Waar het hart is van de mens, daar is ook zijn schat. God
toch is niet gewoon het goed dat geschonken is voor wie er om vragen, te
weigeren.
Dus omdat God goed
is en vooral jegens hen, die hem dienen, laten wij Hem dan aanhangen en met Hem
zijn met heel onze ziel, met heel ons hart, met al onze krachten, om in zijn
licht te leven, zijn glorie te zien en de genade te smeken van zijn
bovennatuurlijke geneugten. Laten we daarom onze ziel verheffen tot dat Goed,
laten we in Hem zijn, in Hem leven, en dat aanhangen, wat boven elk verstand en
beschouwing gelegen is, en daar een
altijddurende vrede en rust genieten. De vrede toch overtreft ieder besef en
ieder gevoel.
Dat is het Goed, dat alles doordringt. En
allen leven wij erin en hangen er van af,
maar Zelf heeft Het niets boven zich, maar is goddelijk. Want niets is
goed tenzij God alleen, omdat het goede goddelijk is en het goddelijk goed, en
daarom wordt er gezegd: Als ge uw hand
opent, wordt alles van goedheid vervuld. Want door de goedheid Gods wordt
ons alles geschonken wat in waarheid goed is en waarin niets slechts te vinden
is.
Deze goederen belooft de Schrift aan
de gelovigen, zeggend: Gij zult het goede
der aarde eten.
Wij zijn gestorven
met Christus. De dood van Christus dragen wij in ons lichaam, opdat ook het
leven van Christus in ons wordt geopenbaard. Wij leven dus niet langer dat
eigen leven van ons, maar wij leven het leven van Christus, een leven van
onschuld, van kuisheid, van eenvoud en van alle deugden. Met Christus zijn wij
verrezen, laten we in Hem leven, in Hem opstijgen, opdat de slang op aarde onze
hiel niet kan vinden om deze te verwonden.
Laten wij vluchten
weg van hier. Ge kunt met uw ziel wegvluchten, ofschoon ge met uw lichaam
blijft, ge kunt ook hier bij de Heer zijn en blijven, als uw ziel Hem aanhangt,
als ge in gedachten Hem volgt, als ge in geloof, niet in schijn, zijn wegen
volgt, als ge tot Hem vlucht. Hij is immers onze toevlucht en onze kracht, tot
Wie David sprak: Tot U ben ik gevlucht en
ik werd niet bedrogen.
Derhalve, omdat
God onze toevlucht is, maar God in de hemel en boven de hemelen woont, moeten
wij van hier naar Hem wegvluchten, waar de vrede is, de rust na de arbeid, waar
we de grote-Sabbat-maaltijd gebruiken, zoals Mozes zegt: En de Sabbats-rust voor het land zal u toch nog tot voedsel zijn.
Want een feestmaal
is het, vol vreugde en rust, in God te rusten en Hem te genieten.
Uit het Tractaat De
fuga sæculi, cap. 6, 36; 8, 45; 9, 52: CSEL
32, 192. 298-199. 204