woensdag 2 maart 2016

Kardinaal Newman - Kruisweg - The Stations of the Cross 13



Dertiende statie

Jezus wordt van het Kruis genomen en op Maria’s schoot gelegd.

V. Wij aanbidden U, Christus, en loven U.
R. Omdat Gij door Uw heilig Kruis de wereld verlost hebt.

De menigte is naar huis gegeen; op Calvarië is het stil en eenzaam; alleen Sint Jan en de heilige vrouwen zijn achtergebleven. Dan komen Jozef van Arimathea en Nicodemus, nemen het lichaam van Jezus van het kruis af, en plaatsen het in de armen van Maria.
O Maria, eindelijk bezit ge weer uw Zoon. Nu zijn vijanden hebben gedaan wat ze konden, laten ze Hem verachtelijk aan u over. Terwijl zijn onverwachte vrienden hun moeilijk werk volbrengen, ziet gij toe met onbeschrijfelijke gedachten. Uw hart wordt doorboord met het zwaard waarvan Simeon sprak. O allerbedroefdste Moeder; maar met een nog groter vreugde in uw droefheid. Het vooruitzien van die vreugde gaf u de kracht om bij Hem te blijven staan terwijl Hij aan het kruis hing; en nu nog veel meer, nu gij Hem, zonder te bezwijmen, zonder te beven, in uw armen en op uw schoot ontvangt. Nu zijt gij in de hoogste mate gelukkig met Hem te bezitten, ofschoon Hij niet tot u komt zoals Hij van u heenging. Hij ging van u weg, o Moeder van God, in de kracht en de schoonheid van zijn mannelijkheid, en Hij komt bij u terug ontwricht, verscheurd, verminkt, dood. O heilige Maria, in dit uur van smart zijt gij gelukkiger dan op de dag van het bruiloftsfeest, want toen verliet Hij u, en nu zal Hij in de toekomst als Verrezen Verlosser nooit meer van u gescheiden worden.

Onze Vader, Wees gegroet, enz.

V. Ontferm U over ons, Heer, ontferm U over ons.
R. O God, wees ons zondaars genadig.

Mogen de zielen der gelovigen in vrede rusten. Amen.
 -------------------------------------------------------------------------- 
THE THIRTEENTH STATION

Jesus is taken from the Cross, and laid in Mary's Bosom. 


V. Adoramus te, Christe, et benedicimus tibi.

R. Quia per sanctam Crucem tuam redemisti mundum.>

The multitude have gone home; Calvary is left solitary and still, except that St. John and the holy women are there. Then come Joseph of Arimathea and Nicodemus, and take down from the Cross the body of Jesus, and place it in the arms of Mary.

O Mary, at last thou hast possession of thy Son. Now, when His enemies can do no more, they leave Him in contempt to thee. As His unexpected friends perform their difficult work, thou lookest on with unspeakable thoughts. Thy heart is pierced with the sword of which Simeon spoke. O Mother most sorrowful; yet in thy sorrow there is a still greater joy. The joy in prospect nerved thee to stand by Him as He hung upon the Cross; much more now, without swooning, without trembling, thou dost receive Him to thy arms and on thy lap. Now thou art supremely happy as having Him, though He comes to thee not as He went from thee. He went from thy home, O Mother of God, in the strength and beauty of His manhood, and He comes back to thee dislocated, torn to pieces, mangled, dead. Yet, O Blessed Mary, thou art happier in this hour of woe than on the day of the marriage feast, for then He was leaving thee, and now in the future, as a Risen Saviour, He will be separated from thee no more.

Pater, Ave, etc.