.
Op deze feestdag bidt de Kerk:
God, uit liefde tot U hebben de heilige Perpetua en Felicitas de marteldood doorstaan en die hen naar het leven stonden glansrijk overwonnen. Wij vragen dat wij kracht vinden door hun gebed en groeien in uw liefde. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Amen.