Het Laatste Avondmaal. Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)
Laat ons door de genade van de Heilige Geest altijd als oprechte
christenen leven.
I n l e i d i n g
De
theologie van de Postcommunio van deze zondag is belangrijk voor het begrijpen
van de H. Eucharistie. De celebrant en de gelovigen hebben de H. Communie
ontvangen en danken daarvoor. Door de heilige Gave (sacro munere) van het Lichaam en Bloed van Jezus Christus worden
zij gevoed en gesterkt (vegetati) en
is hen hemelse kracht (cælestis virtus)
ten deel gevallen. Nu is het moment dat de H. Geest in hen werkzaam wordt. Op
bijzondere wijze wordt het werken van de H. Geest als pinkstergave in het
denken over en beschouwen van de H. Eucharistie bijvoorbeeld verwoord in een
van de Postcommunio-gebeden in MR 1962 (21 aug.): “ Spiritum nobis, Domine, tuæ
caritatis infunde”- Stort uw Geest van liefde over ons uit, Heer. In de Postcommunio
van deze zondag is het de genade van zuiverheid en oprechtheid (gratia sinceritatis), die met de Eucharistische
Gave in de harten van de gelovigen wordt uitgestort.
In
de Avondmis van Witte Donderdag waarin de Kerk de Instelling van de H.
Eucharistie plechtig herdenkt, wordt in het canticum “Ubi caritas est vera” (bij de ouderen meer bekend als “Ubi caritas et amor”) de oprechtheid van
hart als een effect van de caritas vera
indrukwekkend bezongen op een lieflijke, vreedzame, frisse, bijna kinderlijk
blijde en unieke Gregoriaanse melodie :
Ubi caritas est vera, Deus ibi est - Waar
ware liefde is, daar is God;
Congregavit nos in unum Christi amor - Christus’ liefde heeft ons tot eenheid
gebracht;
Exsultemus et in ipso iucundemur - Verheugen
wij ons en jubelen wij in Hem;
Timeamus et amemus Deum vivum – Vrezen en beminnen wij de
levende God;
Et ex corde diligamus nos sincero
- En hebben wij elkaar met een zuiver
hart lief!
Missale Romanum [MR] 1970
Gratias tibi, Domine,
referimus sacro munere vegetati,
tuam clementiam implorantes,
ut, per infusionem Spiritus tui,
in quibus caelestis virtus introivit,
sinceritatis gratia perseveret.
Wij doen een beroep op uw goedheid:
laat ons, die kracht uit de hemel hebben ontvangen
door de genade van de Heilige Geest
altijd als oprechte christenen leven.
Werkvertaling
Heer, wij brengen U dank, gesterkt door de heilige Gave;
terwijl wij Uw goedheid aanroepen,
zodat, door de uitstorting van de Heilige Geest,
de genade van oprechtheid (van geloof en levenswandel)
in hen van wie Uw hemelse kracht bezit heeft genomen,
mag voortduren.
L i t u r g i s c h e a n t e c e d e n t e n
De Postcommunio van deze zondag is een compositie van
oud en nieuw.
De eerste tekstregels steunen op de brontekst van de
Postcommunio Gratias tibi referimus, Domine, sacro munere vegetati: tuam
misericordiam deprecantes; ut dignos nos eius participatione perficias, die te vinden is in het Sacramentarium Vetus Gelasianum (Vat. Reg.
lat. 316) 728, eerste helft 8e eeuw; in de Codex Engolismensis,
Parijs, Biblioth. Nat., lat. 816, 8e-9e eeuw, 2153; in de
Codex Gellonensis , Parijs, Biblioth. Nat., lat., 12.048, eind 8e
eeuw, 2474 en in de Codex Philipps, Berlijn, Openbare Wetensch. Bibliotheek,
lat 105, 8e-9e eeuw, 1511. Deze handschriften behoren tot
een A-groep. Een tweede handschriftenfamilie , de B-groep, omvat een 40-tal
codices met minieme tekstvarianten.
Rubriek in MR 1962: Postcommunio van de 8e zondag
na Pinksteren.
Het laatste deel van de oratie, vanaf de ut-zin, is
voor de Novus Ordo (MR 197)) verder bewerkt en uitgebreid.
(Voor de eerste tekstregels: E. Mœller, J.M. Clément
en B. Coppieters ’t Wallant, Corpus
Orationum, IV, E-H, Brepols, Turnhout 1994, p. 184-185, nr. 2770)
T e x t u e l e
a n a l y s e
1. Gratias tibi, Domine,
referimus sacro munere vegetati,
tuam clementiam implorantes,
2a. ut, 4. per infusionem Spiritus tui,
3. in quibus caelestis virtus introivit,
2b. sinceritatis gratia perseveret.
vervolgens uit een finale/doelaanwijzende
of consecutieve/gevolgaanduidende bijzin, ingeleid door het voegwoord ut,
in de coniunctivusvorm perseveret (r. 2a-2b). Deze bijzin wordt
onderbroken door de relatieve bijzin in de indicativus: in quibus caelestis
virtus introivit (r. 3) en door de tussenzin per infusionem Spiritus tui
(r. 4).
Ad 1
Gratias referimus, wij brengen dank – 1e
pers. indicativi præsentis activi pluralis van gratias referre.
Tibi, [aan] U, - bijwoordelijke bepaling in de
dativusvorm van het pronomen personale tu.
dativus commodi (van
voordeel).
Domine, [o] Heer – anaklese in de vocativusvorm van
Dominus.
Sacro munere vegetati, gevoed door de[ze] heilige Gave – bijstelling
bij het subject (1e pers. pluralis) van het prædicaat referimus: participium
perfecti passivi in de nominativusvorm pluralis, vergezeld van de
bijwoordelijke bepaling sacro munere in twee congruerende
ablativusvormen, ablativus instrumenti.
Tuam clementiam implorantes, uw mildheid/goedheid aanroepende,
terwijl wij uw goedheid aanroepen, opnieuw een bijstelling bij het prædicaat
referimus, maar nu een participium præsentis de nominativusvorm pluralis van
implorare.
Tuam clementiam, object van
implorare in twee congruerende accusativusvormen van het substantivum clementia
en het pronomen possessivum tua.
Ad 2a-2b
Finale/doelaanwijzende of
consecutieve/gevolgaanduidende bijzin met het verbum perseveret in de
coniunctivusvorm, 3e pers. coniunctivi præsentis active, die een wens, resp.
verlangen uitdrukt (coniunctivus optativus). Subject bij perseveret is sinceritatis
gratia, gratia nominativus verbonden met een bijvoegelijke bepaling sinceritatis
in de genitivusvorm van sinceritas, - atis (genitivus explicativus).
Ad 3
Deze relatieve zin in de
indicativusvorm is afhankelijk van de coniunctieve bijzin ut...sinceritatis
gratia perseveret (op-/,zodat de genade van zuiverheid/oprechtheid blijven moge
wonen in….)
In quibus, in wie – bijwoordelijke bepaling, bestaande
uit de prepositie in + ablativus pluralis quibus van het pronomen relativus
qui.
Introivit, is binnengegaan – 3e persoon singularis
perfecti activi indicativi van introire. De indicativus geeft een feitelijkheid
weer: de H. Geest uitgestort in hen die de H. Communie hebben ontvangen,
moge bewerken dat zijn genade van zuiverheid en oprechtheid blijvend aanwezig
moge zijn.
Caelestis virtus, hemelse kracht – subject
bij introivit in twee congruerende nominativusvormen: het adiectivum caelestis
en het substantivum virtus.
De gave sinceritatis gratia is een effect van de caelestis virtus
(de H. Geest).
Ad 4
Per infusionem Spiritus tui, bijwoordelijke bepaling
bestaande uit de accusactivusvorm effusionem, geregeerd door de
prepositie per en de bijvoegelijke bepaling Spiritus tui van twee
congruerende genitivusvormen (r. 4). De bijwoordelijke bepaling: “door middel
van de uitstorting van uw Geest” is inhoudelijk gerelateerd aan de
coniunctivuszin (r. 2a-2b): de uitstorting van de H. Geest bewerkt immers krachtens
goddelijke oorsprong het voortduren van de genade van zuiverheid en
transparantie, mits en mits altijd hierom wordt gebeden.
De Postcommunio kent geen specifieke stijlfiguren. Wel valt de v-klank op
in vegetati, virtus, introivit, perseveret en ook de –us-klank in: referimus,
Spiritus, quibus en virtus.
Wat betreft de tekstcursus
zijn er twee mooie ritmische slotcadensen (karakteristieke lettergrepen aan het
einde van de zinnen): clementiam
implorantes en gratia perseveret. Deze
maken de oratie goed zingbaar en zijn aangenaam voor het gehoor.
Vegetare, -avi, -atum, 1.
Het woordenboek Lewis & Short meldt dat het
laat-Latijnse verbum vegeto betekent “opwekken, levendig maken,
verkwikken, gezond bewaren, voeden”.
Er zijn drie
categorieën van levende wezens zijn met een materieel lichaam: planten, dieren
en mensen (ook de Engelen zijn levende wezens, maar zonder lichaam).
De vroeg
christelijke dichter Aurelius Clemens Prudentius (A.D. 348-413) beschreef God
als Degene die het leven in de ziel van Adam blies met dit werkwoord (vegetare) en de oudere
Latijnse Vulgaat heeft in Gen 9, 15: ‘Ik zal mijn verbond gedenken tussen Mij en u en alle levende wezens (omni
anima vivente quae carnem vegetat).”
Vegetatus zijn betekent “verkwikt, levendig gemaakt, opgewekt”. Verwante
begrippen in het Nederlands zijn vegetatie (van vegetatio, - onis: het
verlevendigen, het gezond zijn, groei), vegetatief (van vegetativus, -a, -um =
plantaardig): de groei betreffend, de groei bevorderend en een staat buiten het
bewustzijn om.
In de Postcommunio van de 4e
zondag per annum hebben we een soortgelijk tekstfragment gezien, ook in
verbinding met het begrip munus: Redemptionis
nostræ munere vegetati, versterkt/verkwikt/gevoed/opgewekt ten leven door de
gave van onze Verlossing.
Vegetus, - a, - um betekent
levenskrachtig, fris, kloek.
Bij vegetarisch / vegetariër
/ vegetarisme gaat het om het weglaten van vleesgerechten in de maaltijden.
Albert Blaise, herzien door Antoine Dumas, OSB, schreef een
studie met de titel Le vocabulaire latin des principaux
thèmes liturgiques….Latijnse Vocabulaire van de voornaamste liturgische
begrippen. Blaise/Dumas geeft vegeto de
betekenis mee van “versterken” en “kracht geven” wanneer dit verbum
gerelateerd is aan de H. Eucharistie.
Clementia, æ, vr.
is een “kalme, zachte, milde, rustige, stille,
aangename gesteldheid van de lucht, de wind of het water”; “kalmte, rust,
mildheid”, wanneer men het weer of de oceaan beschrijft. Het begrip clementia heeft ook een morele kwaliteit in de zin
van “een kalm, emotieloos gemoed“, “rust, mildheid, vriendelijkheid” en meer
uitgebreid: “mildheid ten opzichte van de fouten en tekorten van anderen:
verdraagzaamheid, geduld, indulgentie, medelijden, goedheid, maar ook
toegevendheid, gelatenheid ten opzichte van innerlijke condities.
Het
welluidende clementer is een
adverbium (bijwoord) van het adiectief (bijvoeglijk naamwoord) clemens. Er zijn veertien pausen geweest
die de naam “Clemens” droegen, de laatste was Clemens XIV (+1774), zo ook
enkele middeleeuwse tegenpausen.
We
ontmoetten reeds het adverbium clementer en een vorm van perseverare in het Collectegebed van de 16e zondag per
annum en clementia met een vorm van implorare in de Postcommunion of the 3e
zondag van de Advent, zoals wij die combinatie ook nog zullen zien in de nog
niet verschenen Postcommunio van de 20e zondag per annum.
Bepaalde concepten van specifiek woordgebruik blijken
paarsgewijs gebruikt te worden en bij herhaling voor te komen in de oraties van
de liturgie.
Sinceritas, - atis vr.
Wat is gratia sinceritatis, wat betekent “de genade van oprechtheid”? Om te beginnen geeft integritas of sinceritas orationis in de terminologie van de retorica een “zuiverheid van stijl” aan in het spreken, waarbij de toehoorders geaccommodeerd worden als men hen wil behagen, overtuigen of instrueren. Binnen het kader van het gebed moeten de keuze van de woorden, hun klanken en betekenissen afhangen van de context: ootmoedig en dankbaar uiting gevend aan onze diepste verlangens jegens God, de Vader.
Verder met sinceritas;
we merken dikwijls op dat de oraties in de liturgie geïnspireerd zijn door
teksten en woorden van de H. Schrift, Een bepaalde vorm van sinceritas komt in de Vulgaat driemaal
voor en in de Brieven van de H. Paulus aan de Korinthiërs (cf. 1 Kor 5, 7;
2 Kor 1, 2; 2, 17). In al deze gevallen spreekt Paulus de Korinthiërs aan
op hun moreel gedrag. Als we met name naar 1 Kor 5, 7 kijken, vinden we enkele
belangrijke sleutels.
Met de Latijnse Vulgaat bij de hand wordt het
duidelijker: “Laat ons derhalve feest vieren, niet met het oude zuurdeeg, noch
met het zuurdeeg van slechtheid en boosheid (fermento malitiae et nequitiae),
maar met de ongedesemde broden van reinheid en waarheid (inceritatis et
veritatis)” (1 Kor 5, 7).
Sinceritatis herinnert ons aan de
symboliek van de ongedesemde broden, die door de Joden worden gegeten bij de
viering van het Pesachfeest. In de pericope 1 Kor 5, 7 gebruikt Paulus het
beeld van zuurdesem of gist om de oude
toestand, de oude Wet, het oude Verbond, en vooral het oude morele gedrag in
contrast te plaatsen met de bekering, het geloof in Christus en de nieuwe wijze
van leven.
Er is oud en nieuw zuurdeeg.
Zoals bekend doet het zuurdeeg, de gist, het deeg rijzen. Vandaar wordt gist in
de H. Schrift dikwijls als symbool voor zonde en hoogmoed gebruikt. Sint Paulus
geeft een andere wending aan het concept zuurdeeg en gebruikt het als beeld dat
afstand neemt van hoogmoed en geen zondig gedrag meer teweeg brengt.
Vóór Paulus, keerde Jezus in
zijn onderricht het beeld van het zuurdeeg reeds om en gebruikte het als een
beeld van Zichzelf in termen van het Rijk Gods (vgl. Lk 13, 20-21: “Waarmee zal
Ik het Rijk Gods vergelijken? Het gelijkt op gist, die een vrouw in drie maten
bloem verwerkte, totdat deze in hun geheel gegist waren”). Het oude zuurdeeg
zwelt op in trots terwijl het nieuwe hen, die willen leven met en in Christus,
met name met een gezond moreel gedrag, doet groeien. Ook in zijn Brief aan de
Galaten (5, 9) gebruikt Paulus het beeld van het zuurdeeg: “Een weinig
zuurdesem is al genoeg om het hele deeg zuur te maken”, waarna een morele
aansporing volgt.
Interessant is
dat de H. Thomas van Aquino in de Summa Theologiae de kwestie aan de
orde stelt of het ‘paaslam’ wel of niet de voornaamste voorafbeelding of
symbool van het sacrament van de H. Eucharistie is (cf. IIIª q. 73 a. 6
co.). Hij antwoordt met hetzelfde citaat van Paulus: “Pascha nostrum
immolatus est Christus. Itaque epulemur in azymis sinceritatis et veritatis”-
Ons Paaslam Christus is geslacht. Laten wij daarom ons feest vieren met het zuivere brood van reinheid en
waarheid ((1 Kor 5, 5) .
Het is dus geen verrassing een begrip als
sinceritatis in een Postcommuniogebed aan te treffen, omdat het
onmiddellijk doet denken aan de Bijbelse uitdrukking azymis sinceritatis,
verwijzend naar het ongedesemd brood van de Joden en de aansporing tot moreel
goed leven als christen.
Op het moment van de H. Communie nuttigen wij wat het
ongedesemde brood van de hostie was, nu door de woorden van de priester bij de
Consecratie van gedaante veranderd in het Lichaam en Bloed van Christus.
Sinceritas, echo van de woorden van St. Paulus tot de inwoners van Korinthe, heeft nu voor ons een krachtige inhoud en betekenis. In de Postcommunio van deze zondag bidt de priester tot God de Vader door de uitstorting van de Heilige Geest en de innerlijke versterking krachtens de Werkelijke Tegenwoordigheid in onze ziel en lichaam, namens alle aanwezigen om de genade alle immoreel gedrag te vermijden en dat wat schoon, goed, zuiver en waar is (sinceritatis et veritatis in woord en daad, aan te hangen, zowel binnen de gewijde ruimte van de kerk als in ons leven van alledag.
O v e r w e g i n g
‘Sacramentum caritatis’,
Sacrament van de liefde, is de titel (inclusief de beginwoorden) die paus
Benedictus XVI aan de Postsynodale apostolische Exhortatie in 2007 meegaf voor
beschouwingen over de H. Eucharistie. Deze
is immers het geschenk van de zelfgave van Jezus Christus, waardoor Hij ons
Gods oneindige liefde en goedheid voor iedere mens openbaart.
De zinsnede “tuam clementiam implorantes…” in de Postcommunio
van deze zondag werd vertaald met “Wij doen een beroep op uw goedheid” en dat
is juist volgens de boven besproken betekenissen.
Het begrip “clementia”
wordt ook gebruikt in de hymne “Iesu, nostra refectio” (1) , (Jezus, Gij zijt
onze verkwikking) die als Sacramentshymne bij de Aanbidding wordt gezongen, met
name in de tweede strofe die luidt
“Quæ te vicit clementia,
ut nos in hac miseria,
carne cibares propria,
imis iungens cælestia”
(Uw goedheid heeft U overgehaald
om ons in deze ellende
te voeden met Uw eigen Vlees,
aldus de hemel met het aardse verbindend).
Beide keren wordt het
begrip clementia dus gebruikt in het kader van de H. Eucharistie, maar clementia
verwijst ook naar de verlossingswil van de Zoon van God. Uit zuivere goedheid
is de Zoon van God mens willen worden, uit zuivere goedheid wilde Hij de
materie van het brood binnentreden om door ons te worden genuttigd en verteerd.
God is goed, dat kunnen we
bijna op elke pagina van de H. Schrift lezen en ook in de teksten van de
liturgie. “Secundum misericordiam tuam memento mei tu, propter bonitatem tuam,
Domine” (Ps 24 (25)7 - Denk aan mij,
Heer, met erbarmen en omwille van uw goedheid.
Hoe wonderbaar is onze
geest geschapen, met verstand, wil, geheugen, met welk een rijkdom aan
gevoelens! Hoe dankbaar moeten we niet zijn.
Hoe doelmatig is de aarde
niet ingericht als woning voor de mensen. God zorgt voor voeding, kleding,
veelsoortige stenen om huizen te bouwen, en daarbij, gewassen, gras, planten,
bomen, bloemen en tenslotte de rijke dierenwereld. Gods Naam is wonderbaar.
Dit alles heeft Hij voor de
mensen geschapen, die Hij boven alle schepsels plaatste. En welke krachten gaf
Hij de aarde nog mee: de krachten van atoom en water, van wind en
electriciteit, krachten die de mens in zekere zin maar hoefde op te wekken. En
de schatten in de aarde zoals steenkool, olie, gas, maar ook de edelstenen in
de schoot van de aarde.
Verder de wisseling van jaargetijden, de afwisseling tussen dag en nacht met zon en maan, de verschilllende weersomstandigheden: zon, regen, wind, sneeuw.
God heeft op schitterende wijze in de natuur voor de mensen gezorgd, maar hoeveel te meer in de bovennatuur. Hij heeft ons zijn Zoon gezonden, niet alleen als leraar, maar vooral als Verlosser, die als plaatsvervangend zoenoffer ons van zonde, dood en de heerschappij van het kwaad heeft vrijgekocht.
Wanneer men de liefde van
God wil begrijpen, moet men de Heer aan het kruis beschouwen. De H. Augustinus
schreef in zijn werk De Virginitate (c. 54, n. 55) deze aangrijpende woorden: O
quantum in cruce spirant amorem caput tuum, Christe, inclinatum, manus expansæ,
pectus apertum! (2)
O hoe ademen van liefde uw
gebogen hoofd om ons te kussen, uw uitgestrekte armen om ons te omarmen, uw
geopend Hart om ons te beminnen. God kon niet meer doen dan dat Hij gedaan
heeft. “Niemand heeft grotere liefde dan hij die zijn leven geeft voor de
zijnen” (cf Jo 10, 11; 1 Jo 3.16)
“Zozeer heeft God de wereld
liefgehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon naar de mensen zond om hen te
verlossen” (Jo 3,16).
Abraham was bereid zijn
zoon aan God te offeren, maar God bespaarde het hem. Het aanbod van zíjn
Eniggeboren Zoon zichzelf te offeren sloeg God niet af. Hij heeft zijn Zoon
gegeven, opdat wij door Hem zouden leven.
God bemint degenen die van
goede wil zijn door middels zijn genade zijn intrek bij hen te nemen: de mens
wordt een tempel van God! Wij mogen erop vertrouwen dat Hij onze gebeden
verhoort en onze trouw beloont. God bemint alle mensen, ook de zondaars, maar
waar een hart niet ontvankelijk is, kan de liefde van God niets doen.
Het antwoord op de goedheid
van God kan zijn: dankbaar anderen daadwerkelijke naastenliefde bewijzen. En
ook inkeer en bekering.
_____________________________
(1)
De hymne “Iesu nostra refectio” is afkomstig uit
een oud Officie van Sacramentsdag, de tekst is ontleend aan een 13e
eeuws Antiphonale (waarschijnlijk van de Orde der Augustijnen, Parijs) en
berust in de Biblioth. Nat. te Parijs onder nr. 14816. Het Officie van
Sacramentsdag (Corpus Christi) dateert echter van de 14e eeuw.
(2)
Processionale Monasticum, Solesmes 1893, 157.