Ad
Officium lectionis
Plaatje
Lectio altera
Ex Tractátu sancti Fulgéntii Ruspénsis epíscopi De
remissióne
(Liber 2, 11, 2 — 12,
1. 3-4: CCL 91 A, 693-695)
Tweede lezing
Uit het
tractaat over ‘De vergiffenis der zonden’ van de H. Fulgentius van Ruspe,
bisschop
(Liber 2, 11, 2 — 12, 1. 3-4: CCL 91 A, 693-695)
Wie overwint, zal van de
tweede dood geen schade lijden
Plotseling,
in een oogwenk, bij de laatste bazuin, want zodra de bazuin zal weerklinken
zullen de doden verrijzen in onvergankelijkheid, en wij, wij zullen van
gedaante veranderen. Als Paulus zegt ‘wij’, toont hij aan, dat
zij deel zullen hebben aan de toekomstige verandering, die in deze tijd met hem
en zijn gezellen zich verenigd voelen de kerkelijke verbondenheid van een
deugdzaam leven. En als hij ons wil leren, wat voor een verandering dat zal
zijn, zegt hij: Want dit vergankelijke
moet met onvergankelijkheid worden bekleed en dit sterfelijke met
onsterfelijkheid. Opdat dus bij die uitverkorenen daarna de verandering zal
volgen van de rechtvaardige beloning, gaat er eerst die verandering aan vooraf
van een genadevolle mildheid.
Aan hen
dan ook, die in dit leven van slecht naar goed veranderd zijn, wordt de
vergelding beloofd van de toekomstige verandering.
Deze laatste geschiedt in hen door genade,
zoals de eerste door rechtvaardiging, waardoor men geestelijk verrijst. Die
verandering begint door een goddelijke gave. En na de verrijzenis in het
lichaam, waardoor de verandering der rechtvaardigen wordt voltooid, wordt die
volmaakte verheerlijking in alle eeuwigheid niet meer veranderd. Want daartoe
verandert hen eerst de genade van de rechtvaardiging, daarna die van de
verheerlijking, opdat die verheerlijking zelf in hen onveranderlijk en eeuwig
zou blijven voortbestaan.
Want hier worden zij veranderd door een
eerste verrijzenis, waardoor zij verlicht worden, opdat zij zich zouden
bekeren. Daardoor worden zij namelijk overgebracht van de dood naar het leven:
van de ongerechtigheid naar de gerechtigheid, van het ongeloof naar het geloof,
van hun slechte daden naar een heilige levenswandel. Zo heeft de tweede dood
geen macht over hen. Over deze zegt de Apostel: Zalig die deel heeft aan de eerste opstanding. Over hen heeft de tweede
dood geen macht. In hetzelfde Boek wordt weer gezegd: Wie overwint, zal van de tweede dood geen schade lijden. Zoals dus
de eerste verrijzenis plaats vindt bij de bekering des harten, zo vindt de
tweede dood plaats in de eeuwige foltering.
Al wie niet veroordeeld wil worden met de
eeuwige straf van de tweede dood, moet zich haasten deel te krijgen aan die
eerste verrijzenis. Want zij, die zich in het tegenwoordige leven bekeerd
hebben uit vrees voor God en overgaan van het slechte naar het goede leven,
gaan van de dood over naar het leven en veranderen ook later van de schande
naar de glorie.