donderdag 12 november 2020

Oratio post Communionem – Gebed na de Communie (Postcommunio) Dominica XXXII per annum Twee en dertigste zondag door het jaar- Laat ons door de genade van de Heilige Geest altijd als oprechte christenen leven.


Het Laatste Avondmaal. Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)

Laat ons door de genade van de Heilige Geest altijd als oprechte christenen leven.

I n l e i d i n g

De theologie van de Postcommunio van deze zondag is belangrijk voor het begrijpen van de H. Eucharistie. De celebrant en de gelovigen hebben de H. Communie ontvangen en danken daarvoor. Door de heilige Gave (sacro munere) van het Lichaam en Bloed van Jezus Christus worden zij gevoed en gesterkt (vegetati) en is hen hemelse kracht (cælestis virtus) ten deel gevallen. Nu is het moment dat de H. Geest in hen werkzaam wordt. Op bijzondere wijze wordt het werken van de H. Geest als pinkstergave in het denken over en beschouwen van de H. Eucharistie bijvoorbeeld verwoord in een van de Postcommunio-gebeden in MR 1962 (21 aug.): “ Spiritum nobis, Domine, tuæ caritatis infunde”- Stort uw Geest van liefde over ons uit, Heer. In de Postcommunio van deze zondag is het de genade van zuiverheid en oprechtheid (gratia sinceritatis), die met de Eucharistische Gave in de harten van de gelovigen wordt uitgestort.

In de Avondmis van Witte Donderdag waarin de Kerk de Instelling van de H. Eucharistie plechtig herdenkt, wordt in het canticum “Ubi caritas est vera” (bij de ouderen meer bekend als “Ubi caritas et amor”) de oprechtheid van hart als een effect van de caritas vera indrukwekkend bezongen op een lieflijke, vreedzame, frisse, bijna kinderlijk blijde en unieke Gregoriaanse melodie :

Ubi caritas est vera, Deus ibi est - Waar ware liefde is, daar is God;

Congregavit nos in unum Christi amor  - Christus’ liefde heeft ons tot eenheid gebracht;

Exsultemus et in ipso iucundemur - Verheugen wij ons en jubelen wij in Hem;

Timeamus et amemus Deum vivum – Vrezen en beminnen wij de levende God;

Et ex corde diligamus nos sincero -  En hebben wij elkaar met een zuiver hart lief!

 De Postcommunio is het slotgebed van de Eucharistieviering, het wordt evenals het Collectegebed en het Gebed over de Gaven door de celebrant met uitgestrekte handen luid uitgesproken of gezongen, met de uitnodiging Oremus / Laat ons bidden, en door de gelovigen beantwoord en bevestigd met Amen. De celebrant staat daarbij aan het altaar of bij de zetel. Hij dankt voor de ontvangen Gaven en verbindt meestal hiermee de bede om blijvende vruchten van het Mysterie, dat is gevierd, voor tijd en eeuwigheid.

 T e k s t

Missale Romanum [MR] 1970

Gratias tibi, Domine, referimus sacro munere vegetati,
tuam clementiam implorantes,
ut, per infusionem Spiritus tui,
in quibus caelestis virtus introivit,
sinceritatis gratia perseveret.

 Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979 

Heer, wij danken U voor de heilige gaven waarmee Gij ons hebt gesterkt.
Wij doen een beroep op uw goedheid:
laat ons, die kracht uit de hemel hebben ontvangen
door de genade van de Heilige Geest
altijd als oprechte christenen leven.

Werkvertaling
Heer, wij brengen U dank, gesterkt door de heilige Gave;
terwijl wij Uw goedheid aanroepen,
zodat, door de uitstorting van de Heilige Geest,
de genade van oprechtheid (van geloof en levenswandel)
in hen van wie Uw hemelse kracht bezit heeft genomen,
mag voortduren.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n

De Postcommunio van deze zondag is een compositie van oud en nieuw.

De eerste tekstregels steunen op de brontekst van de Postcommunio Gratias tibi referimus, Domine, sacro munere vegetati: tuam misericordiam deprecantes; ut dignos nos eius participatione perficias, die te vinden is in het  Sacramentarium Vetus Gelasianum (Vat. Reg. lat. 316) 728, eerste helft 8e eeuw; in de Codex Engolismensis, Parijs, Biblioth. Nat., lat. 816, 8e-9e eeuw, 2153; in de Codex Gellonensis , Parijs, Biblioth. Nat., lat., 12.048, eind 8e eeuw, 2474 en in de Codex Philipps, Berlijn, Openbare Wetensch. Bibliotheek, lat 105, 8e-9e eeuw, 1511. Deze handschriften behoren tot een A-groep. Een tweede handschriftenfamilie , de B-groep, omvat een 40-tal codices met minieme tekstvarianten.

Rubriek in MR 1962: Postcommunio van de 8e zondag na Pinksteren. 

Het laatste deel van de oratie, vanaf de ut-zin, is voor de Novus Ordo (MR 197)) verder bewerkt en uitgebreid.

(Voor de eerste tekstregels: E. Mœller, J.M. Clément en B. Coppieters ’t Wallant, Corpus Orationum, IV, E-H, Brepols, Turnhout 1994, p. 184-185, nr. 2770)

T e x t u e l e  a n a l y s e 

1. Gratias tibi, Domine, referimus sacro munere vegetati,
tuam clementiam implorantes,
2a. ut, 4. per infusionem Spiritus tui,
3. in quibus caelestis virtus introivit,
2b. sinceritatis gratia perseveret.

 De Postcommunio bestaat uit één enkele zin, opgebouwd uit een hoofdzin (Gratias… implorantes) in de indicativusvorm (referimus) en waarin opgesloten het participium perfecti passivi meervoud vegetati en het participium præsentis activi implorantes (r. 1),

vervolgens uit een finale/doelaanwijzende of consecutieve/gevolgaanduidende bijzin, ingeleid door het voegwoord ut, in de coniunctivusvorm perseveret (r. 2a-2b). Deze bijzin wordt onderbroken door de relatieve bijzin in de indicativus: in quibus caelestis virtus introivit (r. 3) en door de tussenzin per infusionem Spiritus tui (r. 4).

Ad 1

Gratias referimus, wij brengen dank – 1e pers. indicativi præsentis activi pluralis van gratias referre.

Tibi, [aan] U, - bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm van het pronomen personale tu.

dativus commodi (van voordeel).

Domine, [o] Heer – anaklese in de vocativusvorm van Dominus.

Sacro munere vegetati,  gevoed door de[ze] heilige Gave – bijstelling bij het subject (1e pers. pluralis) van het prædicaat referimus: participium perfecti passivi in de nominativusvorm pluralis, vergezeld van de bijwoordelijke bepaling sacro munere in twee congruerende ablativusvormen, ablativus instrumenti.

Tuam clementiam implorantes, uw mildheid/goedheid aanroepende, terwijl wij uw goedheid aanroepen, opnieuw een bijstelling bij het prædicaat referimus, maar nu een participium præsentis de nominativusvorm pluralis van implorare.

Tuam clementiam, object van implorare in twee congruerende accusativusvormen van het substantivum clementia en het pronomen possessivum tua.

Ad 2a-2b

Finale/doelaanwijzende of consecutieve/gevolgaanduidende bijzin met het verbum perseveret in de coniunctivusvorm, 3e pers. coniunctivi præsentis active, die een wens, resp. verlangen uitdrukt (coniunctivus optativus). Subject bij perseveret is sinceritatis gratia, gratia nominativus verbonden met een bijvoegelijke bepaling sinceritatis in de genitivusvorm van sinceritas, - atis (genitivus explicativus).

Ad 3

Deze relatieve zin in de indicativusvorm is afhankelijk van de coniunctieve bijzin ut...sinceritatis gratia perseveret (op-/,zodat de genade van zuiverheid/oprechtheid blijven moge wonen in….)

In quibus, in wie – bijwoordelijke bepaling, bestaande uit de prepositie in + ablativus pluralis quibus van het pronomen relativus qui.

Introivit, is binnengegaan – 3e persoon singularis perfecti activi indicativi van introire. De indicativus geeft een feitelijkheid weer: de H. Geest uitgestort in hen die de H. Communie hebben ontvangen, moge bewerken dat zijn genade van zuiverheid en oprechtheid blijvend aanwezig moge zijn.

Caelestis virtus, hemelse kracht – subject bij introivit in twee congruerende nominativusvormen: het adiectivum caelestis en het substantivum virtus.
De gave sinceritatis gratia is een effect van de caelestis virtus (de H. Geest).

Ad 4

Per infusionem Spiritus tui, bijwoordelijke bepaling bestaande uit de accusactivusvorm effusionem, geregeerd door de prepositie per en de bijvoegelijke bepaling Spiritus tui van twee congruerende genitivusvormen (r. 4). De bijwoordelijke bepaling: “door middel van de uitstorting van uw Geest” is inhoudelijk gerelateerd aan de coniunctivuszin (r. 2a-2b): de uitstorting van de H. Geest bewerkt immers krachtens goddelijke oorsprong het voortduren van de genade van zuiverheid en transparantie, mits en mits altijd hierom wordt gebeden.

 S t i j l f i g u r e n

De Postcommunio kent geen specifieke stijlfiguren. Wel valt de v-klank op in vegetati, virtus, introivit, perseveret en ook de –us-klank in: referimus, Spiritus, quibus en virtus.

Wat betreft de tekstcursus zijn er twee mooie ritmische slotcadensen (karakteristieke lettergrepen aan het einde van de zinnen): clementiam  implorantes en gratia perseveret. Deze maken de oratie goed zingbaar en zijn aangenaam voor het gehoor.

 V o c a b u l a r i u m

Vegetare, -avi, -atum, 1.

Het woordenboek Lewis & Short meldt dat het laat-Latijnse verbum vegeto betekent “opwekken, levendig maken, verkwikken, gezond  bewaren, voeden”.
Er zijn drie categorieën van levende wezens zijn met een materieel lichaam: planten, dieren en mensen (ook de Engelen zijn levende wezens, maar zonder lichaam).

De vroeg christelijke dichter Aurelius Clemens Prudentius (A.D. 348-413) beschreef God als Degene die het leven in de ziel van Adam blies  met dit werkwoord (vegetare) en de oudere Latijnse Vulgaat heeft in Gen 9, 15: ‘Ik zal mijn verbond gedenken  tussen Mij en u en alle levende wezens (omni anima vivente quae carnem vegetat).”   

Vegetatus zijn betekent “verkwikt, levendig gemaakt, opgewekt”. Verwante begrippen in het Nederlands zijn vegetatie (van vegetatio, - onis: het verlevendigen, het gezond zijn, groei), vegetatief (van vegetativus, -a, -um = plantaardig): de groei betreffend, de groei bevorderend en een staat buiten het bewustzijn om.

In de Postcommunio van de 4e zondag per annum hebben we een soortgelijk tekstfragment gezien, ook in verbinding met het begrip munus: Redemptionis nostræ munere vegetati, versterkt/verkwikt/gevoed/opgewekt ten leven door de gave van onze Verlossing.

Vegetus, - a, - um betekent levenskrachtig, fris, kloek.

Bij vegetarisch / vegetariër / vegetarisme gaat het om het weglaten van vleesgerechten in de maaltijden.

Albert Blaise, herzien door Antoine Dumas, OSB, schreef een studie met de titel Le vocabulaire latin des principaux thèmes liturgiques….Latijnse Vocabulaire van de voornaamste liturgische begrippen. Blaise/Dumas  geeft vegeto de betekenis mee van versterken” en “kracht geven” wanneer dit verbum gerelateerd is aan de H. Eucharistie.

Clementia, æ, vr.

is een “kalme, zachte, milde, rustige, stille, aangename gesteldheid van de lucht, de wind of het water”; “kalmte, rust, mildheid”, wanneer men het weer of de oceaan beschrijft. Het begrip clementia  heeft ook een morele kwaliteit in de zin van “een kalm, emotieloos gemoed“, “rust, mildheid, vriendelijkheid” en meer uitgebreid: “mildheid ten opzichte van de fouten en tekorten van anderen: verdraagzaamheid, geduld, indulgentie, medelijden, goedheid, maar ook toegevendheid, gelatenheid ten opzichte van innerlijke condities.

Het welluidende clementer is een adverbium (bijwoord) van het adiectief (bijvoeglijk naamwoord) clemens. Er zijn veertien pausen geweest die de naam “Clemens” droegen, de laatste was Clemens XIV (+1774), zo ook enkele middeleeuwse tegenpausen.

We ontmoetten reeds het adverbium clementer en een vorm van perseverare in het Collectegebed van de 16e zondag per annum en clementia met een vorm van implorare in de Postcommunion of the 3e zondag van de Advent, zoals wij die combinatie ook nog zullen zien in de nog niet verschenen Postcommunio van de 20e zondag per annum.

Bepaalde concepten van specifiek woordgebruik blijken paarsgewijs gebruikt te worden en bij herhaling voor te komen in de oraties van de liturgie.

Sinceritas, - atis vr.

Wat is gratia sinceritatis, wat betekent “de genade van oprechtheid”?  Om te beginnen geeft  integritas of sinceritas orationis in de terminologie van de retorica een “zuiverheid van stijl” aan in het spreken, waarbij de toehoorders geaccommodeerd worden als men hen wil behagen, overtuigen of instrueren. Binnen het kader van het gebed moeten de keuze van de woorden, hun klanken en betekenissen afhangen van de context: ootmoedig en dankbaar uiting gevend aan onze diepste verlangens jegens God, de Vader.   

Verder met sinceritas; we merken dikwijls op dat de oraties in de liturgie geïnspireerd zijn door teksten en woorden van de H. Schrift, Een bepaalde vorm van sinceritas komt in de Vulgaat driemaal voor en in de Brieven van de H. Paulus aan de Korinthiërs (cf. 1 Kor 5, 7; 2 Kor 1, 2; 2, 17).  In al deze gevallen spreekt Paulus de Korinthiërs aan op hun moreel gedrag. Als we met name naar 1 Kor 5, 7 kijken, vinden we enkele belangrijke sleutels.

Met de Latijnse Vulgaat bij de hand wordt het duidelijker: “Laat ons derhalve feest vieren, niet met het oude zuurdeeg, noch met het zuurdeeg van slechtheid en boosheid (fermento malitiae et nequitiae), maar met de ongedesemde broden van reinheid en waarheid (inceritatis et veritatis)” (1 Kor 5, 7). 

Sinceritatis herinnert ons aan de symboliek van de ongedesemde broden, die door de Joden worden gegeten bij de viering van het Pesachfeest. In de pericope 1 Kor 5, 7 gebruikt Paulus het beeld van  zuurdesem of gist om de oude toestand, de oude Wet, het oude Verbond, en vooral het oude morele gedrag in contrast te plaatsen met de bekering, het geloof in Christus en de nieuwe wijze van leven.

Er is oud en nieuw zuurdeeg. Zoals bekend doet het zuurdeeg, de gist, het deeg rijzen. Vandaar wordt gist in de H. Schrift dikwijls als symbool voor zonde en hoogmoed gebruikt. Sint Paulus geeft een andere wending aan het concept zuurdeeg en gebruikt het als beeld dat afstand neemt van hoogmoed en geen zondig gedrag meer teweeg brengt.

Vóór Paulus, keerde Jezus in zijn onderricht het beeld van het zuurdeeg reeds om en gebruikte het als een beeld van Zichzelf in termen van het Rijk Gods (vgl. Lk 13, 20-21: “Waarmee zal Ik het Rijk Gods vergelijken? Het gelijkt op gist, die een vrouw in drie maten bloem verwerkte, totdat deze in hun geheel gegist waren”). Het oude zuurdeeg zwelt op in trots terwijl het nieuwe hen, die willen leven met en in Christus, met name met een gezond moreel gedrag, doet groeien. Ook in zijn Brief aan de Galaten (5, 9) gebruikt Paulus het beeld van het zuurdeeg: “Een weinig zuurdesem is al genoeg om het hele deeg zuur te maken”, waarna een morele aansporing volgt.   

Interessant is dat de H. Thomas van Aquino in de Summa Theologiae de kwestie aan de orde stelt of het ‘paaslam’ wel of niet de voornaamste voorafbeelding of symbool van het sacrament van de H. Eucharistie is (cf. IIIª q. 73 a. 6 co.).  Hij antwoordt met hetzelfde citaat van Paulus: “Pascha nostrum immolatus est Christus. Itaque epulemur in azymis sinceritatis et veritatis”- Ons Paaslam Christus is geslacht. Laten wij daarom ons feest vieren  met het zuivere brood van reinheid en waarheid ((1 Kor 5, 5) . 
Het is dus geen verrassing een begrip als sinceritatis in een Postcommuniogebed aan te treffen, omdat het onmiddellijk doet denken aan de Bijbelse uitdrukking azymis sinceritatis, verwijzend naar het ongedesemd brood van de Joden en de aansporing tot moreel goed leven als christen.

Op het moment van de H. Communie nuttigen wij wat het ongedesemde brood van de hostie was, nu door de woorden van de priester bij de Consecratie van gedaante veranderd in het Lichaam en Bloed van Christus.

Sinceritas, echo van de woorden van St. Paulus tot de inwoners van Korinthe, heeft nu voor ons een krachtige inhoud en betekenis.  In de Postcommunio van deze zondag bidt de priester tot God de Vader door de uitstorting van de Heilige Geest en de innerlijke versterking krachtens de Werkelijke Tegenwoordigheid in onze ziel en lichaam, namens alle aanwezigen om de genade alle immoreel gedrag te vermijden en dat wat schoon, goed, zuiver en waar is (sinceritatis et veritatis in woord en daad, aan te hangen, zowel binnen de gewijde ruimte van de kerk als in ons leven van alledag. 

O v e r w e g i n g

‘Sacramentum caritatis’, Sacrament van de liefde, is de titel (inclusief de beginwoorden) die paus Benedictus XVI aan de Postsynodale apostolische Exhortatie in 2007 meegaf voor beschouwingen over de H. Eucharistie.  Deze is immers het geschenk van de zelfgave van Jezus Christus, waardoor Hij ons Gods oneindige liefde en goedheid voor iedere mens openbaart.

De zinsnede  “tuam clementiam implorantes…” in de Postcommunio van deze zondag werd vertaald met “Wij doen een beroep op uw goedheid” en dat is juist volgens de boven besproken betekenissen.

Het begrip “clementia” wordt ook gebruikt in de hymne “Iesu, nostra refectio” (1) , (Jezus, Gij zijt onze verkwikking) die als Sacramentshymne bij de Aanbidding wordt gezongen, met name in de tweede strofe die luidt


“Quæ te vicit clementia,
ut nos in hac miseria,
carne cibares propria,
imis iungens cælestia”

(Uw goedheid heeft U overgehaald
om ons in deze ellende
te voeden met Uw eigen Vlees,
aldus de hemel met het aardse verbindend).

Beide keren wordt het begrip clementia dus gebruikt in het kader van de H. Eucharistie, maar clementia verwijst ook naar de verlossingswil van de Zoon van God. Uit zuivere goedheid is de Zoon van God mens willen worden, uit zuivere goedheid wilde Hij de materie van het brood binnentreden om door ons te worden genuttigd en verteerd.

 God is oneindig goed en zijn werken zijn goed. God wenst de mensen het goede toe en bewijst hen weldaden. Zijn goedheid vloeit vooruit uit zijn liefde. Van deze liefde zegt de apostel Johannes: “God is liefde” (1 Jo 4, 8. Het is zijn Wezen liefde te zijn. De liefde van God wil zich meedelen en deelt zich o.a. mee in zijn goedheid. Hij bemint alles wat Hij geschapen heeft en bewijst alle schepselen zijn goedheid. De dieren zijn van deze goedheid niet uitgesloten: Denk aan Jezus’ woorden over de mussen, van wie geen enkele door God wordt vergeten (Mt 10, 29) of aan Psalm 103 (104) vs 21: “De leeuwenwelpen brullen om prooi en vragen hun voedsel aan God” (vert. Bronkhorst o.p.) of even verderop in vs 27: “Al deze dieren verwachten van U dat Gij ze voedt op hun tijd”.

God is goed, dat kunnen we bijna op elke pagina van de H. Schrift lezen en ook in de teksten van de liturgie. “Secundum misericordiam tuam memento mei tu, propter bonitatem tuam, Domine” (Ps 24 (25)7 -  Denk aan mij, Heer, met erbarmen en omwille van uw goedheid.

 Bijzondere goedheid bewijst God de mensen. Ons lichaam is een wonderwerk van scheppende kracht en wijsheid. Hoe knap heeft hij het toegerust: zintuigen, ledematen, de vele mogelijkheden en krachten van het lichaam. Bijna alle werktuigen die de mens heeft uitgedacht zoals zaag, hamer, beitel, vijl, maar ook de naalden  enz. zijn van de hand afgeleid.

Hoe wonderbaar is onze geest geschapen, met verstand, wil, geheugen, met welk een rijkdom aan gevoelens! Hoe dankbaar moeten we niet zijn.

Hoe doelmatig is de aarde niet ingericht als woning voor de mensen. God zorgt voor voeding, kleding, veelsoortige stenen om huizen te bouwen, en daarbij, gewassen, gras, planten, bomen, bloemen en tenslotte de rijke dierenwereld. Gods Naam is wonderbaar.

Dit alles heeft Hij voor de mensen geschapen, die Hij boven alle schepsels plaatste. En welke krachten gaf Hij de aarde nog mee: de krachten van atoom en water, van wind en electriciteit, krachten die de mens in zekere zin maar hoefde op te wekken. En de schatten in de aarde zoals steenkool, olie, gas, maar ook de edelstenen in de schoot van de aarde.

Verder de wisseling van jaargetijden, de afwisseling tussen dag en nacht met zon en maan, de verschilllende weersomstandigheden: zon, regen, wind, sneeuw. 

God heeft op schitterende wijze in de natuur voor de mensen gezorgd, maar hoeveel te meer in de bovennatuur. Hij heeft ons zijn Zoon gezonden, niet alleen als leraar, maar vooral als Verlosser, die als plaatsvervangend zoenoffer ons van zonde, dood en de heerschappij van het kwaad heeft vrijgekocht. 

Wanneer men de liefde van God wil begrijpen, moet men de Heer aan het kruis beschouwen. De H. Augustinus schreef in zijn werk De Virginitate (c. 54, n. 55) deze aangrijpende woorden: O quantum in cruce spirant amorem caput tuum, Christe, inclinatum, manus expansæ, pectus apertum! (2)

O hoe ademen van liefde uw gebogen hoofd om ons te kussen, uw uitgestrekte armen om ons te omarmen, uw geopend Hart om ons te beminnen. God kon niet meer doen dan dat Hij gedaan heeft. “Niemand heeft grotere liefde dan hij die zijn leven geeft voor de zijnen” (cf Jo 10, 11; 1 Jo 3.16)

“Zozeer heeft God de wereld liefgehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon naar de mensen zond om hen te verlossen” (Jo 3,16). 

Abraham was bereid zijn zoon aan God te offeren, maar God bespaarde het hem. Het aanbod van zíjn Eniggeboren Zoon zichzelf te offeren sloeg God niet af. Hij heeft zijn Zoon gegeven, opdat wij door Hem zouden leven.

God bemint degenen die van goede wil zijn door middels zijn genade zijn intrek bij hen te nemen: de mens wordt een tempel van God! Wij mogen erop vertrouwen dat Hij onze gebeden verhoort en onze trouw beloont. God bemint alle mensen, ook de zondaars, maar waar een hart niet ontvankelijk is, kan de liefde van God niets doen.

 Vragen we ons af of we de goedheid van God wel voldoende naar vermogen beantwoorden… Hij heeft zijn Zoon gegeven opdat wij door Hem zouden leven. Hij  heeft ons de geboden gegeven Hem te beminnen, onze naasten en ook onze vijanden.

Het antwoord op de goedheid van God kan zijn: dankbaar anderen daadwerkelijke naastenliefde bewijzen. En ook inkeer en bekering.

 

 

 

 

_____________________________

(1)    De hymne “Iesu nostra refectio” is afkomstig uit een oud Officie van Sacramentsdag, de tekst is ontleend aan een 13e eeuws Antiphonale (waarschijnlijk van de Orde der Augustijnen, Parijs) en berust in de Biblioth. Nat. te Parijs onder nr. 14816. Het Officie van Sacramentsdag (Corpus Christi) dateert echter van de 14e eeuw.

(2)    Processionale Monasticum, Solesmes 1893, 157.